Aanstormende talenten waren ze, jong en veelbelovend: generatiegenoten Richard Strauss (1864-1949) en Ludwig Thuille (1861-1907). Ze ontmoetten elkaar in Innsbruck tijdens een privébezoek, bleven met elkaar omgaan tijdens hun studie in München en werden gezworen kameraden. Voor het leven, zo zou blijken. Beiden ontwikkelden ze zich tot geziene vertegenwoordigers van de Neue Münchener Schule, een stroming binnen de Duitse muziek.
Het repertoire op Spezl ontstond rond de eeuwwisseling, in de naweeën van de zogeheten ‘Krieg der Romantiker’; de dramatische term voor een stevig debat binnen de muziekwereld. Daarbij stond het conservatieve kamp Brahms met zijn ‘absolute’ muziek (dus geen programmatische muziek die ‘ergens over gaat’, maar muziek omwille van zichzelf) diametraal tegenover het kamp Wagner.
‘Brahms schreef symfonieën, terwijl Strauss ook symfonische gedichten schreef, zeg maar: muziek met niet-muzikale aanleidingen’, legt Blanken uit. ‘Strauss en Thuille zaten duidelijk in het kamp Wagner. Net als Wagner hielden ze zich ook bezig met opera. En ook in harmonisch opzicht is hun muziek heel avontuurlijk, met veel chromatiek.’
Ambacht
Waar Richard Strauss roem vergaarde als componist, ontleende Ludwig Thuille zijn reputatie vooral aan zijn ambachtelijke kennis. Slechts enkele van zijn composities zijn min of meer bekend geworden. Zo beleefde zijn opera Lobetanz opus 10 een kortstondig succes. ‘En ik heb zelf ooit meegespeeld in zijn Sextet opus 6, voor piano en houtblazers’, zegt Blanken. ‘Maar Thuille was vooral muziektheoreticus. Zijn tweedelige Harmonielehre duikt nog regelmatig op in de bibliotheken van conservatoria.’
Voor Spezl kozen Mijnders en Blanken de Cellosonate in d opus 22 (1902) waarin Thuille zijn harmonische kennis prachtig etaleert. Je hoort ook de wagneriaanse invloeden, met lange, lyrische melodielijnen in de cello. Aansluitend volgt ‘Die Nacht’ van Strauss, oorspronkelijk geschreven als lied, maar hier bijna één op één overgezet naar cello.
‘We hebben wel geëxperimenteerd met verschillende liggingen’, licht Blanken toe. ‘Het meest comfortabel voor cello zou zijn geweest om de melodie in het lage octaaf te spelen. Maar omdat we zo dicht mogelijk bij de zangstem wilden komen, speelt Floris toch een octaaf hoger.’
‘Die Nacht’ is afkomstig uit de Letzte Blätter van dichter Hermann von Gilm. Thuille had Strauss op deze verzen geattendeerd en Strauss baseerde er in 1885 zijn liedcyclus op. Blanken: ‘We hebben nog wel gekeken naar andere liederen, maar die lenen zich minder goed voor cello. Daar zitten veel repeterende noten in en daarvoor heb je toch eigenlijk tekst nodig.’
Bevrijdend
Spezl is overigens géén ‘corona-cd’, benadrukt hij nog even: ‘Floris en ik kennen elkaar al lang en dit plan lag er al jaren. Alleen zijn onze agenda’s behoorlijk gescheiden: Floris werkt in München als eerste cellist in de München Philharmoniker en ik werk vooral in Nederland. Pas toen er door de coronamaatregelen veel concerten wegvielen, kwam er opeens ruimte in onze agenda’s. En het was eigenlijk heel bevrijdend om weer een paar uur per dag te kunnen studeren en ons volop op dat repertoire te storten.’
Aardig detail: de repetities voor Spezl vonden plaats in hetzelfde gebied waar de muziek ruim een eeuw geleden ontstond.
‘Ik ben in de zomervakantie naar München gegaan om de sfeer te proeven en dat was ontzettend leuk,’ zegt Blanken. ‘Ik hou erg van die landstreek. Het is er niet al te toeristisch en je kunt er fijn wandelen. Het huis van Strauss in Garmisch-Partenkirchen is trouwens nog steeds in het bezit van zijn familie. Het is geen museum hoor, en de familie wil − begrijpelijk – ook liever geen bezoek ontvangen. Maar het was een mooie ervaring om de opnamen in deze omgeving voor te bereiden.’
Spezl
Floris Mijnders (cello) & Jelger Blanken (piano)
7 Mountain Records