13 december 1997. Ryan leaf herinnert het zich nog als de dag van gisteren. Dat wil zeggen: lang wilde hij er niet aan herinnerd worden. Te pijnlijk. De foto’s van die avond wilde hij al helemaal niet zien. Welke foto’s? Vooral die illustere foto met daarop de vier kandidaten voor de Heisman Trophy, de bokaal voor de beste college footballspeler van dat jaar.
De foto heeft met terugwerkende kracht epische vormen aangenomen. Peyton Manning staat erop, de quarterback van Tennessee. Randy Moss staat erop, de toen nog relatief onbekende wide receiver van Marshall. Charles Woodson staat erop, de cornerback (maar eigenlijk alleskunner) van Michigan. En hijzelf, Ryan Leaf, quarterback van Washington State, staat erop. Drie van de vier zouden de allerbeste in hun discipline worden. Terwijl die vierde…
Ryan Leaf zucht eens diep. Hij draagt tegenwoordig een baardje, en een colbert over zijn overhemd. Hij staat vandaag, 22 oktober 2018, op het podium van het Big Horn Resort in Billings. Hier, in Montana, met de microfoon in de hand, vertelt hij over zijn leven. Hoe hij van zijn voetstuk viel, hoe hij er miljoenen doorheen joeg, hoe hij niet meer wilde leven, hoe hij verslaafd raakte, en hoe hij uiteindelijk in de cel belandde. En ja, ook hoe hij er weer bovenop kwam.
Leaf neemt geen blad voor de mond. Hij spaart zichzelf niet. Waarom zou hij ook? Hij heeft immers niks meer te verliezen. Wie weet, hoopt hij, kunnen anderen lering trekken uit zijn verkeerde keuzes. Zoals vandaag in Billings, zo spreekt hij tegenwoordig door het hele land. Op scholen, in gemeenschapscentra en voor jeugdorganisaties. Hij verhaalt hoe hij de wereld aan zijn voeten had, maar alles te grabbel gooide.
Hoe anders zag de wereld er op die 13de december van 1997 uit, de dag van die foto. Wat een prachtavond hadden hij en z’n vader die dag in New York City. Vooral die ouwe. Die ontmoette daar in Radio City Music Hall al z’n helden. Van Archie Manning tot Tony Dorsett, en al die andere voormalige winnaars van de Heisman trophy. Geweldig vond ie het. Dat de Heisman Trophy aan neus van z’n zoon voorbij ging, ach, het zou wat.
“Vroeger vond ik die foto van ons vieren altijd verschrikkelijk”, zegt Leaf. “Ik kon er niet naar kijken, omdat het ‘t wat had kúnnen zijn symboliseerde. Die andere drie hebben immers alles bereikt wat je maar kon bereiken. Inmiddels vind ik het een geweldige foto, kan ik ‘m waarderen, en kijk ik terug op een geweldige avond.”
•
Voor wie niet bekend is met het Amerikaanse draft-systeem, een korte uitleg. Raar maar waar: in het sociaaldemocratische Europa, gaat het er in de sport zo kapitalistisch aan toe als het maar gaan kan. De rijken (de Real Madrids, Barcelona’s, Manchester Uniteds en Chelsea’s van deze wereld) worden alleen maar rijker, en dubbeltjes zullen op dit continent hoogst zelden kwartjes worden.
In het kapitalistische Amerika gaat het er in de sport precies omgekeerd aan toe. Daar wordt op socialistische wijze gepoogd om de verschillende profcompetities zo eerlijk mogelijk te laten verlopen. Zo is er een salary cap (een salarisplafond, dat voorkomt dat de rijkere clubs onevenredig hoge salarissen kunnen betalen, om zo de beste spelers te halen), en zo is er de jaarlijkse draft. De clubs die het in de afgelopen competitie het slechtst hebben gedaan, krijgen tijdens zo’n draft als eerste de kans om de beste collegespelers te kiezen.
Kenners ranken al die duizenden collegespelers voor zo’n draft. In het football zijn quarterbacks – de spelverdelers – doorgaans het meest gewild. Wie als NFL-ploeg over een bovengemiddeld goede quarterback beschikt, heeft altijd een kans om de Super Bowl te winnen. In de ranking van het seizoen 1997 prijkten twee quarterbacks helemaal bovenaan de lijst van die duizenden collegespelers. Hun namen: Peyton Manning en Ryan Leaf. Wie de állerbeste van die twee was? Daarover verschilden de meningen. De consensus: Peyton Manning was volwassener en leek klaar voor het hoogste niveau. Ryan Leaf had een betere werparm en had het talent en de potentie om uiteindelijk de beste te kunnen worden.
Namens Amerika’s toonaangevende sportblad Sports Illustrated ging Peter King op pad. Hij sprak zes verschillende quarterback-experts, die uiteindelijk lichtelijk de voorkeur gaven aan Peyton Manning. Die was iets meer het type ideale schoonzoon en leek iets minder uitsgesproken. Aan hem kleefde, zeg maar, een tikje minder risico. “Maar het scheelt niks”, riepen de experts in koor.
Het pas opgericht ESPN the Magazine stuurde voor een verhaal verslaggever Stephen Rodrick op pad. Die kwam tot de conclusie dat beide spelverdelers qua persoonlijkheid ‘dag en nacht’ van elkaar verschilden, maar liet de balans uiteindelijk doorslaan in het voordeel van Leaf.
Rodrick schreef: “Tijd om een keus te maken. Gemakkelijk? Manning is meer met z’n vak bezig en heeft betere manieren, terwijl Leaf zichzelf laat gaan en een grote mond heeft. Die is geen risico van dertig miljoen waard, toch? Sorry, maar ik ga voor Ryan Leaf. Hij heeft die lak aan alles-mentaliteit, net zoals Super Bowl-quarterbacks als McMann en Favre, een mentaliteit die je móet hebben. Ik voorspel dat het Leaf, en niet Manning, zal zijn die zich in 2018 aanmeldt voor de Hall of Fame.”
Zo voelde Leaf het op dát moment, een week voor de draft, zelf ook. “Zoveel zelfvertrouwen had ik wel.”
•
18 april 1998, het theater van Madison Square Garden in New York, de avond van de NFL draft van 1998. De Indianapolis Colts kiezen met de eerste overall keuze Peyton Manning. Daar hebben ze in Indiana nog geen seconde spijt van gekregen. Manning groeide er uit tot één van de beste en meest gerespecteerde quarterbacks ooit, won er een Super Bowl (2007), waarna hij er later, in 2016, in dienst van de Denver Broncos, nog eentje won.
En Ryan Leaf? Die was blij dat hij niet naar Indianapolis hoefde. Indiana trok hem niet. “Ik wilde graag naar de Westkust, naar Californië”bekende hij tegenover Peter King. “Daar had ik ook familie wonen, in San Diego. Zon, zee, strand… Volgens mij paste ik daar goed.” Dat kwam goed uit: de Chargers hadden behoefte aan een quarterback, en hadden er veel voor over gehad om de tweede keus in de draft van 1998 te krijgen. Ergo: Ryan Leaf ging naar San Diego. Iedereen blij, toch?
Misschien in het prille begin. Maar lang duurden die witte broodsweken niet. Leaf: “Ik had niet door dat de Chargers-organisatie op dat moment zo’n zooitje was. Waar ik vervolgens ook nog eens enorm aan bijdroeg door mijn spel en mijn gedrag. Want ik speelde niet goed, en dat had z’n weerslag op mijn humeur. Ik lag al gauw met menigeen overhoop. Met medespelers, met coaches, met de pers. Vervolgens werd de coach ook nog eens na al vijf wedstrijden ontslagen…”
Leafs prof-avontuur draaide uit op een grote mislukking. Wanneer een Amerikaanse atleet op punt van mislukken staat, kun je er vergif op innemen dat de naam Ryan Leaf te berde wordt gebracht, als zijnde de grootste flop aller tijden. Leaf zou ook maar twee jaar in San Diego blijven. Daarna probeerde hij het nog even bij de Dallas Cowboys, maar ook daar wilde het niet echt lukken. Hij zou uiteindelijk slechts 25 wedstrijden in de NFL spelen. Het voormalige zondagskind zag geen andere weg dan de NFL op dat moment de rug toe te keren. Het was z’n trots die ‘m daarbij in de weg zat, bekent hij.
“Ik had natuurlijk nog wel een tijdje in de League kunnen blijven”, aldus Leaf. “Maar dan wel als wisselspeler. Zag ik niet zitten. Voelde ik me veel te groot voor. Als ik wel eens spreek voor collegespelers, dan vraag ik: Wie van jullie zou wel een decennium lang de reserve-quarterback van een NFL-ploeg willen zijn, voor een bedrag met zes nullen? Nou, dan gaan alle handen de lucht in, hoor. Maar ik kon dat gewoon niet opbrengen, vanwege m’n trots.”
Voor z’n gevoel (destijds) keerde hij de NFL na vier seizoenen met opgeheven hoofd de rug toe. Hij had geld, power en prestige, en dacht dat dat voldoende was. “Ik wilde af zijn van de druk en de kritiek, van de fans en van de media. Ik gaf op, dat was letterlijk wat het was. Opgeven. Destijds gebruikte ik nog de woorden ‘met pensioen gaan’, maar wie gaat er nou met pensioen op z’n 27ste? Nee, ik gaf op.”
Met terugwerkende kracht weet Leaf precies wat er destijds met hem aan de hand was. Hij vertelt tijdens zijn spreekbeurten dat ie al een junk was voor hij verslaafd raakte aan drugs. Qua gedrag, bedoelt hij dan. Hij zat vol met woede, was bevooroordeeld, hij was een narcist, had last van angsten. Zo’n drie maanden na z’n ‘pensioen’ ging het écht mis. Hij was in Las Vegas, in het MGM Grand hotel, voor een bokswedstrijd.
“Daar riepen ze om welke beroemdheden er in het publiek zaten. Charles Barkley, Tiger Woods, Dr. Dre. Luid gejuich steeds bij iedere naam. Totdat ze mijn naam omriepen. Massaal boegeroep. Dat had ik als speler in een vijandig stadion natuurlijk wel eens meegemaakt, maar dit was anders. Dit was niet van ‘We haten hem omdat ie voor het andere team speelt’, maar dit was ‘We haten hem als mens’. Later die avond waren er in het hotel allerlei feestjes, waar tal van beroemdheden en Hall of Famers waren. Maar welke kamer ik ook inliep – ik voelde me bekeken, met zo’n veelzeggende blik. Totdat iemand me Vicodin, een sterke pijnstiller, gaf. Plotseling voelde ik niks meer. Heerlijk.”
Vanaf dat moment werd Leafs bestaan leger en leger. Hij keek, in z’n miljoenen dollars kostende huis, met de gordijnen dicht, onder invloed van pillen, aan één stuk door naar herhalingen van sitcoms. “Hoe vaak ik de West Wing wel niet heb bekeken…?” Heel sporadisch begaf hij zich naar buiten, maar alleen om de mensen het gevoel te geven dat alles goed met ‘m ging. Voor Leaf was deze manier van leven nog steeds ‘goed genoeg’. “Ik had nog steeds geld, en prestige had ik ook nog steeds, dacht ik. Ik was weliswaar geen NFL-speler meer, maar nog wél steeds een ‘voormalige NFL-speler’.”
Maar hoe gaan die dingen: het geld raakte uiteindelijk toch op, maar de pillenverslaving bleef. Ergo: Leaf moest op dievenpad om in zijn zucht naar pijnstillers te kunnen blijven voorzien. Hij kreeg hoe langer hoe meer een hekel aan zichzelf. Zelfmoord leek z’n enige uitweg, en hij voegde de daad bij de gedachte. Hij sneed z’n pols door, met een stomp mes. De poging mislukte, maar het litteken is er nog steeds. Vervolgens overwoog hij naar het huis van z’n ouders te rijden, om zich in hun garage te vergassen met behulp van de uitlaatgassen van zijn auto.
Typisch, weet hij inmiddels. “De twee mensen die het meest van me hielden, zouden me dan vinden. Zelfmoord is zoiets egoïstisch. Het was ook typisch iets voor mij, want ik dacht alleen maar aan mezelf.”
Zijn zucht naar drugs moest wel fout aflopen. Tijdens weer een inbraak liep hij tegen de lamp en moest brommen. Tweeëneenhalf jaar, maar liefst. “Ik raad het niemand aan, maar die tijd in de gevangenis opende mijn ogen”, aldus Leaf. Al moet hij bekennen dat dat best nog even duurde voor het zo ver was. “De vernederende ervaring van elke morgen wakker worden in een gevangeniscel, bleek aanvankelijk nog steeds niet voldoende. Ik zat de eerste 26 van die 32 maanden nog steeds alleen maar op m’n reet. Ik ging niet naar buiten, en at slecht. Ik deed niets om mezelf te verbeteren.”
“Tot ik het geluk had dat ik een celmaat trof, die me een nieuw perspectief leerde zien. De man zelf was een oorlogsveteraan, die met een slok op iemand had dood gereden. Op een goede dag had hij kennelijk genoeg van mijn zelfmedelijden en onverschilligheid. ‘Je moet je hoofd eens uit het zand halen’, zei hij. ‘Je begrijpt niet wat voor waarde jij kunt hebben. Niet alleen voor je medegevangenen hier, maar ook straks, als je weer vrij bent. Dit gaan we doen: wij gaan zo naar de gevangenisbibliotheek, en we gaan gevangen die niet kunnen lezen, leren om te lezen.”
Het bleek, achteraf gezien, een levensveranderd gesprek. Leaf ging – met de nodige tegenzin – naar de bibliotheek. Maar hij bleef teruggaan. Voor hij het wist was hij er een week lang elke dag geweest, ineens waren het er twee, toen een maand. Hij realiseerde zich opeens dat hij voor het eerst in z’n leven iets voor een ander had gedaan. Het was voor het eerst, sinds heel lange tijd, dat hij zich bij het slapen gaan tevreden voelde over zichzelf. Plotseling kon hij ook niet meer wachten om vrij man te zijn.
•
Op 3 december 2014 was het zover. Ryan Leaf was weer vrij – in alle opzichten. Het eerste wat hij deed was bedelen om een baantje bij Transcent, A Recovery Community, een afkickcentrum in Los Angeles. Na ettelijke telefoontjes (“Die gozer, die net zo heet als die footballer, blijft me maar lastig vallen om ’n baantje”) had hij beet.
“Normaal beginnen mensen hier met tien dollar per uur”, zei die man na m’n sollicitatiegesprek, “maar jij begint met vijftien. Ik geloof dat ik nog nooit iemand zo stevig heb vastgepakt. Ooit verdiende ik vijf miljoen dollar per jaar, maar voelde ik me verschrikkelijk, maar nu was ik de koning te rijk met vijftien dollar per uur.”
Het kan verkeren.