Nadat ik er vijf jaar wél had gewoond, wilde ik terug naar Nederland. Curaçao had me niet gebracht wat ik ervan gehoopt had. In Nederland was alles beter, wist ik zeker. En dus verhuurden we ons huis en pakten wat koffers in met kleren en persoonlijke zaken. De rest bleef achter op Curaçao, heel bewust, ergens.
Vrienden in Nederland zeiden vaak tegen me ‘verkoop je huis, dan kun je hier een mooie start maken!’ Maar ik had al eens alle schepen achter me verbrand en een piepklein stemmetje, diep in mijn achterhoofd, zei me: ‘doe het niet Jeroen, doe het niet’. Alsof ik mijn vrouw ooit zover had kunnen krijgen om haar ouderlijk huis te verkopen, ha! Ik heb het ook nooit geopperd. Zo vlogen we op 20 augustus vorig jaar terug naar Nederland, een ervaring rijker, een illusie armer. Of?
De eerlijkheid gebiedt me namelijk te zeggen dat hoe dichter we bij het vertrek naar Nederland kwamen, hoe meer twijfels ik kreeg. Ik ben achteraf blij dat ik ze heb uitgesproken tegen mijn vrouw, die – zoals je je kunt voorstellen – bepaald not amused was met mijn ontboezeming. Dat begreep ik wel. Ik had me al zó lang sterk gemaakt voor een terugkeer naar Nederland dat het ronduit belachelijk was dat ik ineens twijfels kreeg. Maar toch, ze waren er, die twijfels.
Nu, een slordige vijf maanden later, ben ik weer die ik was. Wederom een ervaring rijker, opnieuw een illusie armer. En beklijven de goede dingen van Curaçao. Zoals ons fijne huis in ons heerlijke dorp Boca Samí. Ik weet het nu: ik ben een Saminero geworden. Zeker is ook, we keren terug. Vraag is alleen nog even wanneer. ‘Het vrouwtje’ – die ik welhaast moest ontvoeren terug naar Nederland – ze moet nog óm. En mijn zoontje, hij heeft het enorm naar zijn zin terug in Brabant, staat ook niet te springen.
Dat snap ik. Hij heeft hier een ongekende vrijheid. Maar juist die vrijheid doet hem geen goed. Vind ik. Hij wordt een beetje té vrij, als u snapt wat ik bedoel. Zijn zucht naar die vrijheid wordt tevens gevoed door de intredende puberteit. Daar ben ik me terdege van bewust. Maar toch, het is mij een beetje té vrij allemaal. Ik verlies de controle over hem en dat is geen goede zaak. Niet voor mij, maar zeker niet voor hem. Alleen beseft hij dat zelf natuurlijk niet. Logisch.
Ik heb het hem van de week nog gezegd: ‘Luister jongen, wij zijn jouw ouders, wij moeten je leren voor jezelf te zorgen. Je te leren vliegen zodat je straks niet direct crasht als je uitvliegt. Dat heet opvoeden. En dat het opvoeden niet altijd in jouw straatje past, dat is prima, maar daar heb ik even geen boodschap aan. Geloof me, straks ben je me dankbaar’.
Weet je wat het is? Ik hoorde ouders op Curaçao altijd klagen over het feit dat ze hun kinderen overal naar toe moeten brengen, én ook weer ophalen. Nou vond ik dat nooit zo’n probleem, al had ik er niet heel veel zin in om mijn zoontje om vijf uur in pak ‘m beet Jan Thiel te gaan ophalen na een middagje spelen. Nu ken ik de goede kanten van dat verhaal. Door al dat wegbrengen en ophalen heb je wél veel contact met je kind. Veel plezier ook samen. En dus ook veel invloed. Dat zijn zaken die goed van pas komen bij het opvoeden; contact, plezier, invloed.
Nu wordt daaraan getornd en dat voelt niet goed. Ik krijg dat in Nederland niet uitgelegd, dus daarom schrijf ik het maar even aan u. U begrijpt dat.