Het is een half uurtje lopen, door een straat vol troep en etensresten, verslaafden die op de stoep liggen te slapen, opslagplaatsen voor recyclebaar vuilnis en daarna langs een busstation, waar een oude zwerfster een kruiswoordpuzzel maakt op een aftands stuk krant, om te eindigen bij de cementen trap die me omhoog zal voeren naar Providencia, de oudste sloppenwijk van Rio. Minder in het nieuws dan bijvoorbeeld Rocinha of Complexo do Alemão, waar de drugsbendes geregeld slaags raken met de politie.
Providencia ziet er meer geordend uit dan de lange vieze straat die ik doormoest, maar de huizen zijn beurtelings van bakstenen, bordkarton, golfplaat en lappen. Uit geluidboxen klinkt funk, dé ritmische muziek waar de jongeren van de favelas op dansen en waar de meiden hun billen vervaarlijk op laten rollen. De teksten zijn, kuch, nogal seksueel beladen. Ik versta de helft niet vanwege het slang.
Vrouw met een jongenslijf
Het is moederdag en dat wordt ook in Providencia gevierd. Marcia Teles (47), gehuld in legging en knalblauw sportshirt, is door haar 12 kinderen in de watten gelegd. De kleinsten hebben op school tekeningen gemaakt, één op een witte handdoek, die van pas komt in de keuken, en papieren rozen met hartjes. Een van de grotere meisjes heeft een flesje met blauwe nagellak gekocht, die Marcia’s teennagels siert.
Ze is een tanige vrouw met een jongenslijf, waarvan je je afvraagt hoe ze twaalf kinderen op de wereld heeft gezet. De oudste is in de dertig en woont met haar eigen familie elders in de stad, de jongste, een ondeugdende spring-in-het-veld met grote ronde ogen, is drie. Isis heet ze. Haar oudste kleinzoon is 17.
Het gezin woont in een huisje met drie kamers. De voorste is de woonkamer, waar de tv groenachtige beelden uitspuwt, de middelste is de keuken, met een kapotte koelkast die dienst doet als kast en een eenpersoonsbed, waar ik op neergestreken ben om met Marcia, die de lunch gaat koken, te praten en de achterste is een slaapkamer met een tweepersoonsbed. Daarachter weer is een open ruimte waar de familie haar behoefte doet en zich wast. Het vuilnis wordt uit het raam de heuvel af gekieperd maar tegen de verdrukking in groeien er fruitbomen: mango, maracuya, papaya, banaan.
Het 'asfalt'
Terwijl Marcia in een pan knoflook fijnperst om de kippenpootjs in te bakken, vertelt ze over haar leven. 'Ik ben geboren in Mangueira (een sloppenwijk niet ver van waar ze nu woont, WU), mijn ouders leven allebei niet meer en ik ben enig kind.' Ik kijk haar verbaasd aan: met al die kinderrijke gezinnen die je in Providencia aantreft, is dat een verrassing. 'Ik had een broer, maar die is op een dag spoorloos verdwenen. Daarom beschouw ik me zelf als enig kind', verklaart ze. Ze begint te huilen en schaamt zich zichtbaar. 'Ik ben een vechter, maar soms wordt het me te veel', snikt ze. Haar man heeft een alcoholprobleem.
Terwijl de kip gaarbakt op het fornuis, diept Marcia wat foto’s op, uit beter tijden. Ze staat er dansend op, voller gezicht, voller haar. Op een andere foto is ook haar man een ander mens. Ze hebben betere tijden gekend, al wonen ze al meer dan 30 jaar in Providencia.
Ik vraag haar of ze van sport houdt en haar ogen beginnen te glinsteren. 'Ja, ik ben er dol op en Isis, mijn jongste is precies als ik.' Prompt gaat de kleine met haar hoofd op de grond en een been in de lucht staan. We lachen.
Marcia houdt zich staande door spullen te verkopen op straat. Totdat Isis geboren werd was ze werkster bij diverse rijke families in de betere buurten Ipanema en Leblon. Nu krijgt ze maandelijks wat geld van de regering uit het subsidieprogramma voor de armsten Bolsa Familia, omdat haar kinderen naar school gaan. Dat is de belangrijkste voorwaarde. En haar vijf oudsten, die niet meer thuis wonen, helpen waar ze kunnen.
Er is een kloof tussen de sloppenwijk en ‘het asfalt’ zoals de bewoners de beter bedeelde buurten in de stad noemen. 'Maar dat heeft niet met huidskleur te maken', zegt Marcia snel. 'We horen er niet bij. Er wordt op ons neergekeken.'
Sommige mensen in de sloppenwijk gaan er wel degelijk financieel op vooruit en hebben dus meer te besteden. Maar ze worden ‘op het asfalt’ nog steeds met hun nek aangekeken omdat ze van de favela komen. Dat leidde ertoe dat een paar maanden geleden jongeren uit de sloppenwijken rolezinhos gingen doen: met honderden tegelijk naar een fancy winkelcentrum in de stad om daar plezier te maken en vooral: om te laten zien dat ze er waren.
Niet fotograferen
Niet dat ze zich in de favela niet kunnen vermaken: op deze moederdag hangen er ballonnen, en is er een grote tafel neergezet op een klein plaatsje vlakbij Marcia’s huis. Uit levensgrote geluidsboxen dreunt de onvermijdelijke funk en kleine meisjes van een jaar of tien weten al verdraaid goed hoe ze met hun billen moeten rollen. Hun moeders hebben zich in sexy jurkjes en bloesjes gewrongen waar hun borsten bijna uit floepen. Een jongetje van twee springt vrolijk rond en steelt de show. Enkele mannen slaan het op een afstand gade. Ik heb van Marcia het verzoek gekregen geen volwassen mannen te fotograferen. Terwijl ik de kijkende mannen zo onopvallend mogelijk observeer, vraag me af of ze in de drugshandel zitten. Marcia had me bezworen dat in haar deel van Providencia alles schoon was. Ik twijfel nu.
Alleen als het vlees op de barbecue gaar is, komen er een paar dichterbij, maar dan word ik inmiddels mee terug het huis in getroond omdat dochter Lucinda is gearriveerd met een tas vol cadeautjes. Een dertigjarige energieke vrouw met sprankelende ogen. Ze brengt leven in het trieste huisje.
Op de televisie wordt een videorecorder aangesloten en de beelden van een vechtfilm schieten over de buis. Mamma Mia met Meryl Streep is te soft bevonden. De kinderen verzamelen zich op de bank en zitten roerloos te kijken.
Naast de tv pruttelen worstjes en stukken rundvlees op de elektrische barbecue die Lucinda heeft meegenomen. Ik heb dorst en loop naar de buren die nog steeds aan het feesten zijn op het plaatsje. Marcia is me achternagekomen. Als ik een blikje bier wil aannemen van een buurvrouw komt ze tussenbeide. 'Kom mee naar huis.' Ik begrijp er niks van, maar realiseer me ook dat ik niet ter plekke met haar moet gaan discussiëren. 'Het blikje was al open en je weet nooit of ze er iets in hebben gedaan', legt ze me uit, nadat ze het bij het overige vuilnis op de heuvel heeft gegooid. Ik dank haar dat ze me in bescherming heeft genomen en vraag me af hoe het zit met de onderlinge solidariteit in de wijk waar ze over heeft verteld. Kennelijk zijn er grenzen en ik ben bovendien iemand van buiten, al ben ik dan Marcia’s gast.
Groot televisiescherm
Het begint te schemeren en ik vind dat ik snel naar huis moet, niet eens vanwege Providencia, maar vanwege de lange straat met vuilnis en crackverslaafden waar ik nog doorheen moet lopen. ‘Asfalt’, om met de sloppenwijkbewoners te spreken, is ook niet altijd pluis.
Marcia en haar man brengen me een eind weg en we omhelzen elkaar ten afscheid. 'Het leven is knokken, iedere dag weer, maar toch dank ik God dat we elkaar hebben, dat we een familie zijn en dat we van elkaar houden', zegt ze.
En ze gaat niet protesteren tegen het WK en voor beter onderwijs en betere gezondheidszorg. 'Daar komt alleen maar rottigheid van. Daar komen mensen met foute bedoelingen op af. Wij zijn dol op voetbal. We zetten een groot televisiescherm neer boven in de buurt en dan gaan we met z’n allen schreeuwen en Brazilië aanmoedigen.' Haar ogen schitteren.