Gif van Amerikaans racisme vreet aan Nederland

Al te gemakkelijk krijgen grofgebekte standwerkers als Wilders, Kuzu en Baudet de schuld van de vergroving van het maatschappelijk debat. Belangrijker en giftiger is het klakkeloos importeren en overnemen van een typisch Amerikaanse, hier misplaatste ideologie van verongelijktheid en intolerantie. Daar worden we met ons allen alleen maar slechter van.

De grootste mislukking van de Amerikaanse maatschappij is de manier waarop het land is omgegaan met de afschaffing van de zwarte slavernij tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog. Natuurlijk was aan het eind van die oorlog in 1865 niet als bij toverslag elk racisme verdwenen, in tegendeel. Voor veel Amerikanen had de vier jaar durende slachting, waarin bijna evenveel soldaten omkwamen als in alle oorlogen waaraan Amerika daarna deelnam bij elkaar, juist in alle opzichten bevestigd wat ze toch al dachten. Het wederzijds ressentiment tussen Noord en Zuid, maar ook tussen blank en zwart, was eerder gegroeid en versterkt dan verminderd.

Het gevolg was dat de hete oorlog tussen Noord en Zuid, die voor een deel over het zwarte volksdeel ging maar voor meer dan negentig procent door blanken onderling werd uitgevochten, als vanzelf overging in een rassenoorlog tussen blank en zwart die nog altijd voortduurt. Sinds de Emancipation Proclamation van september 1862 waren zwarten immers wel formeel vrij, maar van emancipatie was zelfs in de noordelijke Union nauwelijks sprake, laat staan van gelijkberechtiging of acceptatie en erkenning van gelijkwaardigheid. Het zou nog meer dan een eeuw duren voor men, in de tweede helft van de jaren 1960, in schokkende films als Guess Who’s Coming to Dinner en In the Heat of the Night voor het eerst harde taboes als gemengde huwelijken en zwarten die leiding gaven aan een blanke openlijk zou durven aansnijden.

Underdogcultuur

Gedurende de tussenliggende ruim honderd jaren woekerde die rassenoorlog, meestal in betrekkelijke stilte en gevoerd volgens de wetten van de guerrilla: De machthebbers, geholpen door gelegenheidsvigilantes en georganiseerde gewapende bendes als de Ku Klux Klan, terroriseerden en dwarsboomden de zwarte Amerikanen met discriminerende wetten en regels, alsmede grof geweld. Zwart Amerika vocht met weinig succes terug met lijdelijk verzet en prikacties, maar sloot zich gaandeweg op in de beschermende laagers van eigen geloofsgemeenschappen en een eigen underdogcultuur. Daardoor raakte een flink percentage van de zwarte gemeenschap, in plaats van te emanciperen, juist nog verder van de mainstream vervreemd.

Na de Emancipation Proclamation duurde het nog honderdtwee jaar, tot 1964, voordat zwarte Amerikanen door de Civil Rights Act, de wet op de burgerrechten, eindelijk formeel gelijkberechtigd werden aan de blanke meerderheid. En toen was het te laat. Grote delen van zwart Amerika zaten al zo lang in een kansloze positie, hadden al zo lang de hoop op echte verbetering opgegeven, en bij grote delen van de blanke bevolking was de overtuiging dat het met die zwarten toch nooit wat werd zo diep ingekankerd, dat verbittering en ressentiment een harmonieuze emancipatie effectief in de weg stonden.

Raciale rancune

Er is sindsdien in de Verenigde Staten wel iets verbeterd, maar de raciale patstelling duurt onverminderd voort, daar hebben ook alle equal opportunity en affirmative actioninitiatieven niets aan veranderd. Wel is uit de burgerrechtenstrijd van de jaren zestig in reactie op het almaar voortwoekerende wederzijdse racisme een van raciale rancune doortrokken ideologie voortgekomen. Het is een vooral in de academische wereld gewortelde, op politiek correct cultuurrelativisme en identiteitsdenken gebaseerde ideologie die zoetjesaan de al dan niet vermeend verdrukte positie is gaan omvatten van elke denkbare of zelfverklaarde “minderheid”, op een uiterst polariserende, vijandige en daardoor weinig constructieve manier. Het resultaat is dat een open discussie over sociaal-culturele vraagstukken in Amerika vrijwel onmogelijk is geworden. Alles, letterlijk alles wordt vergiftigd door het begrip ras, elke dag, overal. Hoe absurdistisch ver dat kan gaan, laat een recent twitter-filmpje zien. Welbeschouwd verschilt ook president Trumps retoriek van verongelijktheid in combinatie met wilde beschuldigingen en verdachtmakingen niet wezenlijk van wat in de Amerikaanse sociaal- en cultureel-politieke discussie tegenwoordig gebruikelijk is, ze is er juist een exponent van.

Gewenningsproblemen

Hoewel ook hier raciale vooroordelen bestaan, verschillen de Nederlandse en Europese geschiedenis en mentaliteit fundamenteel van die van Amerika. Er bestaat hier te lande geen al eeuwen lang volgehouden, geïnstitutionaliseerde cultuur van minachting en haat jegens een inheemse bevolkingsgroep van voormalige slaven, en andersom. Wat hier voornamelijk speelt, zijn gewenningsproblemen met omvangrijke groepen betrekkelijk recente nieuwkomers uit diepgaand andere culturen, die zich niet moeiteloos schikken naar wat in Nederland geaccepteerd en gebruikelijk is. Dat levert wrijving op, en daar krijgen andere minderheden, die zich om allerlei redenen deels ook al niet senang voelen, dan weer een veeg van mee. Het schuurt, soms ernstig, maar het lijkt in niets op de uitzichtloze, doodgepolariseerde Amerikaanse situatie en is wel degelijk op termijn oplosbaar. Maar niet als we het zicht op de feiten verliezen.

Blackface

Toch is juist dat de laatste jaren in ons land aan het gebeuren. Dat is in hoge mate te wijten aan groepen “social justice warriors”. Zelfbenoemde zaakwaarnemers die, met ongetwijfeld de beste bedoelingen maar niet gehinderd door enige kennis van de historie, de sociologie van Nederland of gevoel voor nuance, het giftige, op ras gebaseerde Amerikaanse discours naar hier kopiëren. Daarbij spelen ook hier activistische academici en hun entourage een voortrekkersrol. De opvallendste voorbeelden zijn ten eerste het hoog oplopende gekrakeel over Zwarte Piet en vooral de misplaatste introductie van het Amerikaanse begrip blackface in die discussie (nota bene door een Jamaicaanse sociaal-historica die zomaar meende dat “één kerstman wel genoeg was” – so much for tolerantie en kennis van zaken), en ten tweede de ongebreidelde verkettering van alles wat met Nederlands koloniale verleden te maken heeft. Met een beroep op begrippen als “inclusiviteit” en “diversiteit” pogen zij hun eigen, dwingende ideologie exclusief ingang te doen vinden.

Succes valt hun niet te ontzeggen. Omroepen kruipen geïntimideerd in hun schulp, musea kuisen knipmessend hun collecties en explicaties, op scholen wordt eerbiedig gefluisterd over al het eeuwen geleden door “ons” aangedane onrecht en kranten leggen zout op elke terminologische slak. Dat laatste gebeurt merkwaardig genoeg vooral door in naam van de “genderneutraliteit” vrouwen hun eigenstandigheid als oprichtster, directrice, of schrijfster te ontnemen.

Splijtzwam

Tot beter begrip leidt het allemaal niet, laat staan tot emancipatie van of toenadering tussen bevolkingsgroepen, of tot een harmonischer samenleving. In tegendeel. Tegenstellingen en belangenconflicten raken verhard en bevolkingsgroepen worden tegen elkaar opgezet op een manier die voor Nederland ongekend is, zoals in november 2017 bleek bij Dokkum, maar ook in de sluipend verslechterende verhoudingen en toenemende segregatie tussen “autochtonen”, “Turken” en “Marokkanen”.

De door zich progressief noemende Nederlanders gepropageerde diversiteits- en inclusiviteitsideologie is een splijtzwam. Ze is, net als het in wezen tribaal-isolationistische identiteitsdenken dat eraan ten grondslag ligt, voor Nederland funest, nog funester dan ze voor Amerika al is gebleken. Laten we daarom ophouden ons mee te laten slepen in een mentaliteitsoorlog die de onze niet is, maar een typische exponent van een cultuur die al evenmin de onze is.

Laten we in plaats daarvan nuchter en zo weinig mogelijk bevooroordeeld bezien hoe de zaken er hier werkelijk voorstaan. Laten we ons niet op de verwijtbaarheid van een schimmig verleden concentreren of het verleden kuisen, maar proberen om dat verleden te begrijpen voor wat het is, en ons richten op de vraag hoe we van hier met ons allen verder kunnen. Niet met een correcter fantasie-Nederland als einddoel, maar dat oude ideaal: die leefbare, enigszins harmonieuze gemeenschap waarbinnen eenieder zich zo veel mogelijk naar eigen inzicht kan ontplooien.

– Op de foto een lynching in Duluth in Minnesota, op minder dan 200km van de Canadese grens, op 15 juni 1920. Deze foto werd verkocht als prentbriefkaart.

Mijn gekozen waardering € -

Taalkundige, schrijver, vertaler en wetenschapsjournalist @rik_smits_ @RikSmitsAuthor