‘Nou, niet iedereen weet waar we wonen, hoor’, wierp ik voorzichtig tegen. ‘Hmpppffff’, kreeg ik terug. Daarna was het weer een paar uur lang alleen maar beeld en geen geluid. Ik ken het zo langzamerhand. Zij ook, ze kent het van me. Ik kan mijn mond nooit houden. Mijn moeder wist het ook. Al toen ik een jaar of 12 was zei ze ‘jouw rechtvaardigheidsgevoel is prachtig, maar het zal je ook de nodige problemen brengen’. Toen wist ik nog niet zo goed wat ze bedoelde, inmiddels wel. Kijk, als je lekker meedoet in de maatschappij en je houdt op gezette tijden je mond, of je kijkt even de andere kant op, dan kun je een eind komen. Als je altijd de mantel der liefde uit de kast haalt en over zaken gooit die niet door de beugel kunnen, dan creëer je geen vijanden. Als je op het juiste moment de juiste mensen stroop om de mond smeert, dan word je door hen in het zadel geholpen. In een nieuwe baan bijvoorbeeld. Als je geen aanstoot neemt aan mensen die anderen besodemieteren, die een loopje nemen met het recht, of erger nog, een ander bedreigen of zelfs kwaad (laten) doen, dan leid je een heerlijk rustig, onbezorgd leven. Je doet je ding, wordt gewaardeerd en in veel gevallen word je er ook nog voor beloond. Zo werkt het, kijk maar om je heen.
Maar wat nou als je dat niet kunt? Als je niet weg kunt kijken? Als je niet weet waar de mantel der liefde hangt? Als je gewoon niet kúnt slijmen? Als je je wél ergert aan misstanden en misdaden en vindt dat je daar iets van moet zeggen, of in mijn geval, iets over moet schrijven? Dan moet je dus maar journalist worden, of columnist. Dan doe je er iets mee, voor jezelf, maar ook in het algemeen belang. Tenminste, dat houd ik mezelf graag voor. Toen ik dagelijks voor de Amigoe schreef, nam ik ook geen blad voor mijn mond. En ook toen was mijn vrouw er niet altijd blij mee. De directeur wel, die haalde immer een beroemde quote aan: News is what somebody does not want you to print. All the rest is advertising. En alhoewel hij bepaald niet vies is van advertenties (logisch, de krant leeft ervan), hij houd er wél altijd aan vast, ook al is het een groot bedrijf en dus (potentiële) adverteerder dat in zijn krant in opspraak komt. Dat mag ik wel.
Eerlijkheid, je creëert er vijanden mee, maar ook vrienden, échte vrienden. Nou heb ook ik niet graag vijanden, maar desondanks blijf ik volharden in wat ik doe, ook al levert dat me in veel gevallen geen open doekjes op. Weet je waarom? Omdat ik geen vijand van mezelf wil zijn. Ik moet mezelf elke morgen in de spiegel aan kunnen kijken en zeggen ‘Jeroen, je hebt het hart op de juiste plaats’.
Mijn vrouw en een aantal vrienden zeggen dat het dom is, omdat ik mezelf daarmee in de vingers snijdt. Ook in Nederland houden ze namelijk niet van al te kritische geesten. Het is overal hetzelfde. ‘Je hebt één van de rijkste mannen van Curaçao tegen je in het harnas gejaagd’, zegt een vriend regelmatig tegen me. Het klinkt steeds als een verwijt. Ik haal dan altijd mijn schouders op. Maakt me niet uit. Recht is recht en krom is krom. Hoe je er ook uit ziet, waar je ook in gelooft of hoe rijk je ook bent, als je iets flikt dat niet door de beugel kan, dan schrijf ik erover. En als dat betekent dat ik daardoor minder kansen krijg in de maatschappij, soit.
Als mijn vrouw dit stukje straks leest, zal ze weer met haar hoofd schudden. Ze zal opnieuw vinden dat ik mezelf in de problemen breng door mijn eerlijkheid. Mijn grenzeloze, naïeve eerlijkheid. Maar ik weet dat ze juist vanwege die eigenschap ook zoveel van me houdt. Dat is dan wel weer lief, hè.