Op vrijdag 15 maart ging er een schok door de wereld, en door Nederland: Een man die zomaar een gebedshuis binnenstapt en tientallen willekeurige aanwezigen doodschiet, dat is bijna ongehoord. Het is niet eens het aantal doden en gewonden dat zo choqueert, niet eens het peilloze leed dat werd aangericht – zulke aantallen heb je wel vaker; bij natuur-, scheeps- en vliegrampen bijvoorbeeld. Werkelijk schokkend is de obscene minachting van de dader voor de beschaving zelf. Wie zoiets doet, zaagt aan de wortels van elke vorm van geordende samenleving, aan de basis van ons aller bestaan. Zo iemand probeert om door angst, wantrouwen en wraakgevoelens te zaaien een Hobbesiaanse oorlog van allen tegen allen te ontketenen, waarbij niemand ooit nog zijn leven zeker is. Zo bezien is zijn daad niet een aanval op moslims, en ook niet op Christchurch, maar op de mensheid als geheel.
Logisch dus dat in de blauwe moskee in Amsterdam-West (het zal elders niet anders geweest zijn) de verslagenheid groot was. Zo groot dat imam Said Amrani de gelovigen maande om rustig te blijven: “Laat je niet misleiden. Dat je denkt: dit is gebeurd, nu ga ik dat óók doen.” (Het Parool, 16 maart 2019) Wel was het een beetje raar dat de imam het blijkbaar goed mogelijk achtte dat er onder zijn kudde waren die zich zoiets serieus in het hoofd zouden halen. Amrani bleek ook de enormiteit van de aanslag en de dreiging van die Hobbesiaanse oorlog terdege in te zien, getuige zijn roep om ingrijpen door de overheid: “De minister, de burgemeester, ik vraag hun: bescherm onze gebedsplaatsen. Garandeer ons onze veiligheid, zo spoedig mogelijk. Grijp in voordat het te laat is.”
Klip en klaar
Logisch ook dat de Amsterdamse burgemeester Halsema zich, net als haar ambtgenoot Aboutaleb in Rotterdam deed, naar een moskee spoedde om haar medeleven met de getroffen moslimgemeenschap te betuigen en te herhalen dat er vanwege een “verhoogde veiligheidsdreiging” meer veiligheidsmaatregelen worden getroffen bij moskeeën. Logisch, ten slotte, dat zo’n dertig, veertig mensen zich vrijdag op de Amsterdamse Dam verzamelden om te demonstreren tegen moslimhaat en racisme, waarbij Rutger Groot Wassink, wethouder in die stad, er geen doekjes om wond: “We zeggen klip en klaar tegen de islamitische gemeenschap: wij staan naast jullie. En we zeggen tegen iedereen: blijf met je poten van onze moslims af” – een even goedkope als onsmakelijke verwijzing naar de Februaristaking van 1941. Logisch zelfs dat de enorme afstand die Nederland scheidt van Nieuw Zeeland voor moslims niet uitmaakt. Je bent immers niet zo maar een moslim, maar lid van de ummah, de wereldwijde gemeenschap van gelovigen. Dat schept een band, verplichtingen en verantwoordelijkheden jegens elkaar.
Maar toch wringt er iets. Want de verontwaardiging lijkt wel erg selectief.
Waar was, om te beginnen, al die afschuw en verslagenheid in moslimkringen toen leden van de eigen gemeenschap in de Parijse Bataclan bijna twee keer zo veel willekeurige aanwezigen van het leven beroofden? Toen weer andere leden van diezelfde gemeenschap de redactie van Charlie Hebdo uitmoordden, toen Mohamed Bouhlel in Nice 86 willekeurige aanwezigen op de Boulevard des Anglais aan gort reed, toen… enfin, de lijst van weerzinwekkende wandaden die moslims in de afgelopen jaren in naam van de islam begingen, is te lang en te deprimerend om op te noemen. Bij al die gelegenheden was van moslimzijde nauwelijks iets te merken van medeleven of zelfs maar mededogen met de slachtoffers, hun nabestaanden of de gemeenschappen waartoe díe mensen behoorden, noch van zorgen om de klaarblijkelijke aanwezigheid en aangroei van zo veel Brenton Tarrants in eigen kring. Nog minder empathisch betoonden zich de islamitische religieuze autoriteiten en machthebbers.
Kalifaat van Barneveld
Het is misschien nog wel wranger dat de Nederlandse moslimgemeenschap zich van een al even onverschillige kant laat zien als op de markt van Kandahar, Peshawar of Rawalpindi weer eens een stuk of tachtig leden van hun ummah door medemoslims worden opgeblazen om de enkele reden dat ze soennieten dan wel sjiieten zijn. Want laten we bij alle zorgen en paniek over aanslagen op westerse doelen niet uit het oog verliezen dat de overweldigende meerderheid van de slachtoffers van de bloedbaden die door naar islam-heerschappij strevende moslims worden aangericht, zelf ook moslim is. Ik zie het nog niet gebeuren dat Nederland zijn schouders ophaalt als de restanten van de Gekrookt-rieters de Hersteld Hervormden met bommen en Kalasjnikovs te lijf zouden gaan. Of als de SGP gewapenderhand het Kalifaat van Barneveld zou proberen te vestigen. Zouden wij dan volstaan met zeggen dat die mensen geen Nederlanders zijn, of geen echte christenen?
Dit artikel lees je gratis. Als het bevalt kun je onderaan een kleine bijdrage doen, zodat ik dit soort artikelen kan blijven schrijven
Zulk bloedig religieus geweld is in de westerse wereld niet meer vertoond sinds de Bartholomeusnacht en de Dertigjarige Oorlog, die eindigde in 1648. Sindsdien is dat zo goed als ondenkbaar. Dat zegt iets over de westerse cultuur, net als het algemene zwijgen en wegkijken door de handen in onschuld wassende moslims iets zegt over de staat waarin de moslimcultuur verkeert. Voor zowel de Nederlandse moslimgemeenschap als de wereldwijde ummah is dat overigens alleen een punt van zorg als zij ernaar streeft om een volwaardige en gelijkwaardige plaats in te nemen binnen de bredere gemeenschap van culturen, niet als ze die domweg afwijst en negeert. Het zou de Nederlandse moslimgemeenschap passen om zich daar eens duidelijk over uit te spreken.
Royaal en familiair
Er wringt ook iets in de manier waarop Nederlandse autoriteiten als burgemeester Halsema en gemeentepoliticus Groot Wassink – die ik hier om praktische redenen als kop van Jut gebruik – reageren. Halsema liet het niet bij een bezoek aan de Al-Kabir moskee op vrijdag, maar liet in heel de stad de vlaggen halfstok hangen en nam op zondag op de Dam opnieuw deel aan een herdenking van de slachtoffers van Tarrant. Maar waarom deed ze dat? Waarom was het relevant? En was het gepast? Er was voor zo ver bekend niet één Amsterdammer en zelfs geen Nederlander, moslim of niet, zelfs maar zijdelings bij de aanslag betrokken geweest. Dus wie waren eigenlijk die “jullie” waar zowel de Amsterdamse burgemeester als Groot Wassink zo royaal en familiair “naast” gingen staan? Waarom benadrukte Halsema dat “Amsterdam meeleeft met de moslimgemeenschap”. Welke gemeenschap bedoelde zij en hoe werd die in hemelsnaam getroffen door een incident, hoe gruwelijk ook, dat letterlijk aan het andere uiteinde van de wereld had plaatsgevonden? En waarom lieten beiden net als hun collega’s nooit van zich horen bij de honderden eerdere massamoorden op moslims?
Daar zijn twee redenen voor te bedenken. De eerste is een wereldbeeld dat tegenover de wereldwijde moslimgemeenschap, de “jullie” waar Halsema en Groot Wassink “naast staan”, een soortgelijke westerse, blanke ummah veronderstelt, waarvan beiden zich als vertegenwoordigers en woordvoerders opwerpen. Dat is een onzinnige en contraproductieve, zelfs gevaarlijke gedachte. Het klopt dat de islam zichzelf beschouwt als een eenvormige religieuze gemeenschap met één bindend, ook seculier allesoverheersend en onfeilbaar ethisch kader, waarbinnen verschillende facties elkaar naar het leven staan over de details van de enig juiste interpretatie van dat kader. Maar daar staat al sinds de late middeleeuwen geen vergelijkbaar “westers” blok tegenover. In tegendeel. De westerse, of beter gezegd de niet-islamitische wereld is een oneindig geschakeerd conglomeraat van allerlei zeer ver uiteenlopende, soms meer, soms minder religieus geïnspireerde samenlevingen, die intern ook weer aan allerlei verschillende culturen en subculturen onderdak bieden. Dat dat niet altijd zonder strubbelingen gaat, doet daar niets aan af.
Blanke man
In dat turbulente amalgaam komt ook aan islamitische minderheden daar waar ze zich gevestigd hebben een gelijkwaardige, gelijkberechtigde en verantwoordelijke plaats toe, naast boeddhisten, libertariërs, veganisten, SGP’ers, antroposofen, voodoo-aanhangers, satanisten, socialisten, liberalen, goddelozen en lui die het allemaal worst zal wezen. Hoewel ik ervan overtuigd ben dat zij het omgekeerde beogen, maakt het gepolariseer van de Halsema’s en Groot Wassinks het de islam juist onmogelijk om die plaats ook echt in te nemen en intrinsiek deel te gaan uitmaken van de Nederlandse samenleving. In plaats daarvan zetten zij islamieten die dat wel willen juist buiten en tegenover die samenleving, teruggeworpen op hun “eigen” groep.
De tweede reden zou kunnen zijn dat het lieden als Halsema en Groot Wassink helemaal niet om de slachtoffers te doen is, maar alleen om de dader. Als moslims moslims aan stukken rijten, interesseert dat niemand een zier, dat is genoegzaam gebleken. Maar nu is de dader een blanke man, en dat appelleert in de kringen waarvan Halsema en Groot Wassink exponenten zijn aan een inmiddels diep ingekankerd schuldcomplex jegens alle “zwarten”, in casu moslims. Hun ongewoon heftige vertoon van betrokkenheid en rouwbeklag geldt niet de moslimgemeenschap, maar celebreert het politiek correcte, welhaast katholieke dogma van historische blanke schuld aan de toestand waarin de wereld verkeert, inclusief alle aanslagen door en tegen islamieten.
Wat daaraan wringt is het stiekeme paternalisme, het haast racistische dedain waarmee zulke mensen andere volken en culturen bezien. Onder het mom van respect dwingen ze die culturen, die van moslims niet uitgezonderd, meedogenloos in de rol van willoos en schuldloos getraumatiseerd en gediscrimineerd slachtoffer van een roofzuchtig blank Westen. Een bewijs daarvoor is de radeloosheid van dat weldenkende Nederland tegenover een fenomeen als Shirin Musa, een moderne, mondige moslima die niet aan het gebruikelijke slachtofferplaatje voldoet. Het Westen is belast met een nieuwe erfzonde, islamieten en alle andere minderheden zijn de kinderlijke negers van vroeger; arme sukkels die recht hebben op ons medelijden, op excuses voor van alles en nog wat, en die niet op hun eigen verantwoordelijkheid mogen worden aangesproken.
Giftige boter
Het gevolg van die benadering is dat islamieten onder het mom van respect als onmondige kinderen behandeld worden. Als slecht opgevoede, sociaal zwakke kinderen bovendien, die je maar beter naar de mond kunt praten, anders slaan ze erop, net zoals vroeger de kinderen uit de Peperstraat, of hoe uw plaatselijke achterbuurt ook heette. Met dat stempel waren die achterbuurtkinderen destijds niet geholpen, net zo min als de islamieten in Nederland nu. Ze worden er alleen maar door in hun kansarme isolement en rancune tegen de dominante cultuur bevestigd. DENK en de mensen achter het Cornelius Haga lyceum hebben dat heel goed begrepen en braden er de giftige boter uit.
Zoals nu gaat het alleen maar van kwaad tot erger. Daarom roep ik hier alle welmenende antiracisten en sociale rechtvaardigheidskampioenen, en alle redelijke en goedwillende Nederlanders op om eindelijk te stoppen met het paternalistisch bevoogden en pamperen van islamieten en andere minderheden. Het zijn volwassen mensen. Neem ze serieus, geef ze een faire kans en spreek ze net als ieder ander aan op hun eigen persoonlijke en maatschappelijke verantwoordelijkheid als medeburger van Nederland. Als leden van de Nederlandse samenleving, niet van de islamitische gemeenschap of welke andere religieuze sekte ook. Wie hier geboren is of zich hier vestigt, heeft daar recht op. Alleen dan kunnen zij op hun beurt hun plicht om als ieder ander aan de Nederlandse samenleving deel te nemen en aan de bloei ervan bij te dragen, werkelijk vervullen.
Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je je waardering laten blijken door een kleine bijdrage te doen.