De bestrijding van het coronavirus wordt vaak vergeleken met een oorlog. De strijd tegen het virus. De slachtoffers die het virus maakt. Het virus dat dood en verderf zaait. Er zijn politieke leiders die het virus de oorlog hebben verklaard.
Ik verzet me tegen de vergelijking, omdat we oorlog zelf veroorzaken, terwijl het virus ons overkomt (laten we het niet over man-made virussen hebben). Maar vanuit het perspectief van een (potentieel) slachtoffer, is het verschil niet zo groot. Na meer dan tien jaar wonen in een land waar geweld nooit ver weg is, heb ik geleerd hoe onvoorspelbaar dat kan zijn – en datzelfde geldt voor het virus.
’s Nachts kan er opeens een schotenwisseling zijn verderop in de straat. Of er is een bomaanslag waarvan ik de explosie niet heb gehoord maar wel de rook kan zien. Vanuit het raam van mijn woonkamer kon ik een tijdlang in de verte de frontlinie tussen de Koerden en ISIS zien – in de vorm van de rookpluimen die oprezen bij luchtaanvallen op de radicale strijders.
Stress
Je weet nooit precies wanneer het komt. Wanneer iemand het in zijn hoofd krijgt op een ander te gaan schieten. Wanneer een ruzie uit de hand loopt. Wanneer een aanslag plaatsvindt. Dat leidt tot stress, want je bent altijd op je hoede. Het kan zomaar gebeuren. Het leidt ook tot machteloosheid, want je kunt het niet voorkomen.
Dat maakte bezoeken aan Bagdad altijd spannender dan rondreizen in Koerdistan. Thuis was het nog relatief rustig, maar in Bagdad gingen een tijdlang vrijwel dagelijks bommen af. Op markten, in drukke straten, op kerken, bij hotels waarvan bekend was dat er buitenlanders logeerden. Zelfs toegesnelde hulpverleners wisten niet zeker of ze hun werk wel veilig konden doen; vaak ging er nog een tweede bom af die op hen en de omstanders gericht was.
Waren het geen bommen, dan was er het gevaar van ontvoering. In mijn Iraakse jaren zijn duizenden mensen ontvoerd. Soms konden ze worden vrijgekocht, maar velen overleefden het niet. Met de komst van ISIS nam ook dat risico toe.
Je probeert de risico’s te wegen. De meeste aanslagen in Bagdad vinden ’s ochtend plaats, dus plan je ritjes door de stad voor de middag. Je logeert juist niet in die super beveiligde hotels die terroristen lijken uit te dagen gaten in de beveiliging te vinden. En je luistert vooral naar je lokale fixers, die het gevaar gewend zijn. Als zij ergens niet heen willen, ga je niet. Als zij wegduiken, doe jij dat ook.
Gevolgen
Ik ben geen oorlogsverslaggever, maar ik bericht wel over de directe gevolgen. In de tijd van de oorlog tegen ISIS bekende dat soms over wegen rijden waarvan je wist dat ze vlak langs de frontlinie lagen. Soms langs velden die in de strijd in brand waren gestoken. Ik ben over een weg in aanbouw naar een nieuwe grenspost tussen Turkije en Iraaks-Koerdistan gelopen die regelmatig door de Turken werd bestookt. Maar wel teruggegaan toen de Koerdische commandant begon te aarzelen of het wel veilig was.
Gevaar went nooit echt. Er wel aan wennen is zelfs riskant: dan word je onvoorzichtig en wordt je veiligheid vanzelfsprekend. Dat is wanneer de ongelukken gebeuren, en je ook anderen dan jezelf in gevaar kunt brengen.
Ik ben me erg bewust van het feit dat situaties in het chaotische Iraanse verkeer waar ik in het begin doodsbang van werd, me al geruime tijd niets meer doen. Bijna botsingen, riskante inhaalmanoeuvres – ik knipper niet meer met mijn ogen. Dat maakte me heel bang toen ik het me realiseerde. Dat ik niet meer schrik van harde knallen, dat geweerschoten me vooral nieuwsgierig maken naar wat er precies aan de hand is en waarom – dat kan niet gezond zijn, hou ik mezelf voor. Het was een van de redenen om weg te gaan uit Irak.
Onvoorspelbaar
En nu hebben we te maken met een heel andere bedreiging. Een super besmettelijk virus waar je bij gebrek aan een werkend geneesmiddel heel ziek van kan worden en waaraan een proportioneel hoog aantal mensen overlijdt. Dat bijna net zo onvoorspelbaar is als geweld: zal het jou treffen, en wanneer en hoe? En behoor jij tot de gelukkigen die er niet heel erg ziek van worden – net zoals je bij een aanslag net ver genoeg weg staat om alleen scherfwonden op te lopen?
Ik zie mensen door dezelfde emoties gaan als die ik ken uit Irak. Ontkenning: nee, er is geen gevaar, want dat zijn gekke mensen / het is maar een griep. Of: ik ben veilig want dat richt zich niet tegen mijn groep. Of: de kans dat ik geraakt word is heel klein / ik ben gezond. Of: als God bepaalt dat het mijn tijd is, dan kan ik daar niets tegen doen.
De machteloosheid: Je weet niet of je veilig bent, en ook niet precies hoe je dat wel blijft. En daardoor de angst. Sommige mensen komen al weken helemaal hun huis niet meer uit. De wereld is een mijnenveld geworden waarin je nooit weet waar en wanneer de infectie in je gezicht ontploft.
En onvoorzichtigheid. De man die in de supermarkt rare gezichten trekt als de kassière hem dringend vraagt afstand te houden, of mensen die je op straat rakelings passeren – ik vergelijk ze met de waaghalzen die zich niets aantrekken van waarschuwingen dat nog niet alle mijnen verwijderd zijn, of die een weg overrennen terwijl ze weten dat er een scherpschutter in het gebouw aan de overkant kan zitten. Ze voelen zich onoverwinnelijk.
Trauma
In Irak raakten mensen getraumatiseerd door de voortdurende angst. Vraag het aan de deskundigen: als je lichaam steeds maar in de flight- or fight mode zit, dan produceer je voortdurend adrenaline en andere stresshormonen. Die hebben gevolgen voor je welbevinden en gezondheid. Uiteindelijk zullen we allemaal iets moeten doen om daarmee te leven. Workshops, healings – of het gewoon ontkennen natuurlijk, zoals velen doen. Tot de klachten dat niet meer toelaten.
We worden overspoeld door nieuws over het virus. Dagelijks zijn er berichten voor nieuwe besmettingen en doden. We lezen de verhalen van overlevers die maar net aan de dood zijn ontsnapt. We verliezen ouders en grootouders aan het virus. Ogenschijnlijk gezonde vrienden worden geveld. Het gevaar komt soms heel dichtbij.
Wat doe je daarmee? Wat me in Irak opviel is dat Bagdadi’s op een gegeven moment besloten zich niet meer door angst te laten leven. Ze gingen weer uit: drukke markten, ’s avonds allemaal koelte zoeken aan de oevers van de Tigris, volle restaurants, bruiloften, feesten en partijen gingen door. Een huwelijksmakelaar vertelde me dat na een aanslag een bruiloft moest worden uitgesteld, maar dat die dan gewoon later op de dag plaatsvond. Mensen maakten een lange neus naar het gevaar, zoals ik schreef in Geweld is nooit ver weg.
Terrorist
Je kunt het voorspellen: dat gaat ook gebeuren met de angst voor het virus. We kunnen ons niet voor eeuwig van elkaar afsluiten. De roep om het afbouwen van de maatregelen wordt overal sterker. Terwijl het virus nog helemaal niet weg is, en er geneesmiddelen noch vaccins zijn. En als er in Amerika nog duizenden zieken per dag bijkomen, dan is dat een gevaar voor de rest van de wereld waarvan nog eens gebleken is hoe klein die is.
In Irak is een deel van de opzet van terroristen om angst te zaaien. Er niet aan toegeven betekent dat je probeert hen de wind uit de zeilen te nemen. Maar het virus is geen terrorist. Het heeft geen menselijke notie of opzet. Je kunt er wel een lange neus naar maken, maar dat maakt het alleen maar gevaarlijker. Voorlopig moeten we ons nog houden aan de overlevingsstrategieën die het op afstand houden. Handen wassen, afstand houden. Ons vooral bewust blijven van het gevaar. Want net als bij geweld vormt gewenning eraan het grootste gevaar.