Twee jaar geleden verloor de terreurgroep ISIS in Syrië haar laatste slag. De groep werd verslagen verklaard, nadat dit eind 2017 al in Irak was gebeurd. Maar dood is ze allerminst. Zo zijn er meerdere keren per week aanslagen in gebieden in Irak en Syrië waar bij gebrek aan troepen een veiligheidsvacuüm is ontstaan. ISIS meldde zelf bijvoorbeeld dat ze tussen 4 en 10 maart in Irak bij 21 aanvallen zeker 36 slachtoffers heeft gemaakt.
Maar ook de gevangenen en ISIS-gezinnen vormen een probleem. Het grootste familiekamp in Syrië, Al-Hol met zo’n 60.000 inwoners, wordt steeds gevaarlijker. Radicale vrouwen leiden er een kalifaatje, en aanslagen op vrouwen die zich van ISIS afkeerden zijn aan de orde van de dag. Onlangs zijn er in verband daarmee in het kamp tien mensen aangehouden.
De geweldsspiraal lijkt niet te keren. Het is tijd om eens te kijken waarom dat zo is, en wat er anders moet.
Hard optreden
Het antwoord op ISIS is vrij eenduidig in Irak en Syrië. Hard optreden, opsluiten, doden. En hen vooral niet meer in je midden dulden. Dat geldt voor iedereen die de schijn tegen heeft. Zodanig dat zelfs kinderen jarenlang vastzitten omdat ze ISIS een dienst zouden hebben bewezen. Een voorbeeld is een elfjarige die de auto van zijn vader waste. Aangezien die een leider was binnen ISIS is de jongen opgepakt voor werken voor de terreurgroep.
Dat leidt ook tot misbruik: in Mosul geven buren elkaar aan als lid van ISIS, vrouwen doen dat met de echtgenoten die ze kwijt willen. Ik maakte dat tien jaar geleden al eens mee in Sulaymaniya, toen mijn schoonmaakster haar overspelige man had aangegeven als zou hij voor Al-Qaida werken. Het duurde meer dan een jaar voordat de politie het doorhad.
Dat toont ook de fouten van een systeem, dat geobsedeerd is met het opruimen en opsluiten van ISIS-aanhangers. Weg uit de samenleving, dan kunnen ze in ieder geval geen kwaad. En als gevolg van het feit dat ze in Irak alleen onder de terreurwetgeving berecht worden, zijn twee getuigenissen voldoende om hen levenslang weg te sluiten, of ter dood te veroordelen.
Datzelfde beleid leidt tot hard optreden tegen alle soennieten die verdacht worden van samenwerken met ISIS. Het Iraakse leger voerde onlangs samen met de coalitie de zoveelste operatie uit om ISIS-cellen op te rollen. Hun bommen vernielden er twaalf.
Praten
Een tweet in reactie daarop zette me aan het denken. Liever praten met de ISIS-leiding dan er bommen op te gooien, suggereerde een Nederlandse vrouw. Mijn eerste reactie was: maar dat kan niet, want je kan die leiders niet vinden en zij willen helemaal niet praten. Maar toen dacht ik: het is waar, er moet echt iets anders komen dan alleen geweld als antwoord op geweld. Want zoals het nu is, gaat de ontwrichting van de samenleving die ISIS in 2014 in Irak begon, gewoon door.
Wat kan je uitrichten tegen moslimextremisten die geweld gebruiken om hun boodschap af te geven: alleen aan onze zijde van het gelijk ben je veilig?
Geweld gebruiken om ISIS cellen op te blazen betekent de dood van zonen, echtgenoten en vaders. Gezinnen raken een kostwinner kwijt, komen in totale armoede terecht en zijn daardoor zelf ook weer een makkelijke prooi voor rekruterende extremisten. Het verbannen van ISIS-gezinnen die vaak niet weten of hun vermiste mannen gevangen zitten of dood zijn, leidt tot datzelfde. Kortom: de bestrijding van ISIS en haar extremistische boodschap leidt juist tot het tegengestelde van wat de bedoeling is.
Het is tijd om ons te richten op de-radicalisering, en het voorkomen van radicalisering. Een begin van dat beleid kan liggen in het aanpassen van het rechtssysteem, waarbij de terreurwetgeving wordt losgelaten – zoals veel Iraakse rechters ook willen. Geef hun andere handgrepen om ISIS-verdachten te berechten, waarbij ze zich kunnen baseren op wat de verdachte op zijn/haar geweten heeft. Want de onredelijke straffen van nu leiden bij betrokkenen tot frustratie, tot verdere radicalisering in de gevangenis, en bij familieleden tot armoede, frustratie en eveneens radicalisering.
Terugweg
Wat ISIS heeft gedaan is gruwelijk. Maar er waren ook meelopers, mensen die tijdig hun dwaling hebben ingezien en mensen die ten onrechte in de fuik van de strijd tegen de groep terecht zijn gekomen. Het is tijd om dat te erkennen, en mensen een terugweg te bieden. Want het demoniseren van een hele groep werkt altijd averechts.
Misschien kunnen we de succesvolle campagne tegen vrouwenbesnijdenis (FGM) in Iraaks Koerdistan als voorbeeld nemen. Jarenlang waren de cijfers niet omlaag te krijgen, tot er een verbod kwam en een actief voorlichtingsbeleid in dorpen en onder gemeenschappen. Stamhoofden en imams werden ingeschakeld, net als vrouwelijke rolmodellen. Moeders erkenden dat het voor de gezondheid van hun dochters beter was om hen niet te besnijden, dat God het niet van hen verwachtte en dat de meisjes onbesneden wel degelijk een goede huwelijkspartner zouden vinden.
Wat ISIS betreft moet het tegengaan van radicalisering voorop staan. Daarvoor is enerzijds een campagne nodig vergelijkbaar met die tegen FGM – dat immers ook voortkomt uit een overtuiging. Zet imams in die vinden dat ISIS de islam heeft gegijzeld, en uitleggen waar haar discours in strijd is met de meer gangbare islam. Gebruik mensen die ISIS verlieten en het radicalisme achter zich lieten om te vertellen hoe ze tot hun keuze kwamen. Er is al een heleboel voorwerk gedaan: het International Center for the Study of Violent Extremism heeft een website vol met dit soort getuigenissen.
Bespreek wat de gevolgen van de ISIS-ideologie zijn voor gezinnen en de gemeenschap. Laat vrouwen en moeders vertellen hoe trauma’s en wraak hun levens kapot hebben gemaakt. En maak de onderliggende problemen bespreekbaar, in plaats van ze te negeren totdat ze onherstelbare schade hebben aangericht.
Bang
Werk dan met de vrouwen die niet naar huis mogen terugkeren met hun kinderen, omdat hun buren bang voor hen zijn – zelfs al hebben ze ten onrechte het ISIS-label opgeplakt gekregen. Ook hier is actief beleid nodig. Zorg dat ze geen paria’s worden. Help hen zich weer te vestigen, ook al is het niet in hun oorspronkelijke buurt of dorp. Werk met lokale vrouwen en imams, en met stamhoofden die zich persoonlijk garant kunnen stellen voor de betrokken vrouw.
En dan zijn er de jongeren die eerst bij ISIS en daarna in de kampen een flinke dosis extremisme hebben binnengekregen. Daarvoor is een gericht en actief de-radicaliseringsbeleid nodig. Het moet wel duidelijk zijn dat dit alleen werkt voor wie eraan mee wil werken, maar de beloning van een behoorlijk toekomstperspectief kan al voldoende incentive zijn om dat te doen.
En de ISIS-leiders? Met hen praten is nog een brug te ver. Daar zien ze in de huidige situatie de zin niet van in. Ze willen hun eigen brand van de islam opleggen – maar voor een belangrijk deel gaat het om geld en macht. En zolang veel soennieten in Irak zich nog achtergesteld voelen en de sjiitische meerderheid daarvan de schuld geven, kan de ISIS-leiding rekenen op nieuwe aanwas. Helaas is de politiek zowel in Irak als in Syrië dermate gepolariseerd dat politieke oplossingen voorlopig niet te verwachten zijn.
Inklinken
Dat wil niet zeggen dat er niets gedaan kan worden. Groepen in Irak en Syrië hebben echter (buitenlandse) hulp nodig om bovengenoemde campagnes op te zetten, en andere die vanuit de gemeenschappen kunnen worden bedacht en opgezet. Als die eenmaal iets opleveren, zal ISIS als organisatie steeds verder inklinken. Dat is al een goed begin. Want het laat zien dat oplossingen ook mogelijk zijn zonder geweld en het demoniseren van hele bevolkingsgroepen.