Leeuwarden is dit jaar culturele hoofdstad, onder de naam Leeuwarden-Fryslân 2018. Slauerhoff maakt als beroemde Leeuwarder integraal deel uit van het Europese project. De Friezen gaven er vorm aan met een theaterstuk, een expositie en op 5 oktober jongstleden de ‘Slauerhoff Lezing’. Op de sterfdatum van de grote dichter vindt deze lezing ieder jaar plaats in cultureel podium ‘Dorpskerk Huizum’. Niet voor niets: op de kleine begraafplaats bij de dorpskerk bevindt zich het graf van Slauerhoff.
Als spreker koos curator Peter de Haan dit jaar welbewust voor Arne Zuidhoek, maritiem schrijver en beeldend kunstenaar. Ooit begon Zuidhoek (1941) als zeeman; aanvankelijk drie jaar in de koopvaardij, later twee jaar bij de marine.
Zuidhoek: ‘Met niets dan een kansloos ULO-diploma op zak was ik op een kantoor beland. Dat was niets voor mij. Daarom ben ik gaan varen. Na mijn tijd bij de marine vond ik mezelf eigenlijk te oud om nog als matroos onder de gage te gaan werken. Toen ben ik maar kunstenaar geworden.
Als je stopt met varen, ik weet het niet, dan ben je eigenlijk een beetje vreemd. Aan de wal heb je niet veel aan de kennis die je op zee hebt opgedaan. In de jaren zestig schreef ik als journalist over beatmuziek. In 1971 zaten we in Spanje, op de vlucht voor de koude Hollandse winters. We kochten daar een oude schoener en gingen varen met passagiers. Pioniers van de chartervaart waren we. Tot 1978 hebben we dat gedaan.’
Intussen werkte Zuidhoek aan zijn oeuvre als kunstenaar. Sprookjes, legenden en de zee werden zijn specialiteit, in tekst en in beeld. Hij heeft inmiddels zo’n 75 boeken op zijn naam staan. Twee ervan wijdde hij aan Slauerhoff: ‘Te varen naar het eiland van geluk’ en ‘Een reis’.
Zuidhoek is een zeventiger die vrij en ontspannen in het leven lijkt te staan. Af en toe komt hij zelfs olijk over. Hij neemt zijn verhaal over het leven van Slauerhoff desondanks serieus, met duidelijke standpunten over de beroemde dichtende scheepsarts.
Een dichter met kloten
‘Wim Hazeu, de biograaf van Slauerhoff, bracht de schrijver onder mijn aandacht nadat hij mijn uitgever werd. Slauerhoff had gekozen voor het beroep van scheepsarts, want hij verlangde intens naar ‘zinnelijke belevingen’. Avontuur met een grote A. Een maand na het behalen van zijn doktersbul had hij al aangemonsterd als scheepsofficier. Hoewel, de enige patiënt was hij vaak zelf. Al op zijn eerste reis kreeg hij maagbloedingen en astma-aanvallen. Hij had zijn hele leven last van een zwakke gezondheid. Misschien spiegelde hij zich daarom aan andere ziekelijke dichters, zoals Verlaine, Baudelaire, Rimbaud, Shelley, Keats. Hij deelde hun maladie des poètes. En het leidde waarschijnlijk tot zijn fascinatie met codeïne, morfine en andere opiumhoudende middelen – logisch dat hij daar in zijn jaren om de Oost tegenaan liep.
Slauerhoff is voor mij de enige dichter met kloten. Wat hij naliet heeft een extra dimensie. Hij is een monument in de literatuur, dat je ondergaat, dat je bewust maakt dat je leeft. Hij zag zichzelf als de ontembare zwerver. Als hij eenmaal ergens was aangekomen, dan wilde hij weer weg. ‘Stoommonsters, zwarte schepen, een reis vol verschrikkingen met een verweerde brik, aan het eind misschien het eiland van geluk.’
Huisarts op Vlieland
Slauerhoff werkte enkele jaren als huisarts op Vlieland. In zijn jeugd had hij er gekuurd voor zijn astma. Het waren gelukkige tijden geweest en hij zag de kleine gemeenschap als een metafoor van het ‘eiland van geluk’.
‘Zo werkte het echter niet. Zijn verkering wilde zich niet begraven op een eiland. Aan de verhouding kwam een eind en in zijn wanhoop trok Slauerhoff weer naar het Verre Oosten. Hij monsterde aan op een koelieboot, als verdoemde poëet. Aan boord van een koopvaardijschip had je destijds twee écht eenzame mensen: dat waren de kapitein en het bakzeuntje – nog veel meer dan de scheepsarts. Nee, het varen voldeed niet werkelijk aan de verlangens van de zwerver. De reder bepaalde de koers. Tegen beter weten in volhardde Slauerhoff in zijn zwerversbestaan.’
Tijdens een reis naar Zuid-Afrika kreeg Slauerhoff malaria. In oktober 1936, drie maanden na de publicatie van zijn laatste dichtbundel ‘Een eerlijk zeemansgraf’, stierf hij in rusthuis ‘Villa Carla’ te Hilversum.
Dit artikel verscheen eerder in oktober 2018, in het maritieme weekblad ‘Schuttevaer’.