De hoofdpersoon van Paaz, een boek over een opname op een psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis (‘paaz’), wil voornamelijk dood. Rienstra, koningin van de tragikomische typetjes, kan daar wel mee uit de voeten. Ze houdt van de zelfspot in het boek en snijdt tegelijkertijd graag een cruciaal onderwerp aan. Haar laatste show, Drukt haar snor, ging over het vreemde terrein waarop Yora zich destijds in haar privéleven begaf: haar vriendin werd moeder van een zoontje. Het betekende een nieuwe ‘rol’ waar ze aan moest wennen, een rol waar in haar woorden geen ‘reisgids’ voor bestond.
In je laatste show Drukt haar snor had je het over je vadergevoelens. Je zoontje is inmiddels vier. Zijn die vadergevoelens er nog?
‘Soms nog wel. De meeste moeders blijven lekker op het schoolplein staan beppen als ze hun kind hebben weggebracht. Ik denk vooral: “Ik moet weer aan het werk.” Ik sta ook vaak in het rijtje “vaders in auto’s” te wachten, terwijl ik om de hoek woon. En ik ben ook wel van de hamers en schroeven. Vlak voor de geboorte van mijn zoon stond ik net als mannelijke vrienden die ook een kind in aantocht hadden als een bezetene die commode in elkaar te timmeren.’
Is het emanciperend dat jij jezelf neerzet als vader?
‘Nee, totaal niet! Ik ben ook eigenlijk niet zo van het hokjesdenken. Toch verlangde ik naar een duidelijke rol toen mijn zoon geboren werd en herkende ik me meer in die van vader. Maar misschien wilde ik me gewoon in “iets” herkennen. Je ziet in het dagelijks leven geen kinderboekjes of reclames waar een medemoeder in voorkomt, het is altijd papa en mama.
De periode voor de geboorte was een hele gekke; vier jaar geleden kon je als medemoeder je kind namelijk niet erkennen. Om gelijke rechten te krijgen, zoals biologische ouders dat ook hebben, moest ik mijn zoon na z’n geboorte adopteren. Tegenwoordig kan dat erkennen wel gewoon en zijn er zelfs plannen om kinderen met bijvoorbeeld twee moeders en twee vaders ook allemaal gelijke rechten te geven. Dat vind ik een goeie ontwikkeling, want je wil toch ook dat je kind recht heeft op jouw erfenis en dat je er als ouder bij mag zijn als je kind op de intensive care ligt.’
Nu ga je in de toneelvoorstelling Paaz spelen. Put je daarbij net als in je shows ook op de een of andere manier uit je eigen leven?
‘Ik vind het onderscheid tussen cabaret en toneel niet zo groot. Je staat als cabaretier ook niet als jezelf op het podium, maar altijd als een uitvergroting van jezelf, een cabaretesk alter ego. Wat het nu anders maakt is dat er een script ligt dat ik niet zelf heb geschreven. Ik probeer zo dicht mogelijk in de buurt te komen van de hoofdpersoon. Mijn hoop is dat mensen na afloop van de voorstelling zullen vragen hoe het nou met mijn depressie is.’
Ter voorbereiding ben je 24 uur lang op een psychiatrische afdeling van een ziekenhuis geweest.
‘Ik was heel nieuwsgierig, omdat het hele boek zich op zo’n plek afspeelt. En ik vond het vrij pittig, kan ik je vertellen. Je ziet daar heel duidelijk de grens tussen even in een dipje zitten, zoals we allemaal wel eens hebben, en er echt slecht aan toe zijn. Eén patiënt was even vergeten dat ik daar als actrice was en vroeg wat mijn manco was. Toen ik haar uitlegde wat ik daar deed, moest ik zo lachen om haar commentaar: “Oh, ik dacht al, je hebt zo’n vrolijk hoofd.” Er wordt echt ook wel gelachen en is er veel zelfspot. Maar aan de lunchtafel geen gezellig geklets. Het genezingsproces is echt een dagtaak.’
Hoe vonden ze het dat jij daar was?
‘Veel mensen snakken naar openheid over hun situatie. Als je je arm gebroken hebt, sturen mensen een kaartje of komen langs, maar bij een psychische aandoening krijg je goedbedoeld advies als: “Kop op en ga lekker sporten.” Dat gaat me aan het hart. Er zijn bovendien veel meer mensen zijn die er last van hebben dan je denkt. En ook mensen zoals jij en ik. Maar als iemand “slecht” antwoordt op de bekende hee-hoe-gaat-’ie-vraag, vragen mensen meestal niet verder. Dan krijg je meestal toch een “Nou, het gaat vast snel beter hè? Zie je gauw weer, toedeloedie.”’
Is depressie bekend terrein voor je?
‘Op de paaz zag ik bij sommige patiënten de blik in de ogen van mijn oma terug. Mijn oma was manisch-depressief en ik ben als kind wel eens meegenomen toen ze was opgenomen in de kliniek. Aan haar heb ik gezien hoe moeilijk het is om met zo’n ziekte om te gaan. Als zij manisch was, was ze heel geestig. Maar de medicatie die mijn opa aan haar moest geven flikkerde ze, zodra hij zich omdraaide, vrolijk in de plantenbak. Die planten stonden er altijd heel goed bij, zullen we maar zeggen.’
Heb je nog dingen bij schrijfster Myrthe van der Meer gecheckt voor je ging spelen?
‘Nee. Ik heb haar wel gesproken, maar haar niet echt uitgehoord over het boek; ze heeft er tenslotte al meer dan 300 pagina’s over geschreven. Ik vind het echt ongelofelijk dat zij zo’n boek heeft kunnen schrijven terwijl ze opgenomen was, zo analytisch naar zichzelf heeft kunnen kijken. Maar ik geef mijn eigen interpretatie van haar personage. En soms wil je ook niet weten hoe iemands leven is verder gelopen. Ik hoorde zes jaar geleden dat Christiane F., die op jonge leeftijd junk en prostituee werd en daar een boek over schreef dat ik als tiener stukgelezen heb, weer helemaal aan de drugs is geraakt. Ik baal dat ik dat nu weet. Net zoals dat Alan Carr weer is gaan roken.’
’Hoe is de productiemaatschappij van Paaz bij jou terechtgekomen?
‘Net toen ik had besloten een jaar geen cabaretshow te doen en mijn horizon een beetje te verbreden, kreeg ik een mailtje dat ze op zoek waren naar een actrice voor Paaz. Volgens mij kwamen ze bij mij uit omdat ze dit boek, met een serieus thema, wel voor zich zagen met een licht iemand als vertolker. Met humor krijg je een tegenkleur zonder dat het een clowneske vertoning hoeft te worden. Ik hou wel van het tragikomische.
Wat trok je aan in het boek?
‘Ik vind de manier waarop het geschreven is interessant; ik krijg daardoor een inkijkje in wat er zich in haar hoofd afspeelde. Wat ook goed is aan het boek, is dat het laat zien hoe je er achter kan komen dat niet iedereen hetzelfde denkt als jij. Dat bepaalde gewoontes en gedachtes helemaal niet zo gewoon zijn voor anderen.’
Is dat herkenbaar?
‘Ja. Ik dacht bijvoorbeeld dat iedereen het fijn vindt om alleen te zijn. In relaties wil ik graag met iemand in één ruimte zijn, maar ik vind het ook heerlijk als de ander even zijn mond houdt. Dat blijkt dus niet iedereen te hebben. Daar moest ik ook achter komen. Hierdoor dacht ik lang dat ik nooit een relatie kon hebben. Dat bleek wel te kunnen. Met een vrouw.’
Hoe hou je dit verhaal een beetje licht?
‘Belangrijk is dat de hoofdpersoon in het boek echt zelfspot heeft. Ze heeft een ironische houding ten opzichte van haar omgeving en de figuren om haar heen. Uit mijn cabaretwerk kan ik mijn komische inslag en speelsheid goed gebruiken, al zal ik er in deze toneelmonoloog aan moeten wennen dat ik zonder piano op het toneel sta en niet even tussendoor een liedje kan zingen. Bij cabaret gaat het heel erg om de lach, als mensen in de zaal niet één keer gegrinnikt hebben, heb je iets niet goed gedaan. Nu is de lach niet het uitgangspunt, hier voel je concentratie. Als het verstilt, dan weet je dat het binnenkomt.’
Wil je dat ook bij je werk voor Rambam, dat iets binnen komt?
‘Ja. We zijn geen Zembla, maar willen iets waar we echt boos over zijn op een ludieke manier aan de kaak te stellen. We zijn een stel jonge honden met een gevoel voor urgentie en elke uitzending moet iets teweeg brengen; als er Kamervragen worden gesteld dan hebben we het goed gedaan.’
Welk onderwerp gaat je dan aan het hart?
‘De uitzending over kindermarketing vond ik tof. Toen zijn we met verborgen camera’s op een congres terechtgekomen waar ze regels verzinnen rondom kindermarketing. Na een paar minuten op het podium hadden ze pas door dat wij geen lid van hun vereniging waren; toen hadden wij onze hele speech al gegeven. Na onze uitzending werden de regels rondom kindermarketing aangescherpt. Of de uitzending over de absurditeit van vrijwilligerswerk in het buitenland. Wij vinden het normaal om Afrikaanse wezen te belasten met jongeren die in hun gap year die even goed werk komen doen. Maar toen wij hier op scholen vroegen of ze Afrikaanse jongeren als vrijwilliger mee wilden laten draaien, bleek ineens hoe absurd dat is.’
Doe je niet veel te veel verschillende dingen tegelijk?
‘Dat vind ik zo’n onzin en zo ontzettend Nederlands. Justin Timberlake zingt, danst, acteert en is grappig. Linda de Mol doet alles, Paul de Leeuw ook. Waarom is het nodig iemand in een hokje te plaatsen? Pas wanneer ik iets totaal anders ga doen, zoals het NOS Journaal presenteren, mag je me hier wel eens een keer op aanspreken.’
Yora Rienstra
-werd geboren op 6 maart 1981.
-speelde op haar zestiende voor het eerst cabaret met Brigitte Kaandorp tijdens een improvisatie-avond in de Engelenbak. Het ging over een tampon en ze won een T-shirt.
-werd afgewezen aan de Amsterdamse toneelschool en vertrok toen naar Denemarken om de filmacademie te doen. Daar ontdekte ze dat ze wilde acteren en dat ze op vrouwen valt.
-werd het jaar erop alsnog aangenomen op de Amsterdamse Kleinkunstacademie.
-maakte drie soloprogramma’s: Aan jou heeft het niet gelegen, We maken er wat van en Drukt haar snor.
-bij de eerste show reikte Brigitte Kaandorp het eerste exemplaar van haar cd uit.
-won in 2009 de jury- én de publieksprijs bij het Wim Sonneveldconcours.
-kreeg in 2012 haar zoontje.
-had in 2015 elke zondagavond haar radioprogramma Ha! Die Yora en was daarna samen met Sander de Heer elke zaterdag- en zondagmiddag te horen bij Yora en Sander op radio 2.
-is presentatrice bij Rambam.
-speelt momenteel in de solovoorstelling Paaz, naar het boek van Myrthe van der Meer.