50 shades of Orange – XL

In de aanloop van de troonswisseling publiceerde Mariëtta Nollen elke dag een passage uit haar roman 'Ik, Beatrix'. Omdat het bijna zo ver is: een extra lange aflevering met de laatste tien episodes.

STROPDAS

Beatrix had altijd aan formaliteiten gehangen. Aan etiquette en protocol. Zonder dat houvast verloor je aanzien en gezag. Dus vrouwen moesten rokken, jurken of hoeden dragen – passend bij de gelegenheid. En mannen altijd een das. Haar dienst zorgde ervoor dat alle genodigden, van de bijeenkomsten waar zij zou verschijnen, op de hoogte waren van haar kledingwensen. Deels omdat het voor mensen vervelend was om uit de toon te vallen, deels omdat zij het decorum echt belangrijk vond. Er waren weleens kunstenaars of vrijgevochten ondernemers die zich niets van de voorschriften aantrokken. Als ze dan met hun open boord voor haar stonden, liet zij altijd subtiel haar ongenoegen blijken.

Claus wist dat.

Claus wist alles van haar. Een samentrekken van haar lippen was al genoeg. Een blik iets langer ergens op laten rusten. Een wenkbrauw een millimeter omhoog gebracht. Hij had die onverbiddelijkheid van haar nooit bekritiseerd. Haar nooit laten merken dat hij het oneens was met de strengheid van haar regime.

Tot aan die revolutie. Toen hij zijn stropdas publiekelijk had losgetrokken en voor háár voeten op de grond had geworpen. Met een triomfantelijke blik had hij het overweldigende applaus in ontvangst genomen. Ze kon zich tot op de dag van vandaag afvragen waarom hij dat had gedaan. Was het opstandigheid? Een grote knipoog? Het antwoord daarop had hij meegenomen in zijn graf.

SCHOONDOCHTER

Friso herschikte zijn krant wat en liet zijn ogen langs de letters dwalen. Toen keek hij zijn moeder toch aan.

‘Het is niet dat ik hier niet wil logeren. Maar als ik hier ben, claim je me zo.’ Hij zei het plompverloren.

Beatrix wilde iets zeggen, maar hield zich in. De opmerking had haar beledigd. Gekwetst. En ze begreep het niet.

Friso zuchtte. ‘Dan ga je vertellen wat ik moet doen. Wat ik moet aantrekken. En dan ga je ook onaardige dingen over Mabel zeggen.’

Ze hapte naar lucht. ‘Ik zeg nooit iets onaardigs over Mabel,’ riep ze.

‘Niet direct. Maar je insinueert een hoop, met die slinkse opmerkingen van je. Misschien omdat je geen vat op haar hebt. Misschien vanwege… andere dingen.’

Beatrix staarde hem aan alsof hij een vreemde voor haar was.

‘Gelukkig gaat Mabel altijd uit van het goede in mensen, dus heeft ze het niet echt in de gaten,’ ging Friso onverstoorbaar verder. ‘Maar ik wel en het stoort me.’

Beatrix legde een hand om haar keel. Hij zei het zo kalm allemaal. Zo zonder emotie.

‘Ik heb geen hekel aan Mabel,’ wist ze uit te brengen.

‘Ik denk ook niet dat je een hekel aan haar hebt. Je mag haar zelfs wel, maar je haat haar ook.’

Dat was zo. Precies zo.

ARROGANTIE

Als je het even niet meer weet, moet je geen grote besluiten nemen. Beatrix had geen therapeut nodig om dat te snappen.

‘Je moet mij met rust laten,’ zei ze tegen Willem-Alexander.

‘Dat doe ik toch?’ zei hij.

‘Nee, niet waar,’ zei ze. ‘Onbewust of niet, jij zet me heel erg onder druk om af te treden. Dat begrijp ik wel, want ik heb precies hetzelfde bij mijn moeder gedaan. Maar dat was omdat ik vond dat ze niet capabel was. Die arrogantie had ik toen. En misschien heb ik die nog – die arrogantie. Misschien denk ik ook wel dat jij het niet kan. Maar je moet weten dat ik dat niet wil denken.’

Eerlijk zijn.

Alexander was niet boos geworden. Verbaasd was hij wel.

‘Oké,’ zei hij met opgetrokken wenkbrauwen.

 'En misschien denk ik wel dat jij mij onder druk zet, omdat jij mij ook niet capabel vindt’, ging Beatrix verder. ‘Maar ik besef dat dat dan weer mijn eigen onzekerheid is. Ik ben er in ieder geval flink mee bezig. Ik ben er zelfs voor in therapie.’ Dat toe te geven, was al een enorme stap in een peilloze diepte.

Alexander was in de lach geschoten. ‘In therapie? Jij?’

Ja. Zij.

BUSJE

In de keuken van paleis Huis Ten Bosch veegde Beatrix haar handen af aan een theedoek en keek toe. Zonder haar ogen van het vuile gele busje en de chauffeur af te wenden, reikte ze naar de intercom en drukte het nummer van de portier.

‘Wat moet dat gekke busje hier?’ vroeg ze toen ze de krakende stem van de dienstdoende wachter hoorde.

‘Die zojuist binnenkomt? Dat is de jongen van slagerij Cannebeke die de bestellingen rondbrengt. Het was nogal veel, dus ik heb hem maar even laten doorrijden.’

‘Hmmm.’

‘Ik heb gezegd dat hij bij de deur van de keuken moest parkeren. Uit het zicht van de woonvertrekken. Ik hoop dat hij dat gedaan heeft.’

Dat had ie. Maar wel in het zicht – in haar zicht.

‘Ik dacht dat de slagerij met witte busjes reed? Ik vergis me toch niet?’

‘Nee, dat is zo. Maar ze hebben het druk vanwege kerst.’

‘En dan sturen ze – uitgerekend naar het paleis – zoiets armoedigs?’

De man aan de andere kant van de lijn schoot in de lach. ‘Kennelijk. Ze hadden er zeker niet op gerekend dat ze hier het terrein op mochten rijden. Neem dus maar snel de spullen in ontvangst zodat hij weer weg kan. En zorg in godsnaam dat de koningin het niet ziet.’

‘Dat is helaas te laat,’ zei Beatrix koel en drukte de intercom uit.

KERSTSPEECH

Beatrix kromp ineen. Ze zag zichzelf niet graag op tv. Wie is die oude vrouw, dacht ze. De bloemen waren wel goed, dit jaar. En dat grijze kleed op de tafel maakte het beeld rustig. Maar het doorkijkje naar buiten – met de kerstboom op de achtergrond – was een vergissing. De sneeuw was nu bijna gesmolten, dus iedereen kon zien dat haar kerstboodschap een paar dagen daarvoor was opgenomen. Ze hield liever de illusie in stand dat de mensen live bij haar in de kamer zaten.

Haar lippen bewogen mee op de zinnen die ze zo goed had ingestudeerd. Ze had gevochten voor die woorden – en gewonnen. Haast een constitutionele crisis veroorzaakt omdat Balkenende vond dat ze tekeer ging tegen de nieuwe tijd. Maar ze had voet bij stuk gehouden. En waarom? Straks vielen de pvv en al die andere klagers weer over haar heen. Was het dan de moeite waard geweest?

Ze haalde diep adem toen de camera uitzoomde via de oprijlaan en de muziek begon. Alexander knipte de tv uit en draaide zich naar haar om.

‘Weet je wat ik nu zo jammer vind?’ zei hij.

Ze haalde onzeker haar schouders op.

‘Dat je niet stelliger kunt zijn. Het is weer zo’n braaf, stichtelijk verhaal.’

Beatrix gooide haar hoofd in haar nek en schaterde. Ze sloeg zelfs met haar hand op de bank. Als het niet zo treurig was, had ze er misschien wel echt om kunnen lachen.

KOKEN

Cooking is a matter of cutting. Dat zei Claus het altijd. Maar met haar handen in de bloem, de boter zwart in de pan en een piepende oven, besefte Beatrix dat een andere regel belangrijker was.

Cooking is a matter of timing.

De aardappelgratin mocht al uit de oven, maar ze moest nog beginnen aan haar gebraad. Daar had ze mee gewacht tot het niet anders kon, omdat ze er een beetje bang voor was. Als dat mislukte, mislukte alles.

De boter begon te walmen en zou ieder moment het brandalarm kunnen activeren. Zou alles en iedereen in huis waarschuwen en in alle staten brengen. Hilarisch zouden ze het vinden. Ze greep de braadpan met de mouwen van haar vest en trok die van het vuur. Toen herinnerde ze zich de ragout waarin ze had moeten blijven roeren. Ze dook met een lepel in haar hand naar die pan en roerde alsof ze de vergeten tijd nog kon inhalen. Ondertussen probeerde ze het recept te lezen. Waar was haar bril? Op haar hoofd. Maar haar handen zaten onder de bloem en vettigheid dus ze kon hem niet naar haar neus schuiven. Ze vervloekte het feit dat ze haar kok had gezegd dat ze dit jaar zelf zou koken.

Wat wilde ze nou eigenlijk bewijzen?

AFREKENEN

‘Papa was ook lastig,’ zei Friso. ‘A pain in the neck.’

Beatrix hief haar handen. ‘Nee! Dit gaan we niet doen. Niet zo. We gaan niet een paar jaar na zijn dood met hem afrekenen. Dat is niet eerlijk, jongens. Hij stond altijd voor jullie klaar -‘

‘Ik vond hem soms een lul,’ riep Alexander.

Beatrix greep de armleuningen van haar stoel vast om op te staan. Om weg te lopen. Te vluchten.

‘Ik ook,’ zei Friso haast triomfantelijk.

‘Jezus,’ zei Constantijn. ‘Jullie zijn zo onvolwassen.’

Hij trok zijn hand los uit die van Laurentien. Het leek of hij wilde uithalen naar Alexander. Alexander dacht hetzelfde en kromp wat ineen. Maar Constantijn kneep alleen zijn hand tot een vuist.

‘Ik vond mijn vader een lul als ik zag hoe zenuwachtig en ongelukkig mammie van hem werd.’ Friso zei het rustig. Hij wipte zijn stoel naar achteren en keek eerst zijn broers en toen haar aan. De stilte die volgde was nog erger dan hun woorden. Ze bracht haar hand naar haar mond. Een snik perste zich naar buiten als een windvlaag. Ze trok haar schouders op en duwde haar beide handen tegen haar gezicht. Ze deed alles wat in haar vermogen lag om dit te stoppen.

‘Hebben jullie nu je zin?’ hoorde ze Constantijn zeggen.

AURA

Alles was goed. De kinderen. De kleintjes. De handen in haar schoot – rustig. Geen gefriemel. Geen gewrijf. Alles op zijn plaats.

Zodra de therapeute over haar aura was begonnen, was Beatrix afgehaakt. Een schil van licht als spiegel van haar gemoed. Die van haar was donkerblauw. Rustig, maar ondoordringbaar. Ook al klopte het, Beatrix wilde er niets van weten. Ze had gezegd dat alles nu duidelijk was. Dat was niet zo, maar ze begreep genoeg. Ze hadden het over haar vader gehad. De manipulaties. De halve waarheden. Het opportunisme. En waarom ze toch zo veel van hem had kunnen houden. En over haar moeder hadden ze het ook gehad. Niet eens zozeer over Hofmans, hoewel Beatrix die altijd had gezien als de oorzaak van alle ellende. Maar in de gesprekken kwamen er andere dingen bovendrijven. Schuldgevoel, omdat Beatrix niet loyaal was geweest. Omdat ze haar moeder onder druk had gezet. Had gehaat. Vooral om dat laatste had de wroeging gewrongen.

Het was wel goed zo. Het leven moest geleefd worden zoals het kwam. Daar viel niets op af te dingen. Ze wist nu dat de onrust en de woede erger werden als ze bepaalde herinneringen toeliet. Het was beter dus, om er maar niet meer aan te denken. Eigenlijk precies hoe ze het altijd gedaan had.

Haar aura was donkerblauw.

En ze was rustig.

KLAP

Misschien dacht Beatrix even aan niets. Was ze op de achterbank van haar auto een beetje weggedommeld.

Dat wat voelde als een klap bracht alles in haar in beweging. Haar oren en ogen, haar bloed, haar hart – al haar spieren. De auto maakte slechts een kleine slingerbeweging, maar ze dook instinctief naar beneden. Haar gezicht tussen haar knieën. Haar armen over haar hoofd en gezicht. Ze kon het geluid niet plaatsen. Kwam het uit de verte of van dichtbij – dat ontging haar. Was het een schot? Was zij geraakt?

Is het voorbij?

Balthus was van de bank gegleden. Hij krabbelde op en blafte.

‘Niets aan de hand. Niets aan de hand!’ riep de chauffeur, maar zijn stem klonk paniekerig. Hij remde en zij werd in haar gordel gedrukt. Balthus zette zich schrap nu. De autobanden stuiterden bokkend op het asfalt.

Er was natuurlijk wel iets aan de hand. Ze wilde opkijken, maar de schrik had haar spieren vergrendeld – haar razende hart gevangen. Ze wrikte haar vingers los en toen haar armen. Ze kon alleen maar heel langzaam omhoog komen. De adjudant zwaaide met zijn armen. Wilde weten wat er was gebeurd.

‘Ik heb iets geraakt. Iets. Ik weet het niet,’ riep de chauffeur. ‘Een beest. Een konijn. Of een kat.’

Hij en de adjudant schreeuwden tegen elkaar. En Beatrix schreeuwde mee.

‘Waarom rijdt u ook zo hard?’

KONING

‘We gaan nu terug,’ zei Willem-Alexander beslist tegen de paniekerige beveiligers.

Beatrix perste haar lippen op elkaar. Er was niets gebeurd. Toch? Een schreeuwende gek en toen wat paniek. Meer niet. Alexander had gelijk. Als ze nu zouden vluchten, was het gedaan met hen. Hoe bang ze ook was voor wat er zou kunnen gebeuren, moed was de enige rechtvaardiging van hun bestaan. Haar oudste zoon begreep dat.

‘Dit is geen discussie,’ zei Alexander.

Hij begon al te lopen en trok Máxima en Beatrix met zich mee. De beveiligers weken uiteen voor hem – hun koning.

Daar liepen ze – haast net zo snel als ze weggevlucht waren – terug naar daar waar ze eerder stonden. Eensgezind en doelgericht. Geen spoor van twijfel op hun gezichten of in hun bewegingen. Beatrix negeerde alle geschrokken blikken en zocht houvast bij haar zoon. Toen ze opnieuw haar plaats innam op De Dam legde hij nog even zijn handen op haar schouders.

Ze glimlachte opgelucht. Ze was klaar.

Het Wilhelmus ving aan. Aarzelende klanken die zich een weg door de spanning baanden. Ze ademde diep in en liet de lucht daarvan als een zucht ontsnappen. Alles mocht komen nu. De monarchie was gered. Leve de koning!

'Ik, Beatrix' van Mariëtta Nollen als e-book bestellen? Klik hier!

Mijn gekozen waardering € -

Geef een reactie