‘Meneer de Vrieze?’
Ik word wakker. Zit in het donker op straat, de omgeving oogt vertrouwd, maar ik weet niet waar ik ben. Scherpstellen gaat moeilijk. Een groepje mensen om me heen. Een man in fluorescerende kleding praat tegen me.
‘U bent gevallen… drie minuten buiten bewustzijn…. Deze meisjes…. We nemen je mee…’
Een broeder, het is een broeder. Een moment later lig ik in de ambulance. Ik weet niet wat me het meeste nekt, de klap, de wijn of de vermoeidheid. Zoveel had ik toch niet op? Het is maar een kort ritje, ze duwen me op een brancard het ziekenhuis in. Ik murmel dat ik hier het afgelopen jaar al zo vaak ben geweest, veel te vaak. Geen reactie.
– Is hij er nog niet? Om iets na vijf uur ’s nachts word ik wakker. Moet plassen. Was vast gezellig bij zijn etentje. Voor de zekerheid kijk ik toch op mijn telefoon. Misschien heeft hij geappt. Ja, een berichtje om iets voor drie uur: ‘Nachttrein om 3:07.’ Misschien is hij toch nog blijven hangen? Ik ga plassen. Terug in bed check ik Twitter. Zijn laatste tweet was om 3:39. Iets over een onuitstaanbare garderobedame. Dan kan hij dus een uur later de trein hebben genomen om 4:07. Maar dan zou hij om 4:42 op Amsterdam CS zijn aangekomen en om 5 uur toch wel thuis moeten zijn. Ik app: ‘Waar ben je?’
Tonio
Ik lig op een bed. Iemand heeft me net vragen gesteld, maar ik weet nu al niet meer welke, of wat voor iemand het was. In een flits denk ik aan Tonio. Ik voel me Tonio. We keken de film, een week of drie geleden, als ouders met een vergelijkbaar, maar toch ook een ander verhaal. Ik ben net zo onverstandig, net zo ongelukkig geweest als hij. Nee, veel minder ongelukkig. Ik leef nog. Heb alleen een knallend hoofd en een wazige blik. Hoe kon ik zo dom zijn? Ik ben een vader, verdomme.
– Geen reactie. Een vinkje maar geen twee blauwe. Dus het bericht komt aan, maar wordt niet gelezen. Ik bel. Zijn telefoon staat uit. Misschien is hij even buiten bereik? Een paar minuten later bel ik weer. Nog steeds uit. Batterij leeg, lijkt het op. Wat als er iets is gebeurd? Neenee, geen paniek zaaien nu. Toch gaan mijn gedachten met me aan de haal: ruzie gekregen met dronken mensen in de trein? Beroofd? Aangereden? Misschien moet ik ziekenhuizen bellen?
Ze gaan een CT-scan doen. Dat klinkt goed. Niet geruststellen op basis van niks. Licht me maar door. Ze rijden me door het ziekenhuis. Een lift in, er weer uit. Alles gaat voorbij als een roes. Razendsnel, erin, eruit. Routine, ik ben onderdeel van hun routine. Maar ik hoor hier niet. Dit hoor ik niet te zijn. Dit overkomt anderen, mensen die hun leven niet onder controle hebben, die de weg kwijt zijn, die te veel drinken en niet opletten en…
Slapen
– Ik probeer weer te gaan slapen. Dat lukt niet echt. DOE NORMAAL! Hij komt straks gewoon thuis. Die oelewapper is vast in de nachttrein in slaap gevallen en zit nu te wachten in Den Haag op de volgende trein terug naar Amsterdam.
Ik lig nog steeds op een bed. De lampen zijn fel. Veel te fel. Om mijn arm blijkt een polsbandje te zitten met mijn naam erop. Er lopen mensen rond, onrustig zijn ze, waarschijnlijk familie van iemand anders die hier ligt. Ik voel me alleen, zoek naar mijn telefoon, vind ‘m in mijn tas naast me op de grond. Ik wil haar bellen, zeggen dat het goed met me gaat. Hij staat uit, ik druk hem aan, maar hij doet niks dan trillen. Batterij leeg. Ik probeer de verpleegkundige te roepen, om te vragen om een oplader, maar er komt geen geluid uit mijn mond.
Dood
– Wat als hem iets is overkomen? Oh God nee, laat er niets ergs zijn gebeurd. Moet ik alleen ons kind opvoeden. Mensen gaan best makkelijk dood. Dronken plassen in de gracht en je kukelt zo voorover door de plotselinge daling van je bloeddruk. Even de timeline van lokale tv-zender AT5 checken. Niks over een gewonde of dode man van 33, mooi. Hebben ze daar eigenlijk wel nachtdienst voor redacteuren?
Ik hoor in de verte iemand praten over mij. Iemand die verderop achter een computerscherm zit. Iets over een opname? Ik spits mijn oren, wat me zoveel energie kost dat mijn zicht nog vager wordt. De persoon hangt op en komt op me af gelopen. ‘Je mag naar huis.’
Hij drukt me een foldertje in de hand over hersenschudding. ‘Rustig aan doen.’ Bedremmeld sta ik op en pak mijn tas. Nog altijd die dwingende behoefte om me nuchter voor te doen. Ik vraag nog in zo samenhangend mogelijk Nederlands of iemand weet waar ik ben opgepikt, om mijn fiets terug te kunnen vinden. Een mevrouw vertelt het me: bij het Javaplein. Goh, ik was bijna thuis.
Twee schuifdeuren door en ik sta buiten. Het is een kwartier wandelen. Ik wil wel naar huis rennen, maar nee, dat moet ik niet doen. Versnelde pas dan maar. Het voelt heel ver en gaat veel te traag. Langzaam wordt het licht. Hoe laat zal het zijn?
Thuis
– Bijna een uur lang lig ik te piekeren als ik de benedendeur denk te horen. Hopelijk is hij het. De kat naast me spitst haar oren nog voor ik hem de sleutel in het slot hoor steken. ‘HALLO!’ roep ik iets te enthousiast. Shit, nu denkt hij vast dat ik de hele nacht op hem heb gewacht. Zijn hoi klinkt mat. ‘Alles goed met je?’
‘Nee, niet zo.’
‘Wat is er dan?’
‘Ik kom net uit het ziekenhuis…’
Terwijl ik uit bed klauter, roep ik: ‘Wat?!’
In de gang probeert hij zijn jas uit te krijgen. ‘Ik was gevallen met de fiets. Hier om de hoek. Wiel in de tramrails, denk ik.’
‘Wat?!’ Mensen hebben de ambulance gebeld. Ik was even bewusteloos.’
‘WAT?!’ Ik lijk net Lil Wayne met mijn wat.
Ik kijk in de spiegel en zie een kleine schaafwond aan de zijkant van mijn hoofd. Het had veel erger kunnen zijn. Waarschijnlijk heeft mijn muts me voor erger behoed.
– ‘Ik ben op mijn hoofd gevallen’, zegt hij en hij laat de plek op de zijkant van zijn hoofd zien. ‘Oh nee!’ We geven elkaar een dikke knuffel. Hoe dronken is hij? ‘Je had een taxi moeten nemen, eigenwijs.’
Kater
Tegen half twaalf worden we wakker. Mijn hoofd ruist, bonst en ik ben duizelig bij plotselinge beweging. Morgen zal ik pas weten wat er rest als de kater is weggetrokken.
‘Wel weer een goed verhaal’, zeg ik met een wrange grijns.
‘Nou, als je het niet erg vindt, heb ik even genoeg mooie verhalen gehad.’
Later die middag merk ik het witte polsbandje weer op. Als tiener droeg ik zulke bandjes soms wekenlang, als herinnering aan mijn avonturen. Resoluut knip ik ‘m door.
De hele serie teruglezen?
Hier staan de eerste zeven afleveringen:
1: Gefriemel
2: Zombies
3: Anders onder controle
4: Doorgetrokken streep
5: Kompas
6: Kikker
7: rugzakje
En lees verder bij de volgende aflevering: