Honderdduizenden mannen, vrouwen en kinderen die in de plotselinge winterkou de bergen invluchtten. Baby’s en bejaarden die de ontberingen niet overleefden. Journalisten die hen vanuit Turkije wisten te bereiken, hadden bijna geen woorden om de ellende te beschrijven. Kou, gebrek aan water en voedsel. Vaders die hun kinderen moesten zien te begraven in de keiharde grond.
Het is dertig jaar geleden. Saddam Hoessein was net afgestraft voor het binnenvallen van buurland Koeweit, en Bush Senior had de Irakezen opgeroepen tegen de dictator in opstand te komen. In het zuiden lieten de sjiieten zich dat geen twee keer zeggen, net als in het noorden de Koerden. De buitenlandse hulp die de opstandelingen dachten te krijgen bleef echter uit, en nadat de Amerikanen waren vertrokken begon Saddam de opstanden bloedig neer te slaan.
In het zuiden kostte dat vele duizenden sjiieten het leven. In het noorden waren de Koerden vooral bang voor het gifgas dat de dictator in het decennium ervoor rijkelijk tegen hen had gebruikt. Tijdens de zogenaamde Anfal-operatie, en in april 1988 in de Koerdische stad Halabja. De angst voor het gifgas dreef hen ondanks het ongebruikelijk koude voorjaar in totale paniek de bergen in.
Autonomie
Jaarlijks herdenken de Koerden de opstand tegen Saddam, de Raparin, op verschillende data in verschillende steden – als het begin van hun latere autonomie. Maar over de massale vlucht erna, die leidde tot enorme trauma’s die ouders aan hun kinderen overdroegen, gaat het nauwelijks. Terwijl dat in werkelijkheid het begin is geweest is wat nu een status als regio is binnen Irak.
De Britse oud-premier John Major herinnerde in een publieke Zoom-bijeenkomst met Britse en Koerdische hoogwaardigheidsbekleders aan die beelden. In 1991 overtuigden die hem ervan dat er een no-flyzone moest worden ingesteld boven delen van Irak. Franse, Britse en Amerikaanse vliegtuigen hielden in het luchtruim boven noordelijk en zuidelijk Irak toezicht dat Saddam zijn burgers met rust liet.
Voor de sjiieten in het zuiden was dat onvoldoende om het kortstondige zelfbestuur te herpakken, maar in het noorden boden de bergen de Koerden ook nog bescherming tegen Saddams soldaten.
Uiteindelijk zou hij echter nog een keer terugkeren, en nota bene op uitnodiging. Toen midden jaren negentig de belangrijkste Koerdische partijen een burgeroorlog uitvochten, noodde een van hen, de KDP hem binnen om de belangrijkste concurrent, de PUK, te helpen verslaan.
Zelfbestuur
Onder druk van de Amerikanen legden de strijdende partijen kort daarna de wapens neer. Ze besloten de macht te delen en begonnen aan zelfbestuur – terwijl de rest van Irak nog tot 2003 zou zuchten onder de merendeels wrede dictatuur van Saddam en de Baathpartij.
Om de instelling van die no-flyzone dertig jaar geleden te vieren, hebben de Koerdische autoriteiten in de hoofdstad Erbil een straat naar John Major genoemd. De Britse oud-premier toonde zich gestreeld door het gebaar – hoewel hij wel zal weten dat de Koerden al veel eerder een nog belangrijker speler hebben geëerd. Danielle Mitterrand, de vrouw van de toen regerende Franse president, was de drijvende kracht achter de lobby voor de no-flyzone en heeft al een plein in Erbil dat haar naam draagt.
De Zoom-bijeenkomst benadrukte vooral dat dertig jaar later de verhouding tussen de Britten en Koerden goed is, met een speciale vriendengroep in het Britse parlement en een gezamenlijke zaken-associatie. “We willen een welvarende Koerdische regio zien, en helpen een economie te creëren voor toekomstige generaties,” zei John Major.
Onder het oog van een soms wat verveeld ogende Koerdische premier Masrour Barzani benadrukte hij echter fijntjes dat daarvoor “de wil tot hervormingen nodig zijn en het centraal stellen van welbevinden.”
Ideaal
Barzani ging niet op in op die diplomatieke kritiek op zijn steeds autocratischer bewind. Dat het ideaal van toen, van een Koerdische liberale democratie, nog steeds geen bewaarheid is geworden, en onder de jonge Barzani’s bewind verder uit het zicht raakt, bleef eveneens onbesproken.
Dat werd aan de orde gesteld tijdens een recente Ronde Tafel van Chatham House. In feite is er een tweepartijenstaat, met een Groene en een Gele Zone, zei Meghan Connelly van het Institute of Regional and International Studies, van de American University of Iraq in Sulaymaniya. Groen is de kleur van de PUK, geel die van de KDP. “De politieke bureaus van die partijen vormen de eigenlijke macht,” stelde ze vast.
Conelly wees erop dat de parlementaire macht in Koerdistan is afgenomen sinds het parlement in 2015 een wet wilde aannemen om de macht van de president te beteugelen. En dat parlementariërs nu te stellen hebben met taboes en censuur; als ze de groeiende corruptie aan de orde stellen lopen ze grote kans hun onschendbaarheid kwijt te spelen. Met het gevolg, zei ze, dat de representatieve democratie niet werkt en de macht vooral achter gesloten deuren regeert.
Kloof
Analist Hiwa Osman stelde vast dat de kloof tussen de twee belangrijkste partijen en hun regio’s is gegroeid na het door de KDP doorgedrukte onafhankelijkheidsreferendum van 2017. Dat leidde tot het verlies van de oliestad Kirkuk. Als straf voor het houden van het referendum nam het Iraakse leger die stad over, net als betwiste gebieden waar de Koerden het in feite voor het zeggen hadden gekregen. Het zwartepieten daarover is een belangrijke reden dat de kloof zo groot is geworden.
Daardoor is er in feite weer sprake van twee regeringen, aldus Osman. Een in de KDP-zone met Erbil en Duhok, en de andere in de PUK-zone van Sulaymaniya. “De onderlinge verhoudingen zijn net zo slecht als in de jaren negentig, maar dan zonder het geweld van toen.”
Maar dat kan zomaar veranderen, want beide partijen beschikken over eigen troepen, en in alle soorten en maten. Inzet vanuit het buitenland om in ieder geval de peshmergatroepen van beide zijden te integreren in een strijdmacht leidt al jaren tot weinig.
Geld
Toen ging het om macht en geld – de verdeling van de inkomsten uit de controle over de grenzen was bijvoorbeeld een heikel punt. En het gaat nog steeds over geld en macht. Over olie-inkomsten, de verdeling van het budget dat uit Bagdad komt. Terwijl de meeste Koerdische ambtenaren al maanden geen of nauwelijks salaris hebben ontvangen, voelen partijbonzen en parlementsleden geen centje pijn. En er is weinig vertrouwen onder Koerden dat het zoveelste akkoord echt een einde maakt aan het al jaren slepende akkoord met Bagdad over olie en geld.
Voor de sjiieten in het zuiden bracht de nofly-zone geen politieke ommezwaai, die kwam er pas na de val van Saddam, toen zij de macht kregen in Irak. De Koerden lagen toen jaren voor op de rest van Irak in ontwikkeling en welvaren. Die voorsprong is vandaag verdwenen, dankzij geruzie en machtsspelletjes.
“Ik roep jullie allemaal op advocaat te zijn voor de Koerden,” zei Masrour Barzani tegen de Britse parlementsleden en de consul onder zijn gehoor via Zoom. Dat zijn ze al, dertig jaar lang. Of ze dat blijven, en de fakkel aan anderen doorgeven, ligt echter vooral aan de Koerden zelf.