Twee jaar geleden spraken we de Amerikaanse schrijfster Rachel Kushner (1968) over Club Mars, een kritische roman over het Amerikaanse gevangenissysteem en de grote ongelijkheid in de maatschappij. Ze vertelde over de verschillen tussen arm en rijk, tussen zwart en wit, die bepalender zijn voor iemands kansen dan de zogenaamde ‘vrijheid’ van de Amerikaanse samenleving. Een gesprek dat, tegen het licht van de huidige protesten tegen de gewelddadige moord op George Floyd door een witte politieagent, weer verrassend actueel is. Wat Kushner betreft gaat haar roman vooral over de tijd waarin we nu leven. ‘Het verschil tussen rijk en arm in de stad LA, waar ik woon, is groot, en is zowel raciaal als op grond van klasse bepaald. Een Latino-familie verdient de helft van een wit gezin, en mijn buurkinderen krijgen op school van hun leraren te horen dat Hispanics niet gaan studeren. De sociale scheiding is enorm.’
Chowchilla
Duizenden vrouwen zitten er opgesloten in Chowchilla, de bajes die model stond bij het schrijven van Club Mars. Hoofdpersoon is Romy Leslie Hall, een lapdanseres in de louche Club Mars, die als jonge vrouw is veroordeeld tot tweemaal levenslang plus zes jaar. In paniek heeft ze een klant gedood die haar maar bleef stalken. Voor moord – zelfs niet als die is begaan uit zelfverdediging of in een vlaag van puberale onbezonnenheid – kent Californië geen genade. Ook tieners verdwijnen voor de rest van hun leven achter de tralies.
Kushner weet waarover ze schrijft – sinds een jaar of zes is ze vrijwilliger voor Justice Now en zodoende heeft ze veel gedetineerden leren kennen in Central California Women’s Facility, de officiële naam van ‘Chowchilla’. Flarden van hun ervaringen zijn in haar boek terechtgekomen, maar haar vrijwilligerswerk was niet bedoeld als research voor de roman, benadrukt ze geprikkeld.
‘Ik ben daar niet naartoe gegaan om mensen informatie te ontfutselen, maar omdat ik graag mensen in mijn leven wilde insluiten die in onze samenleving zijn uitgestoten en onzichtbaar zijn gemaakt. Mijn boek is fictie. Ik had wel een heel goede adviseur en mentor aan een vriendin van me, die 23 jaar in de gevangenis heeft gezeten. De kennis van het gevangenisleven die zij in die twee decennia heeft opgedaan, was ronduit indrukwekkend. Ze tekende plattegronden voor me – daar is de elektriciteitscentrale, daar zijn de sceptic tanks –, ze legde me de hele infrastructuur van die wereld uit, schetste hoe die duizenden vrouwen daar samenleven, hoe een moderne gevangenis functioneert. Sommige van haar anekdotes heb ik gebruikt.’
Achterstandswijk
De achterstandsbuurt waar Romy woont, is geschilderd naar de plek waar u bent opgegroeid.
‘Het ís de wijk waar ik ben opgegroeid. Ik hou niet van autobiografisch schrijven, maar om Romy een waarachtige stem en geest te geven, moest ik met gezag en diepgaand begrip over haar achtergrond kunnen vertellen. Als iemand zijn leven in de gevangenis doorbrengt, komen er immers geen nieuwe herinneringen of ervaringen meer bij en is het aannemelijk dat diegene veel terugdenkt aan vroeger. Dus ik situeerde Romy in mijn wijk in San Francisco, gaf haar mijn vrienden en een reeks herinneringen die mij nog levendig bijstaan.’
Gingen veel van uw vrienden het foute pad op?
‘Vrijwel iedereen.’
Witte middenklasse
U zit hier, als succesvolle schrijver. Wat bepaalt of iemand uit zo’n achtergrond wel of niet de verkeerde kant opgaat?
‘Dat is evident: ze hádden niet dezelfde achtergrond als ik. Mijn ouders waren in die tijd weliswaar arm, en ze lieten me veel vrij en alleen omdat ze studeerden. Soms waren ze een paar dagen van huis en lieten ze geld achter om eten te kopen. Maar mijn ouders waren stabiel en hoogopgeleid. Dus ook al waren we arm, cultureel gezien behoorden we tot de middenklasse. Dat is het grote verschil, en dat had ik al vroeg in de gaten. Ik ging naar een openbare school met kinderen van wie de ouders drugsverslaafd of alcoholist waren. In de gevangenissen van California zitten vrijwel geen mensen uit de middenklasse. Detentie raakt een bepaald deel van de bevolking nogal diepgaand en andere lagen niet.’
Klassenverschillen
Uw boek is tamelijk kritisch over het Amerikaanse gevangenissysteem en die klassenverschillen.
(Stekelig)
‘Hoezo? Er zit geen kritiek in het boek, het is puur beschrijvend. Ik heb geen enkele missie of boodschap. Ik zou zelf niet graag een boek lezen waarin de schrijver me in de richting van een bepaalde politieke boodschap duwt, zeker niet als het fictie betreft.’
U schrijft u dat tieners die een misdaad hebben begaan voor de rest van hun leven als monsters worden gezien, terwijl anderen – politici bijvoorbeeld – met daden wegkomen die niet minder misdadig zijn.
‘Dat klopt, maar die uitspraak is gebaseerd op het proces tegen een vriendin van mij op haar vijftiende. De rechter noemde haar een monster. Ook dat stuk is beschrijvend, geen aanklacht, al is het wel werkelijkheid. Natuurlijk zitten er bespiegelingen in, omdat ik mezelf vragen stel over dit onderwerp. Filosofische vragen over wetten en rechtvaardigheid; theologische vragen over vergiffenis en hoe het kan dat we in een land leven dat is gestoeld op joods-christelijke waarden, maar waar in het rechtssysteem geen plaats is voor vergevingsgezindheid.
Geweld
Daarnaast wilde ik nadenken over hoe we geweld definiëren. De meeste mensen in de gevangenis hebben forse geweldsdelicten gepleegd, maar er zijn ook andere vormen van geweld die minder sterk worden veroordeeld. Een van de personages haalt een quote aan van de Amerikaanse schrijver en filosoof Henry David Thoreau, die zei: ‘Ik ken geen slechter mens dan ik.’ Ik wilde nadenken over wat dat nou écht betekent, met name tegen het licht van in verschillen in sociaal-maatschappelijke achtergrond en de manier waarop dat de waarde van iemands leven bepaalt.
Tot slot vroeg ik me af wat het betekent om, zoals Friedrich Nietzsche zei, je lot te aanvaarden als dat lot een levenslange gevangenisstraf inhoudt. Ik daagde mezelf uit met die vragen, omdat daar geen eenvoudig antwoord op is. Mijn antwoord is deze roman. Als mensen het lezen en ook nadenken over zulke kwesties, is dat prima, maar ze zijn vrij om hun eigen conclusies te trekken. Het is niet mijn intentie hun mening en gedachten een bepaalde kant op te sturen.’
Schuld versus onschuld
Heeft het u nieuwe inzichten gebracht?
‘Zeker. Ik ben me sterker gaan realiseren dat ons rechtssysteem steunt op de assen ‘onschuld’ en ‘schuld’. Als het gaat om iemands leven is die manier van denken niet toereikend of behulpzaam. Het is niet zo dat arme mensen slecht zijn, en rijke mensen goed. Arme mensen hebben een veel grotere kans om in aanraking te komen met criminaliteit en justitie, dan iemand uit de middenklasse zoals ik. Als je praat met iemand die een misdaad heeft begaan, blijkt die misdaad vaak een logisch uitvloeisel daarvan te zijn. Dat rechtvaardigt die misdaad natuurlijk niet, maar maakt die wel begrijpelijker.
Iemand wegzetten als een monster is ontkennen dat diegene een ziel heeft. Tegenwoordig ben ik er beter in mensen niet louter te beoordelen op wat ze hebben gedaan, maar ze te zien als ménsen, compleet met een complex levensverhaal. Ik wil dat zulke mensen deel uitmaken van mijn leven. Contact met hen houden, met ze praten. Omdat het zo’n afgescheiden wereld is, hoeven mensen uit bepaalde lagen van de bevolking nooit over al diegenen in de gevangenis na te denken. Van gedetineerden kreeg ik veel goede reacties op mijn boek. Maar misschien zijn er ook wel mensen die zich afvragen waarom ze dit zouden willen lezen. Omdat ze liever willen vergeten dat er velen zijn die wél met die realiteit moeten zien te dealen.’
Intrigerend
Afgaande op de populariteit van thrillers en tv-series als Orange is the New Black zijn we toch juist geïnteresseerd in misdaad en detentie?
‘Ik heb die serie niet gezien, maar natuurlijk, misdaad en straf zijn natuurlijk wel een intrigerend deel van onze wereld. Mijn roman gaat, vind ik, niet zozeer over het gevangenisleven als wel over de geografie van Californië. Het gaat over de relatie tussen het landschap en de levens van al deze mensen, en de manier waarop dit systeem hen beïnvloedt. Californië staat economisch gezien op plek vijf of zes van de wereld. We produceren de helft van het voedsel van de Verenigde Staten en hebben ook de hele technische industrie, maar van die economische welvaart profiteert vooral het goed opgeleide deel van de bevolking.
Mijn woonplaats Los Angeles heeft een hoog armoedepercentage. Het verschil tussen rijk en arm in de stad is groot, en is zowel raciaal als op grond van klasse bepaald. Een Latino-familie verdient de helft van een wit gezin, en mijn buurkinderen krijgen op school van hun leraren te horen dat Hispanics niet gaan studeren. De sociale scheiding is enorm. Dat maakt LA tot een wrede omgeving. Wat mij betreft gaat mijn boek vooral over de tijd waarin we nu leven.’
Die zwart-wit is, letterlijk.
‘Ik denk dat het voor veel mensen beangstigend is om te beseffen dat we leven in een moreel complexe wereld. Daardoor worden alles onderverdeeld in goed of slecht. Dat geeft iemand in elk geval zelf het comfortabele gevoel van ‘morele helderheid’. Ik streef ernaar elke dag opnieuw te proberen mensen in mijn leven in te sluiten die anders denken en leven dan ik. Daarin schuilt ook de waarde van literatuur. Literatuur toont een wereld waarin plaats is voor ambiguïteit, overpeinzing en verschillende standpunten en visies, die niet tot één sluitende waarheid kunnen worden samengeklonken. Daarin is geen plaats voor oordeel. Want waar vragen ruimte scheppen, walsen oordelen juist alles plat.’