Het gaat over Miles Davis, zelfcompassie en vreemdgaan. En natuurlijk over het festival en wat je kunt leren van een foute tattoo.
Wat heb je gedaan om het zo ver te schoppen?
Ik ben eigenlijk zo’n 22 jaar met het thema bezig. In de jaren negentig heb ik trainingen gegeven bij de Kindertelefoon, als professioneel communicatietrainer. Maar ik was ook DJ. Dat ben ik tot 2007 geweest, ook hier in Utrecht. Ik had altijd een nacht- en een dagleven: DJ en trainer.
Lastig vol te houden zeker?
‘Zeker weten. Daarom ben ik ermee gestopt, tien jaar geleden. Ik was trouwens in 1995 ook nog begonnen met improvisatietheater. Dus ik had drie dingen: trainer, muzikant/Dj en improvisatie speler. Ik merkte al heel snel hoe belangrijk het thema ‘falen’ is bij al deze gebieden. Ik ben er zelf mee gaan experimenteren op het podium. Als je improviseert, moet je immers durven falen, anders gebeurt er niks. Je moet gewoon, zomaar, het podium op durven springen.
Je gaat daardoor anders kijken naar fouten. Ik heb als voorbeeld in mijn boek geschreven over Miles Davis en Herbie Hancock: Miles Davis speelt het beroemde nummer ‘So What’, met een vette solo. Midden in die solo speelt Herbie Hancock een fout akkoord en zakt door de grond, Miles Davis pauzeert 1 seconde en speelt dan een noot die dat akkoord weer goed maakt. Hij wil dat dus niet zien als een fout, maar als een gebeurtenis waar hij verder mee kan spelen. Dat is een fout zien als nieuwe mogelijkheid.
Faalkunde is vooral uit mijn ervaring met improvisatietheater ontsproten. Vanaf 2000 ben ik er workshops in gaan geven: over de improvisatiehouding zoals Miles Davis die laat zien, dus een ‘durven falen’-houding, plus ook een ‘ja, en’-houding. Gaandeweg werd ik steeds enthousiaster over dat thema falen. Toen ben ik met mindfulness in aanraking gekomen. Dat gaat eigenlijk over hetzelfde. Over acceptatie, zelfcompassie, jezelf ruimte geven.
Vervolgens ben ik erover gaan schrijven. Eerst schreef ik een boek: ‘Fouten maken moet’, met een ‘t’. Ik ging me steeds meer focussen op dat durven falen en anders omgaan met falen. Toen ontdekte ik, twee jaar later, dat ik een fout boek geschreven had. Want het is natuurlijk fout: je moet helemaal niet falen. Het was te zwart-wit gesteld. Wel is het fijn als je anders om leert gaan met fouten. Toen bedacht ik dat die ‘t’ een ‘d’ moest worden, dus werd het ‘Fouten maken Moed’.
Dat werd de titel van mijn nieuwe boek. Dat kwam anderhalf jaar geleden uit en toen dacht ik: ‘Ik zet alles aan de kant en ga alleen nog maar met dit thema verder. Toen heb ik mijn bedrijfsnaam ook veranderd in ‘Instituut voor Faalkunde‘.
Nu ben ik dus al anderhalf jaar bezig met toeren door Nederland om mensen faalkundig te maken. Om te leren hoe je mild, accepterend en creatief kunt kijken naar mislukkingen en meer risico en lef kunt tonen.
Kun je verkeerd falen?
‘Dat is afhankelijk van hoe je naar fouten kijkt. Ik heb een keer een deelnemer gehad in een workshop. Hij riep: “Ik doe het niet goed! Ik moet goed zijn in falen en dat lukt me niet!” Wat het aangeeft is dat je soms zo verstrikt zit in goed en fout, dat je zelfs hierbij gaat denken: kan ik een fout maken op een foute manier? Een fout is eigenlijk niets meer dan een feit waar je een negatief oordeel op plakt. Dus als je vindt dat je een fout maakt op de verkeerde manier, dan plak je een negatief oordeel op hethet feit, en daarmee bestempel je het als fout.
Maar dan bestaan fouten dus eigenlijk niet?
Dat roepen mensen heel vaak, maar ik weet het niet. Als ik gewoon door rood rijd, of een bank overval, dat zien we als maatschappij als fout. Ik snap dat natuurlijk ook. Het gaat mij eigenlijk hier niet om. Het gaat mij hoe je er vervolgens mee omgaat.
Feitelijk ben je door dit onderwerp te pakken heel succesvol geworden. Vind je dat niet tegenstrijdig?
Ik worstel daar zelf soms mee, eerlijk gezegd. Nou ben ik opeens faalkundige, met een faalfestival, en een instituut… Maar het mooie is, ik ben niet tegen succes. Faalkunde is niet een anti-succes beweging. We leven in een onwijze prestatiemaatschappij. We gaan gebukt onder de dwang om succesvol te moeten zijn. Er is een neurotische jacht naar succes. Dingen móeten goed gaan. Ik wil daar iets naast zetten. Naast het succes is falen ook een onderdeel van het leven.
Het boeddhisme heeft me geïnspireerd in de gedachte dat het leven gewoon soms kut is. Er zijn mislukkingen, er is ongeluk, er is ziekte in de wereld. Dat heeft Boeddha ooit al bedacht. We lijden omdat we tegen ongeluk strijden. Dat moeten we niet. Als je het gewoon allemaal kunt zien als het leven: mislukkingen horen bij het leven, net als succes, dan lijden we minder. Ik zie heel veel mensen lijden onder prestatiedruk. Als faalkundige lijd ik daar natuurlijk ook onder. Toen ik het festival bedacht ook. Kan ik het eigenlijk wel? Weet ik wel hoe ik een festival moet organiseren? Het moet wel goed gaan. Het is de kunst om deze twijfels en angsten bij jezelf te observeren en niet altijd te geloven, te serieus te nemen.
En natuurlijk lig ik ook nog wel eens wakker van de vraag: ‘Komen er wel genoeg mensen?’ Dus voor je het weet kun je jezelf met dit soort vragen vastzetten. Dat je iets niet doet omdat je bang bent dat het fout gaat. Pipi Langkous inspireert me dan altijd met haar uitspraak: ‘Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan.’
Bij de faalkunde heb je een voor- en een achterkant. De voorkant is: durf ik dit festival te organiseren, met de kans dat het misgaat? Maar ik doe het toch. Bij improvisatietheater geldt: “feel the fear, do it anyway.”. Ik vind dat een mooie quote. De achterkant van faalkunde gaat over deze vraag: er is iets mislukt, kun je dat accepteren en er zelfs misschien creatief mee om gaan? Je hoeft er niet blij mee te zijn, maar kun je het zien als een nieuwe werkelijkheid? Kan je wat milder voor jezelf en een ander zijn?
Zou het niet leuk zijn een dag met alleen maar mislukkingen te organiseren?
Waarom zou je een hele dag met alleen maar mislukkingen willen?
Als een soort troost. Er mislukt zoveel in het leven.
Ik snap dat. Het festival gaat hier niet perse over. Het gaat over ruimte geven aan falen. Er open over zijn bijvoorbeeld. Een van de onderdelen van het festival is dan ook de Fuck-up Night. Daar spreekt onder andere de directeur van Tivoli over de financiele mislukkingen van TivoliVredenburg in het begin. Soundos komt vertellen over haar mislukking bij De Wereld Draait Door als cabaretier. Joost van Bellen vertelt over zijn mislukkingen in het organiseren van festivals, dus delen van falen is een belangrijk onderdeel ook op het festival. Delen ontkrampt en verbindt.
En het is mooi wat je zegt: het geeft ook troost. Ik vind ook wel dat er een gevaar is dat het mislukken weer een succesverhaal moet worden. ‘Kijk mij eens goed kunnen vertellen over mijn mislukking.’
Misluk je zelf wel eens?
Tuurlijk. En ik lig best wel eens wakker van een fout. Ik faal enorm veel in de liefde bijvoorbeeld. In de liefde zitten levenspatronen die diep zitten. Ik heb behoorlijk wat relaties verprutst en d.daar baal ik flink van. Maar dan helpt mijn faalkundige methode echt. Bijvoorbeeld: ik kan nu echt enorm gaan zitten balen van de mislukking, maar ik kan ook blij zijn dat ik het ontdek, dat patroon. Dat helpt me weer op de leercurve. Ik ben nu weer aan het experimenteren met de liefde, met fouten die ik in mijn vorige relatie hebt gemaakt.
Dat laat ze toe?
Nou, eerst niet, en daarom ging het vorige week uit met haar, maar sinds vandaag, ik heb haar gisteravond nog gezien, staat ze open voor een vrijer liefdes-experiment.
Falen in de liefde is natuurlijk de grootste faal die mensen kunnen hebben.
Ik heb in het kader van Valentijn nog een bericht op Facebook gezet, dat aangeeft hoe we kunnen leren van fouten in de liefde: Falentijn, hou van jezelf. Dit zegt ook iets over hoe ik nu leer van mijn eigen fouten in de liefde. Deze quote zegt dat eigenlijk: ‘Ik dacht eerst dat je in de liefde je gelukkig moest laten maken door de ander, maar het is omgekeerd. Je moet eerst jezelf gelukkig maken en van daaruit verbinden met iemand anders.’
Dat is niet heel erg christelijk.
Nee, dat is meer boeddhistisch. Je kunt jezelf ook bekijken met mildheid in plaats van met kritiek. Zelfcompassie bijvoorbeeld: dat je ook maar een mens bent. We zijn er best goed in als mens om compassievol te reageren op anderen. Als een belangrijke vriend of vriendin van je een fout maakt dan lukt het je vaak goed om daarop met compassie te reageren, maar voor onszelf zijn we onwijs streng.
Maar wat als je iemand nou heel erg pijn doet? Je gaat vreemd, en je partner raakt daarvan in een depressie van tien jaar. Kun jij wel lekker compassievol met je eigen fout omgaan, daar wordt zij niet beter van.
Ja, mooie vraag. Ik snap dat dat heel pijnlijk is natuurlijk. Zelfcompassie is volgens mij ook dat je bij je emoties kan blijven. We vinden het moeilijk om fouten te verdragen. Stel nou, ik ga vreemd hè. Wat we dan vaak doen, als liefdespartner, is dat de gekwetste partij zegt: ‘Flikker op, ik wil je nooit meer zien!’Maar wat nou als je gewoon niet uit elkaar gaat? Dat je bij elkaar blijft en dat je elkaar helpt de pijn te verdragen?
Ooit geprobeerd, als slachtoffer, mislukte totaal.
Maar wat als je de schuldvraag weghaalt? Als ze gewoon zegt: ik ben vreemdgegaan en dat triggert iets bij jou, misschien oude pijnen of angsten? En waarom ben ik eigenlijk vreemdgegaan. Wat is de oorzaak daarvan in mijn leven? Zo verdiep je met elkaar door ‘de fout’.
Dus dat je die patronen samen aangaat die dit hebben veroorzaakt? Natuurlijk mag je boos zijn op elkaar, en mag je je schuldig voelen, maar als je die emoties allebei kan dragen en dat je bij elkaar kan blijven, letterlijk om elkaar te steunen, dan heb je een heel ander verhaal.
Tenzij de liefde weg is.
Kan ook. Soms is een relatie gewoon voorbij.
Maar maak je het als faalkundige jezelf niet te makkelijk? Je maakt een fout, vergeeft jezelf, klaar.
Dan heb je het over onverschilligheid. Dat is natuurlijk nooit goed. En dat bedoel ik ook niet. Als ik iets doe waar ik iemand anders mee belast dan leidt onverschilligheid tot wegduwen van emoties. Het gaat mij juist om het tegenovergestelde: aangaan en verdragen van emoties en lastige situaties.
Maar er zijn ook mensen die niet succesvol falen, mensen waar je na een fout nooit meer van hoort.
Ik hoor ook vaak mensen die zeggen: je mag fouten maken maar daar moet je wel van leren. Dan denk ik: ‘Flikker op!’ Mag je niet gewoon ook eens mislukken, punt? Mag dat? Dat is heel moeilijk in de Nederlandse maatschappij. Ik wil dus ook een lans breken voor: mislukken is oké. Ja, het mag. We denken te vaak dat succes vooral ‘niet mislukken’ is. Dat klopt helemaal niet. Mislukken is net als succes onderdeel van het leven. Het kunnen aanvaarden daarvan is goed voor ons.
Als je als ondernemer in Amerika failliet bent gegaan, krijg je eerder een volgende lening bij de bank, want die zegt: deze ondernemer is door de wol geverfd. In Nederland, als je failliet bent gegaan, nou, dan moeten ze eerst met je gaan praten. Of je wel kredietwaardig bent. Ja, dan zeg ik toch: als iemand een fout maakt, bijvoorbeeld in de politiek of in het bedrijfsleven, dan kun je hem beter laten zitten in plaats van wegsturen. Want hij heeft waarschijnlijk geleerd en zal die fout niet voor de tweede keer maken.
Tenzij iemand echt gevaarlijke reputatieschade veroorzaakt.
Het is ook niet zo zwart-wit, natuurlijk, maar het is in de Nederlandse politiek wel erg gebruikelijk dat na één fout je kop eraf gaat.
Hoe ziet jouw ideale wereld eruit?
Nieuwsgieriger, vriendelijker, milder.
Wanneer is het faalfestival geslaagd?
Dat is een goede vraag. Ik hoop dat er veel mensen komen. Zoals ik al zei heb ik niks tegen succes natuurlijk. En wat we er vooral mee willen, is mensen inspireren om anders tegen falen en succes aan te kijken.
Wat was eigenlijk je eigen grootste fout?
Toen ik twintig was, heb ik impulsief op een vrijdagavond een tatoeage laten zetten. En ik dacht: wat zal ik eens nemen. Ik besloot een vredesteken. Dus ik kwam bij die tatoeëerder en vroeg om een vredesteken, maar hij wist niet wat het was. Dus toen heb ik iets met een gulden overgetrokken. Ik kan hem laten zien. Hij zette hem scheef om mijn arm.. Alsof ik het zelf met een stift heb gedaan. Ik heb nog gedacht om er een tattoo overheen te laten zetten, maar uiteindelijk heb ik besloten hem te laten zitten. Dit is gewoon Remko toen hij twintig was op een impulsieve vrijdagavond. Het grappige is: sindsdien, als ik hem in de spiegel kijk, zie ik hem niet als fout, maar als iets wat door een jonge Remko op een impulsieve avond is gedaan, en kan ik hem weer meer waarderen. En het herinnert me eraan dat ik soms iets langer moet nadenken voordat ik een ingrijpende beslissing maak.
Goed om te weten
Het Faal Festival is op 3 maart in TivoliVredenburg. Er zijn nog kaarten.