Maanden geleden alweer ontving ik een appje van een bevriende christelijke politicus in de Koerdistan Regio van Irak. Kon ik een vriend van hem uit het soennitische Ramadi misschien helpen, die zaken wilde doen met Israël maar niet wist hoe hij met de juiste mensen in contact kon komen?
Voor de gemiddelde westerling is dat misschien niet zo’n vreemd verzoek. Maar ik vroeg me allereerst af welke geheime dienst me hier een loer wilde draaien, en daarna hoe gevaarlijk het was om me ermee in te laten. Want voor Irak is Israël al sinds de oprichting de vijand; Iraakse militairen hebben meerdere keren meegevochten in de Arabische oorlogen tegen de Joodse staat.
Ook na Saddam hielden de sjiitische machthebbers in Bagdad vast aan dat beleid; voor Iran dat er aan heel veel touwtjes trekt is Israël immers ‘de kleine Satan’. De anti-Israëlgevoelens borrelden weer in alle hevigheid op na het onafhankelijkheidsreferendum dat de Koerden precies vier jaar geleden hielden, met openlijke steun van (bijna alleen) Israël. Sindsdien is zelfs het zwaaien met een Israëlische vlag verboden.
Het verzoek uit Erbil bleek echter oprecht, en afkomstig van een zakenman uit het vier jaar geleden van ISIS bevrijde Ramadi, die bovendien zei te spreken namens een heel aantal collega’s. Maar de contacten die ik voorzichtig benaderde, hadden moeite dat te geloven en uiteindelijk kon ik niets voor de vriend van mijn vriend betekenen.
Banden
Daarom was ik niet echt verbaasd over de bijeenkomst die een Amerikaanse vredesorganisatie in Erbil had georganiseerd, met meer dan driehonderd Irakezen die opriepen tot banden met Israël. Het werd begeleid met een opiniestuk in de vooraanstaande Wall Street Journal waarin een soennitische politicus uit Ramadi erop aandrong dat Irak onderdeel zou worden van de Abraham Akkoorden. Die zijn een jaar geleden gesloten tussen Israël enerzijds en de VAE, Bahrein, Marokko en Soedan anderzijds, die daarmee zakelijke en diplomatieke betrekkingen aangingen.
De oproep kwam van Wisam Al-Hardan, een van de leiders van de Sahwa, (de Dageraad) de soennitische militie die met hulp van de Amerikanen jarenlang succesvol Al-Qaida heeft bestreden. Hij pleitte voor een Irak waarin tolerantie en vooruitgang voorop staan. Zijn oproep werd ondersteund door een vrouwelijke politicus, Sahar Al-Ta’i, het hoofd onderzoek van het Iraakse ministerie van cultuur. ‘We willen vrede met Israël. Irak moet Israël erkennen als een bevriend land.’
In de zaal zaten niet alleen soennitische stamhoofden, al was dat op de foto’s die van de bijeenkomst zijn verspreid niet goed te zien. Achter de mannen in statige Arabische kledij zaten jongeren, die maandenlang in Bagdad hebben gedemonstreerd voor een einde aan de corruptie en tegen de Iraanse invloed. Volgens de bekendmaking zouden er ook sjiitische leiders, schrijvers en intellectuelen aanwezig zijn geweest, uit zes provincies: Baghdad, Mosul, Salaheddin, Al-Anbar, Diyala and Babylon.
Gezicht
Dat de soennitische stamhoofden het gezicht achter de boodschap vormden, heeft meerdere redenen. Allereerst geven ze uiting aan hun frustratie, omdat ze al jarenlang geen enkele invloed hebben op het beleid in Bagdad en steeds verder worden gemarginaliseerd. Eerst leidde dat tot de opkomst van ISIS, die velen in eerste instantie en ten onrechte omarmden als de soennitische revolutie. Maar na het verjagen van de groep die veel soennieten inmiddels intens haten, liet Bagdad het grotendeels afweten bij de wederopbouw.
Ik heb tijdens recente bezoeken aan soennitische steden gezien dat dit leidt tot enorme machteloosheid. Temeer, omdat de meeste soennitische politici die zich op het pluche hebben weten te laten stemmen, net zo corrupt zijn als alle anderen in het politieke systeem. En zich weinig gelegen laten liggen aan hun achterban.
Het gevolg is toenemend verzet tegen Iran, dat zij verantwoordelijk houden voor het beleid in Bagdad, en vooral voor de onderdrukking, uitgevoerd door de sjiitische milities die nog steeds aanwezig zijn in soennitische regio’s. Met het excuus dat ISIS daar nog voortdurend aanslagen uitvoert – wat deels een reactie is op die aanwezigheid.
De soennitische sjeiks weten heel goed dat hun boodschap omstreden is, en dat ze die doen in verkiezingstijd kan geen toeval zijn. Op 10 oktober gaat Irak naar de stembus, maar verwacht wordt dat de overgrote meerderheid van de kiezers thuisblijft uit onvrede over het systeem, de corruptie en de Iraanse invloed.
Nauw
Een kat in het nauw maakt rare sprongen. Dat soennitische stamhoofden die onder Saddam weinig moeite hadden met diens anti-Israëlbeleid, zo compleet van mening veranderden toont dat. De reacties trouwens ook, op de voorspelbare Israëlische ‘in vrede uitgestoken hand’ na.
Vanuit Bagdad haastten de premier (die toch als redelijke liberaal bekend staat) en de president (die als Koerd niets heeft tegen banden met Israël) zich om de bijeenkomst te vooroordelen. Een Iraakse rechter liet weten dat tegen de 300plus aanwezigen een arrestatiebevel zou uitgaan.
De Koerdische regeringswoordvoerder was snel met het ontkennen van enige kennis van de bijeenkomst – wat onzin is aangezien die werd gehouden in een luxe hotel dat deels in handen is van de grootste Koerdische partij KDP en bekend terrein is voor haar veiligheidsmensen. Bovendien was een van de sprekers de zoon van de oud-Israëlische premier Shimon Peres die zijn overleden vaders’ vredesorganisatie leidt. Zijn binnenkomst op het vliegveld van Erbil kan de Koerdische geheime dienst niet zijn ontgaan.
Angst
De angst voor de woede van Iran was groot. Was het Iran niet geweest dat er na het onafhankelijkheidsreferendum voor had gezorgd dat de Koerden forse straf kregen voor hun ‘anti-Iraakse daad’? En daardoor een groot deel van hun grondgebied, inclusief de oliestad Kirkuk, kwijtraakten? Het is een moeizame balans, die makkelijk verstoord raakt.
Want zijn het niet de door Iran gesteunde milities, die de betogers in Bagdad en zuid-Iraakse steden met hun ontvoeringen, aanvallen en moorden uiteindelijk van de straat hielden? En zijn het niet de meest radicale onder die milities, die voortdurend aanvallen op Amerikanen uitvoeren, recent nog op de coalitietroepen die gelegerd zijn op het vliegveld van Erbil? Dat verklaart ook de vreemde verklaring van de woordvoerder van de coalitietroepen CJTFOIR, dat zij geen kennis hadden van de bijeenkomst, noch banden met de deelnemers.
Als die deelnemers ruim twee weken voor de verkiezingen nog eens heel duidelijk wilden maken aan de gemiddelde Irakees, wat de macht van Iran in hun land voor gevolgen heeft, dan hebben ze hun doel absoluut bereikt. Niemand kan nog ontkennen dat de angst voor Iran het land beheerst. Waardoor basisrechten, zoals vrijheid van mening in het gedrang komen.
Onmacht
Het toont echter tevens de onmacht van datzelfde Iran. Driehonderd mensen komen bijeen en praten over banden met Israël. Nou en, zou je in een normale situatie zeggen. Maar Teheran weet daarop niet anders te reageren dan met intimidatie, zoals het dat ook in eigen land al decennia doet.
Terwijl onder Irakezen de mening over deze kwestie veel minder zwartwit is en er behoefte is erover te praten. En tegelijkertijd het verzet tegen de Iraanse invloed die steeds meer op een overheersing gaat lijken, alleen maar groter wordt.