Het begin van Hendrik Marsmans gedicht ‘Herinnering aan Holland’ kent vrijwel iedereen. Al is het maar omdat het is afgedrukt op T-shirts, toegeëigend door een televisieprogramma van omroep Max en zelfs in steen uitgehouwen op een dijk langs de Lek.
Marsman dacht bij deze woorden in 1936 vooral aan de fragiele relatie van de Nederlanders met het water. Maar welke gedachten en beelden komen bij nieuwe Nederlanders naar boven als ze denken aan ons land anno nu? Die vraag stelden we aan drie schrijvende nieuwkomers Ishmail Kamara (Sierra Leone), Saadat Mousavi (Afghanistan) en Huda Al-Attas (Jemen).
Ik ben geboren onder een mistige hemel in een traditioneel en religieus gezin in het noorden van Afghanistan. Tijdens mijn geboorte regende het in ons dorp Russische kogels en bood zelfs de zon, die vermoeid en gewond was, geen warmte. Iedereen in het dorp droeg een kleed van angst. Armoede, oorlog en huiselijk geweld vormden de driehoek van ons leven. Wanneer ik in mijn huidige woonplaats Almere langs de waterkant wandel, zitten die donkere begindagen nog altijd in mijn achterhoofd. Toen ik in mijn jeugd ging studeren aan de Faculteit der Economische Wetenschappen in Kaboel, verdiepte ik me in plaats van in economische vergelijkingen in literatuur, en hield ik me bezig met filosofie en poëzie. Mijn kleine bibliotheek stond vol met boeken uit het Westen. Ik herinner me dat de Ethica van Baruch Spinoza in een bruine band rechts op mijn boekenplank stond. Als ik tegenwoordig in het land van Spinoza met vrienden door de straten van Amsterdam loop, vertel ik ze dat oorlog de rijkdom van mensen waardeloos maakt en vernietigt. Mijn enige rijkdom in Afghanistan waren mijn boeken. Het was het enige bezit dat ik mee had willen nemen. Ik weet niet wat er met mijn boeken is gebeurd, misschien zijn ze verbrand of in de prullenbak gegooid.
De Zeeuwse kust
Na mijn vlucht uit Afghanistan kwam ik terecht in het noorden van Nederland. De eerste dagen en maanden was ik verrast door de prachtige natuur en door de lange mensen met hun harten vol liefde. Ik staarde naar mannen vol energie en naar meisjes met goudkleurig haar, en dacht dat dit haast wel de gelukkigste mensen ter wereld moesten zijn. Zelf was ik vaak moe en onrustig. Ik voelde mij de meest trieste man op aarde! Wie wilde mij zijn glimlach lenen?
Ik sluit mijn ogen en dompel me onder in de natuur en de schoonheid van Nederland. Ik droom dat ik samen met mijn Nederlandse vriend Bert in een boot voor de Zeeuwse kust dobber, kijkend naar het maanlicht en naar de vissers. Het water, dat de zachtste bron van gedachten is, trekt langzaam terug, en de boot komt vast te zitten in de modder. Het water is weg, maar ik begrijp niet waar het heen is gegaan. Ik verkeer in een staat tussen slaap en waakzaamheid.
Gewenning
In mijn droom keert het water terug. Om vijf uur ’s ochtends vertrekken we naar Ameland. Soms ben ik bang voor het water en de ritmische bewegingen van de boot, maar ik vertrouw op Berts blauwe ogen en op zijn oude boot. Hij is een man van de zee die me kennis laat maken met de rusteloze golven. Dagen en nachten gaan voorbij.
Tijdens de tochten met Bert leerde ik de Nederlandse omgeving en het eten hier beter kennen. Het was vreemd voor mij om na het eten koffie te drinken, om varkensvlees te eten, aardappelen met groenten te combineren en zoveel kaas te eten. Maar de tijd verstreek en ik raakte eraan gewend.
Miljoenen staatlozen
Pas toen ik de roman ‘Exit West’ las, het meesterwerk van de Pakistaans-Britse auteur Mohsin Hamid, begreep ik beter hoe immigratie en integratie een persoon transformeren. Hoe negatieve gevoelens langzaam veranderen in positieve energie en hoe inheemse volken vreedzaam gaan samenleven met niet-inheemse volkeren. Ik denk dat migratie gemeengoed aan het worden is en dat het concept van autochtonen en allochtonen zijn oude betekenis aan het verliezen is. De 65 miljoen staatlozen in de wereld die zijn gemigreerd als gevolg van lokale en mondiale crises, hebben een nieuwe smaak aan de wereldcultuur toegevoegd. Een immigrant doorloopt een moeilijk pad, maar wordt een nieuw persoon die uitdagingen en stress omzet in kansen. We winnen niets totdat we iets verliezen, zo werkt het proces van menselijke evolutie.
Verloren dagen
Als ik aan mijn toekomst in Nederland denk, ligt mijn mentale en emotionele focus op het leren kennen van de samenleving. Ik sta mezelf niet toe om te oordelen, want ik weet dat zonder diepgaande kennis elk oordeel vermengd is met fouten. In de bibliotheek van Almere is de sfeer heel gemoedelijk. Jongens en meisjes lezen samen boeken, soms zie ik stelletjes elkaar liefdevol zoenen. Als ik die scènes zie, moet ik denken aan de dagen van mijn jeugd. Het maakt me verdrietig. Waarom heb ik al die jaren alleen de donkere helft van het leven gezien? Waarom heb ik met zoveel pijn en verdriet geleefd?
Na drieëndertig jaar zie ik dat de wereld mooiere en openere gezichten heeft, die mij al die jaren werden onthouden. Ik mocht nooit met meisjes op dezelfde school studeren, nooit met meisjes aan dezelfde tafel eten of met meisjes spelen. Heb ik niet het recht om verdrietig te zijn om de verloren dagen, om het verloren leven? Wij, de kinderen van Adam en Eva, kennen elkaar nog steeds niet. Ik fluister dit gedicht van Gibran Kahlil Gibran:
Mijn lente, waar ben je?
Waar verspreid je je parfum?
Waar stap je?
En in welke lucht steek je je hoofd op
om je hart te openen?
Ah, mijn eerste lentebloem,
waar ben je geweest?
Kom je ooit bij me terug?
Dan doen we onze rusteloze ademhalingen opnieuw
Zullen ze naar de hemel stijgen?
O lente
mijn lente
Vertel me, waar ben je?
Op sommige dagen drink ik in mijn kleine appartement een glas rode wijn en luister ik naar het prachtige lied ‘Jij bent de liefde’ van de mooie jonge zangeres Maan. Dan ga ik naar de gedichten van Omar Khayyam, die poëzie schreef ter ere van geluk, wijn en leven in het moment, en lees ik dit kwatrijn van Khayyam hardop voor:
Voort gaat de nachtelijke karavaan….
Benut de korte rust u toegestaan!….
Maal, schenker, niet om ’t morgen uwer klanten.
Reik ons den wijn; want reeds verbleekt de maan.*
Door de klank van mijn eigen stem en de poëzie van Khayyam merk ik dat mijn naakte ziel zich beetje bij beetje vermenigvuldigt. Als een vogel vlieg ik voorbij ruimte en tijd. Ik zie mijzelf in de toekomst, op Nederlandse universiteiten, in bioscopen en bij verenigingen waar liefhebbers van poëzie en muziek elkaar ontmoeten. Ik zie mezelf wandelend langs de straten van Amsterdam, met een oosters hart en een westerse geest. Ik hoop dat ik, door te schrijven en niet op te geven, bittere ervaringen en pijnlijke herinneringen uit het verleden kan omzetten in een redenerende en bevrijdende energie, zodat ik meer kaarsen kan aansteken op de weg van het leven. Zal Nederland mij de komende jaren omarmen zoals het dat nu doet? Ik hoop het.
*Het kwatrijn van Omar Khayyam (1048-1131) is een vertaling door P.C. Boutens (1870-1943), die zich daarbij waarschijnlijk baseerde op de (zeer vrije) Engelse vertaling van Edward Fitzgerald.