Een zwangere collega vertelde me dat ze verschrikkelijk opzag tegen de bevalling. Het was haar tweede dus ze kende de pijn. En als ze eerlijk was, keek ze ook niet naar uit naar de babytijd. Het vele huilen, de gebroken nachten, aan huis gekluisterd zijn door borstvoeding. Was het allemaal maar achter de rug. Ik vroeg haar voorzichtig of ze er ooit aan had gedacht het bij één kind te laten. Ze keek me aan of ik gek was. Haar zoon enig kind blijven? Dat nooit.
Ik heb zelf geen broers en zussen, maar dat wist zij kennelijk niet. Ik vroeg haar met een strak gezicht wat er zo erg was als hij de enige zou blijven. “Dan wordt hij vast zo’n verwend jongetje. Een vriendin van me heeft één dochter. Dat merk je wel, hoor. Echt een prinsesje, gewend om altijd haar zin te krijgen.” Ze vertelde nog wat meer onhebbelijkheden van het meisje, die ze koppelde aan haar status als enig kind. Weet je dat ik ook enig kind ben?, vroeg ik toen ze klaar was met haar verhaal. Mijn collega begon een beetje te stamelen. “Oh, dat merk je echt tótáál niet.”
Steeds meer enig kinderen
Tip: roddel nooit tegen een vreemde over enig kinderen, want we zijn met steeds meer. 1 op de 11 Nederlandse kinderen heeft geen broers en zussen. Dat is twee keer zoveel als dertig jaar geleden. De vooroordelen tegen enig kinderen zijn er echter niet minder om. We zouden minder sociaal, verwend en zielig zijn. Slik, dat zijn nogal etiketten. Ik ben niet de enige die ze opgeplakt krijgt, maar ook mijn tweejarige dochtertje die waarschijnlijk nooit een broertje of zusje zal krijgen. En dus vraag ik me af: verpest ik haar als ik haar alleen laat opgroeien?
Mijn keuze om maar één kind te krijgen, is helaas niet helemaal vrijwillig. Zwanger worden ging bij mij niet gemakkelijk. Toen ik uiteindelijk toch in verwachting raakte door IVF, was ik niet alleen ontzettend gelukkig dat we een kindje kregen, maar ook dolblij dat ik weer verder kon met mijn leven. Ik was zo vreselijk klaar met een leven dat leek te draaien rondom mijn menstruatiecyclus. Ik zie er dan ook erg tegenop om weer opnieuw in dit situatie verzeild te raken. Terwijl het nog maar de vraag is of ik wéér zwanger wordt. Ik heb er vrede mee als het bij één kindje blijft en mijn lief denkt er gelukkig net zo over. Maar mijn dochtertje heeft niets te kiezen.
Ik vraag Jacqueline van Swet, die het boek ‘Enig kind’ schreef, of er kern van waarheid zit in de vooroordelen over enig kinderen. Ze stelt me direct gerust: “Enig kind zijn hoeft helemaal geen handicap te zijn voor nu en later.” De orthopedagoog interviewde vele kinderen en hun ouders en dook in het wetenschappelijk onderzoek. Veel van de negatieve stereotypen zijn wetenschappelijk onderzocht maar worden volgens haar niet bevestigd.
Doorzettingsvermogen
Zo concludeerden twee Amerikaanse wetenschappers na het vergelijken van 141 onderzoeken dat enig kinderen even sociaal, volwassen, dominant, tevreden en populair zijn als kinderen met broers of zussen. Dat is niet zo gek. Dat een kind opgroeit zonder broers of zussen is slechts een van de vele factoren die van invloed is op zijn karakter. Als er al verschillen zijn, vallen die vooral in ons voordeel uit. Ze scoren we in wetenschappelijke onderzoeken beter op intelligentie en doorzettingsvermogen. Dat zou kunnen komen omdat ouders van enig kinderen meer gericht zijn op prestatie, maar ook doordat ze meer tijd hebben hun kinderen te helpen bij hun huiswerk.
Een ander onderzoek maakt korte metten met het idee dat enig kinderen zielig zijn. Amerikaanse onderzoekers interviewden twintigers die waren opgegroeid als enig kind. Het grootste deel had zich als kind niet eenzaam gevoeld. Ik ook niet. Ik genoot als kind vooral van alle voordelen: de onverdeelde aandacht van mijn ouders, een slaapkamer voor mij alleen en vriendinnetjes die mee op vakantie mochten. Ik zat helemaal niet te wachten op een indringer met wie ik mijn alleenrijk zou moeten delen.
“Kun je aan mij merken dat ik enig kind ben?”, vraag ik mijn lief. “Ik vind je niet verwend”, zegt de schat. “Maar je bent wel beschermd opgevoed. En je kan slecht tegen ruzies, al twijfel ik dat dat is omdat je enig kind bent.” Mijn ouders, die allebei wel opgroeiden in grotere gezinnen, zijn inderdaad nogal conflict mijdend. De lieve vrede bewaren, werd en wordt bij ons thuis als een deugd gezien. Ik vraag me dus of ik wel een goede ruziemaker was geweest als ik vroeger had kunnen bekvechten met een broer of zus.
Waarom dan toch die vooroordelen? Volgens Van Swet heeft de negatieve kijk op enig kinderen een lange historie. Meer dan honderd jaar geleden noemde de gezaghebbende Amerikaanse psycholoog Stanley Hall enig kind zijn zelfs een ziekte. De heersende opvatting was tot ver in de vorige eeuw dat enig kinderen meer gedragsproblemen hebben, minder goed kunnen leren en weinig sociaal zijn. Achteraf lijkt het erop dat dat negatieve beeld uit die tijd vooral voortkwam uit de vrees dat de mensheid niet in stand blijft als iedereen maar één kind neemt.
Sociale handicap
Die vooroordelen blijken hardnekkig. “Bijna alle ouders die ik heb geïnterviewd vertelden over negatieve reacties uit hun omgeving. Omdat een gezin met twee kinderen nog altijd de norm is, beschouwen sommigen één kind als niet normaal en incompleet”, vertelt de orthopedagoog. Het hebben van een enig kind lijkt dus een grotere sociale handicap, dan er eentje zijn.
Zelfstandig pedagoog Ingeborg Dijkstra merkt dat ouders van enig kinderen door die negatieve stereotypen soms juist naar de andere kant doorslaan. “Zij zijn zich juist vaak heel bewust dat ze hun kind niet moeten verwennen. Sommige gaan daar echter zo krampachtig mee om dat ze zichtzelf, en daarmee ook hun kind, in de weg zitten. Ik raad hen juist aan de teugels wat te laten vieren.”
Dat advies knoop ik goed in mijn oren, want ook ik ben bang dat ons meisje een ‘typisch’ enig kind wordt. Ik vraag Dijkstra hoe ik voorkom dat ze een verwend nest wordt, zonder naar een Spartaanse opvoeding door te slaan. “Natuurlijk moet je je kind niet iedere week een nieuwe iPad geven. Maar ik vind ‘toegeeflijk zijn’ een nog veel schadelijkere manier van verwennen. Sommige ouders reageren op iedere kick die een kind geeft met een snoepje of een aai over de bol. Maar het is juist als een kind soms boos is of moet huilen. Daardoor leert hij ook met zijn emoties omgaan.” Dijkstra benadrukt dat ouders van grotere gezinnen net zo goed in deze valkuil trappen.
Ze heeft nog wel een specifieke tip voor ouders van één koter. “Iedere vader en moeder worstelt met opvoedingsvragen, maar voor ouders van een enig kind kan het lastig zijn dat ze geen vergelijkingsmateriaal hebben. Het kan fijn zijn om wat vaker te sparren met goede vriendin, buurvrouw of zus. Niet om opvoedingsles te krijgen, maar voor een referentiekader. Bijvoorbeeld als je twijfelt of je je negenjarige zoontje een alleen thuis kan laten.”
Speeldates organiseren
Het zal een uitdaging blijven me niet te laten beïnvloeden door alle vooroordelen. Als ik mee ga in de vrees dat mijn kind sneller een verwend nest wordt, loop ik het risico dat ik haar veel te streng opvoed. Als ik me laat meeslepen door de angst dat ze eenzaam wordt, ga ik misschien wel tot vervelens toe speeldates voor haar organiseren. Met als risico dat ik haar te weinig vrij laat. Oja, en ik moet ook niet de neuroot gaan uithangen.
Maar bovenal mogen de vooroordelen er nooit toe leiden dat we dan toch maar voor een tweede gaan. Als ons dochtertje nog een broertje of zusje krijgt, is dat omdat we zo graag een kind willen en al het gedoe er weer voor over hebben. Niet om te voorkomen dat ons eerste kind alleen blijft.
Dit artikel verscheen eerder in de Fabulous Mama & Family van januari/februari 2017