Nieuwstad Groningen: Van Jodenbuurt naar hoerenbuurt (1)

De Nieuwstad in Groningen bestaat over twee jaar 675 jaar en in 2123 zelfs 775 jaar als dat wordt gehaald. Dat zou onopgemerkt voorbijgaan als je het niet weet. En niemand schijnt het ook te weten in de straat met de duurste meters, want er wordt verbaasd opgekeken als het wordt gezegd. Het lijkt op een nietszeggende straat waar je onverstoorbaar aan voorbij loopt, maar als je erdoorheen loopt, komt de geest uit de fles.

De Nieuwstad wordt doorsneden door de Folkingestraat. Het is met de synagoge uit 1906 die die uit 1756 toen de beroemde kunstschilder Josef Israëls er nog kwam, verving, de entree naar het centrum van Groningen.

Drie kroegen, een frietwinkel, een kunsthandel, kinderopvang, studentenhuisvesting en een kunstwerk vullen de driehonderd meter lange hoerenstraat op. De straat geniet (inter) nationale belangstelling. Het was eens het domein van ‘Tattoo Karel’, massagesalon ‘Thailand’ en verschillende kroegen die van naam en eigenaren wisselden.

De tijd dat poenige souteneurs zich in de omgeving nog onderscheidden in het straatbeeld staat een ondernemer nog helder voor de geest. Ze kwamen bij hem met diamanten uit Antwerpen om die in Groningen in een ring te laten zetten. ‘Het was een redelijk nette bedoening’, zegt hij. De vette fooien die hij als extra blijk van waardering kreeg, trekken een lach op zijn gezicht. Dat er beschermgeld is betaald aan pooiers om de buurt rustig te houden, heeft hij niet kunnen achterhalen. Maar als hij nu naar de raamprostitutie als entree van de stad kijkt, mag het voor hem afgelopen zijn. ‘Als beschaving zou je dit niet meer willen.’

De Nieuwstad is het grootste prostitutiegebied van Groningen geworden, dat aan weerszijden met 106 ramen van negen exploitanten een vrijwel onafgebroken galerij vormt. De verdiepingen zijn bewoond door studenten of worden als afwerkruimte gebruikt. Gezinnen wonen er niet.

OIe is één van die studenten. Met negen andere studenten woont hij boven een aantal peeskamers. Met zijn ‘buurvrouwen’ heeft hij goed contact. Er is naar zijn mening een goed onderling begrip. Als er een studentenfeestje is, worden de ‘buurvrouwen’ even ingeseind om bezwaren weg te nemen. Een andere kamer is dan ook snel gevonden. Door de coronapandemie staan veel kamers leeg. De reguliere dames hebben volgens hem plaats gemaakt voor nieuwe dames.

Door de uitbraak van het coronavirus is de straat volgens Ole minder druk geworden. Ergernis over automobilisten die met keiharde muziek door de straat rijden, is er nog wel. Burenhulp is er evenwel ook snel gevonden. Toen een oud-huisgenoot laveloos voor de deur lag, omdat hij zijn sleutel was vergeten, werd hij door één van de dames mee naar binnen genomen en verzorgd, om hem toen de eerstvolgende student thuiskwam weer af te leveren. Verder zijn er geen rare dingen gebeurd’, vult Ole maar even voor de zekerheid lachend aan om verkeerde gedachten te elimineren.

Wonen in de Nieuwstad was voor hem wel even een overgangetje. In Wassenaar waar hij vandaan komt, is geen raamprostitutie. ‘Als je je ouders voor de eerste keer langs laat komen, dan is het wel even van: ‘Wat is dit nu weer? Je raakt eraan gewend. Het is gewoon je thuis. Het is een prima buurt’, zegt Ole. Hij voelt zich er veilig.

Prostitutie is van alle tijden. Antiek auteur Herodotos beschreef Babylon als stad waar ‘jonge meisjes in een tempel moesten wachten tot een man een zilveren munt in hun schoot wierp en ze dan moesten meegaan naar een kamertje’. Het was een verwijzing naar de tempelprostitutie.

Mede door regulering van gemeentezijde zijn de ‘konijnenhokken’ uitnodigende vitrines geworden, waarin schaars geklede dames hun verleidingskunsten openbaren. Talloze automobilisten bewegen en hebben zich in de ban van de vleselijke lust door de straat bewogen om de madeliefjes aan een goedkeurende blik te onderwerpen. Een dame achter het raam zegt dat de betaalde liefde goed is voor miljoenen euro’s en geld snel is verdiend.

De oorsprong van de straat is terug te voeren naar 1348, toen die volgens geschiedschrijver mr. dr. Gerrit Overdiep werd opgesplitst in Eerste en Tweede Nieuwstad en mogelijk verwijst naar een stadsuitbreiding in de betekenis van nieuwe stad met een reeks straten en gangen.

De enige gang die nog toegankelijk is, is de Markusgang. Behalve studentenhuisvesting is daar een wasserette gevestigd voor het wassen van handdoeken, kennelijk bedoelt voor de dames van plezier zelf, die in de Nieuwstad qua aantal zijn toegenomen na sluiting van de raamprostitutie in het A-kwartier van de stad. Die sluiting bracht ook een verplaatsing van de drugshandel met zich mee, die lastig te bestrijden blijkt te zijn.

Willem reageert spontaan als wordt gezocht naar bewoners die hun verhaal willen vertellen. Hij blijkt al 45 jaar in de Nieuwstad te wonen. We spreken af in zijn tattooshop. Willem, 75 jaar, kent het klappen van de zweep en zegt niet meer dan nodig is. Wie te veel zegt, maakt zich onmogelijk in de straat, zo is zijn devies. De Nieuwstad is zijn alles. Dat het vroeger een Joodse buurt is geweest, is hem niet ontgaan, maar hij weet daar verder weinig vanaf, omdat het voor zijn tijd is geweest.

De Nieuwstad leeft vandaag de dag zo in haar eigen wereld. ‘Ons kent ons’, merkt Willem op. Hij is een soort van beheerder, het aanspreekpunt voor de dames van plezier, maar vertelt tussen neus en lippen door dat hij er ook enkele dames heeft werken. Hij blijkt als contactpersoon voor kamerverhuur vermeld te staan op de website ‘redlightdistrict-groningen.nl’. Willem heeft in zijn leven zo zijn eigen manieren gevonden om geld te verdienen.

Hij is in Groningen terechtgekomen door een kameraad die er woonde. Zijn huwelijk was op de klippen gelopen. En hij was naar Thailand vertrokken. De geboren Doesburger liet zich ompraten naar Groningen te komen, begon er vervolgens een tattooshop en bleef er hangen. ‘Ik ben nog een van de oudere die nog in Nederland tatoeëert.’ Hij laat een foto zien, waarop hij in zijn jongere jaren op staat met de bekende tatoeëerder Henk Schiffmacher uit Amsterdam, die zijn naald in vele artiesten heeft gezet.

Tijdens ons gesprek belt er een kok die graag nog een mesje in zijn tattoo wil hebben. Dat komt volgens Willem helemaal goed. Met mate neemt hij nog opdrachten aan. Als hij maar zijn dagelijkse natje en droogje heeft, is hij tevreden. ‘Ik maak me niet zo druk meer’, zegt hij lachend.

Van heinde en ver kwamen de mannen naar de Nieuwstad, de ‘warme buurt’ van Groningen. Zeelieden en vissers uit bijvoorbeeld Delfzijl en Lauwersoog kon Willem tot zijn clientèle rekenen. De zeevaart was voor hem geen onbekend terrein. Hij had zelf op de grote vaart gezeten. ‘Begonnen als ketelbinkie’, zo laat hij weten.

Het bekendste café was volgens hem ‘Klein Mokum’. ‘Het was een begrip in Nederland. Hebben ze er ‘Madame’ van gemaakt’, zegt hij met onbegrip in zijn stem. Maar die naamsverandering heeft mogelijk te maken om de gedwongen sluiting van het café te doen vergeten wegens drugsoverlast en prostituees die er illegaal afspraakjes maakten om vervolgens de ruimte erboven als afwerkplek te gebruiken.

Als afscheid wordt genomen van Willem, komt Marcella erbij staan. Zij werkt in het tegenover gevestigde café ‘Pierement’ dat als gevolg van de coronapandemie nog steeds is gesloten. Dat de Nieuwstad een jubileum heeft te vieren over twee jaar roept bij haar spontaan de gedachte op er een feestje van te maken. ‘Kunnen we weer lekker buiten dansen’, zegt zij. Willem reageert wat terughoudend als zij hem wil laten delen in haar feestvreugde. Haar enthousiasme slaat toch op hem over en ze maken een afspraak.

De Nieuwstad is een plek voor regionaal sekstoerisme met klanten uit de drie Noordelijke provincies en Duitsland. Soms ontstonden daar relaties met prostituees uit of een ongewenste zwangerschap, omdat een dame van lichte zeden verliefd was geworden op de verkeerde man en zich daar onvoldoende tegen had beschermd. Ook is een zwakbegaafde vrouw achter het raam gezet, maar toen dat werd ontdekt is zij daar weggehaald. Het verdiende geld wordt soms belegd in vastgoed in het buitenland of gebruikt om familieleden en kinderen in het buitenland te onderhouden of om zelf raamexploitant te worden.

Maar er gebeurden ook zaken die de onaangename kanten van het rosse leven lieten zien. Mensenhandel, schijnhuwelijken, illegale hoererij, een naakte man uit Friesland die de deur van een peeskamer intrapt, ruzies over de prijs en geleverde diensten, een prostituee die bewusteloos wordt geslagen en de keel wordt dichtgeknepen omdat er onenigheid was ontstaan over de betaling, een caféruzie waarbij de eigenaresse versterking inriep van taxichauffeurs, sluiting van peeskamers, omdat de exploitanten niet aan de eisen voldeden, een overval, een schietpartij, een snelle wip met vals geld, rechtszaken, het is een onvoltooide waslijst aan gebeurtenissen, die er plaatsgrepen.

En dan is er nog het mysterie rond een Bulgaar die zich in 2001 door het hoofd schoot bij een Bulgaarse prostitutie die elkaar niet kenden en de moord op de populaire ‘boodschappenman’ Nico Leeuwe die sekswerksters voorzag van eten en drinken en condooms. Op 16 september 2011 lag hij dood en gekneveld in de portiek van zijn flat. Geld was vrijwel zeker het motief, maar dat bleek in een kluis van de bank opgeborgen te zijn. Een Colombiaanse prostituee en twee van haar landgenoten zijn daarvoor opgepakt. De twee Colombiaanse mannen werden veroordeeld tot vijftien jaar gevangenisstraf. Ze kregen vijf jaar meer dan het OM had geëist. Volgens de rechtbank was er sprake van een uitzondering, omdat de eis geen recht deed aan de feiten.

Het knusse was er wel vanaf meenden Siert en Linda Fongers in 2001 toen ze na 22 jaar stopten met hun café ‘Pierement’. Beiden hadden veel bekende cafés zien verdwijnen zoals ‘’t Ankertje’, ‘Talk Of The Town’, de ‘Tattoo Bar’. En daarmee ook veel sfeer. Er was weinig betrokkenheid met de seksbranche, behalve dat de meisjes wel eens sigaretten kwamen halen. Met hun toen 35-jarig huwelijk waren ze redelijk uniek, omdat de meeste relaties in de straat een half uurtje of korter duurden.

Het uitleven van de menselijke driften in de Nieuwstad is wijlen schrijver Ab Visser ook niet ontgaan. In zijn boek ‘’t Peerd van ome Loeks’ geeft hij een inkijkje wat er achter de schermen gebeurt.

In de tijd dat Groningen was bezet door de Duitsers in 1940-1945, zo herinnert Ab Visser zich, waren er feesten bij ‘Marijke’ in de Rabenhaupststraat. Zij was de vrouw van een Duitse SS’er, die zeer gevaarlijk voor de illegaliteit werkte en vervolgens moest onderduiken. Bij ‘Marijke’ troffen alle oude en nieuwe vrienden elkaar. ‘Wat wij tussen lichtere of zwaardere illegale activiteiten door, niet allemaal voor vertier zochten om aan de verstikkende depressie van die eindeloze bezetting te ontkomen!’, zo noteerde Visser.

Een paar zondagmiddagen achter elkaar ging een groepje van een man of zes naar een ‘berucht huis’ in de Nieuwstad. Toen het hart van de warme buurt, zo schetste hij. ‘Vaak stonden daar Duitse soldaten, grauwe, moe gevochten boerenlullen in de rij op hun beurt te wachten: seks aan de lopende band. De dames waren, als zovele prostituees in de oorlog, niet bijster op hun moffenklanten gesteld en soms sloten zij ’s zondags hun bedrijf.

Dan gingen wij erheen met een ‘zwart’ flesje drank en lieten de dames, drie of vier in getal, hun avonturen vertellen. Ze vonden het best om met ons hun tijd te ‘verdoen’, maar tot slot moest wel één van de heren achterblijven, want voor niets gaat de zon op. Het was steevast dezelfde die bleef, een gereformeerde jongeling met een verbijsterend laag IQ, maar van een beruchte viriliteit. In het verzet maakte hij zich flink verdienstelijk door het stelen van Duitse revolvers in café en restaurants.’

Een andere vriend van hem die als kitschschilder NSB’ers die op het eind van de oorlog hun kansen zag keren en hen een slecht getekend portret van koningin Wilhelmina verkocht, was grootgebracht in een opvoedingsgesticht. Het eerste wat hij deed toen hij meerderjarig was geworden, was zijn moeder opzoeken die in de kroeg ‘de hoer uithing’ en haar door de ruiten te kwakken.

Deze vriend die hij beschreef als een losbol en een pretmaker, was volgen Visser een ‘spectaculaire hoerenloper’, die op een gegeven moment met zijn zakken vol geld stralend riep: ‘En nu jongens is het tijd om naar de hoeren te gaan.’ Hij troonde Visser en zijn maat mee naar een adres in de Nieuwstad. Het was volgens Visser een armelijke woning en de hoer die hen in de ‘voorkamer’ ontving, was een ‘afgesloofd vrouwtje op leeftijd.’

De man zei: ‘Ik wil een nummertje met je maken, maar mijn vrienden moeten erbij blijven. De vrouw keek bedenkelijk. Op haar Gronings zei ze dat aan ‘mien pooier moest vroag’n’ om daar vervolgens aan te voegen: ‘Ik heb nog een beetje schoamte, moar doe hest ja helemaoal geen schoamte.’ Haar onstuimige klant dreigde haar pooier in elkaar te zullen slaan als hij geen toestemming zou geven. De vrouw slofte naar de keuken om terug te komen met de mededeling dat er dan dubbel moest worden betaald.

Onder het toeziend oog van Visser en zijn maat ging hun kameraad van bil. ‘Het was een ridiculisering van alle seks’, aldus Visser. Zijn vriend bracht ondanks zijn geestdriftig gewip er niets van terecht. Het ‘versleten lustobject’ op de ‘smalle bultige divan’ onder hem kon maar tot een conclusie komen: ‘Doe bist dronken, doe kanst er ja niks van. Wil één van de andere heren misschien?’ Visser vond haar een eerlijke vrouw die waar voor haar geld wilde leveren, maar hij en zijn vriend bedankten stichtelijk.

Voor de oorlog woonden er in de Nieuwstad en omgeving veel Joden. Daar werd het gezinsleven gevierd in ogenschijnlijk armoedige omstandigheden. De mensen hadden het niet breed en er moest flink worden gesappeld om aan de kost te komen. Visser noteert: ‘De vrij talrijke Joden in Groningen vormden een geliefd en levendig volksdeel en het latente antisemitisme dat in ieder volk schijnt te leven, stelde dan ook niets voor.

Onze Joods marktkooplui en standwerkers voelen zich superieur aan hun Amsterdamse collega’s en wij waren het daarmee eens, al had hun ‘Grunnings’ merkwaardig genoeg een Amsterdams accent. Wij spraken dan ook van zonder gewetensbezwaar van ‘jeudenblaadje’ zoals ik als kind naar bed gedreigd werd met de ‘boezejeude’, een uitdrukking die mijn ouders denkelijk niet eens in verband brachten met de vertaling ‘boze Jood’, waarmee misschien van oudsher de ‘wandelende Jood’ werd aangeduid.’

Het Groningse ‘getto’, zoals Visser het noemde, (Zuiderdiep, Folkingestraat, Nieuwstad, Schoolholm, etc) en de ‘warme buurt’ grensden niet alleen aan elkaar, maar overlapten elkaar. Een merkwaardig feit als men bedenkt dat Joodse prostituees altijd zeldzaam zijn geweest, maar het gaf deze wijk wel een ros, gezellig aanzien, zelfs ondanks de betrekkelijke afwezigheid van cafés. Joden ‘drinken’ immers weinig.

Joden die er hebben gewoond, weten te vertellen dat de Nieuwstad bestond uit Eerste en Tweede Nieuwstad en bebouwd was met kleine huisjes en brandgangetjes. Het was een levendige buurt waar ook niet-Joden woonden. De armoede was groot, maar de humor er niet minder om. Dit was vooral het geval in de Tweede Nieuwstad waar de huidenhandel van Vos van Coevorden was gevestigd. ‘s Zomers steeg er een penetrante geur op als de gezouten huiden buiten te drogen werden gelegd.

De Eerste Nieuwstad kende onder meer een café, een kledingzaak, een antiekwinkel, de vleesfabriek van Van Gelder, en ‘De Noordpool’, een fabriek die staven ijs maakte om producten koel te houden. Eigenaar was Scherpenhuizen. Hij liet zijn personeel hard werken en stond er zelfvergenoegd met een dikke sigaar in zijn mond bij toe te kijken. ‘Alle huizen zijn goed, behalve Scherpenhuizen’, zo werd gezegd.

‘De Eerste Nieuwstad stond bekend als de ‘muziekstraat’. Wie er doorheen liep, kreeg bijvoorbeeld een vioolconcert te horen van Mendelssohn of Brahms, een rondo voor klarinet of een pianoconcert. De ramen gingen dan vaak open om mee te luisteren. Wat begon met klassieke muziek veranderde later in populaire muziek. Regelmatig werd er geschnabbeld voor impresario Rinket in Groningen.

 

De Nieuwstad heeft niet alleen wijlen de bekende violist Benny Behr, die met wijlen de Groninger violist Sem Nijveen nationaal en internationaal successen boekte, maar ook de halfbroer van Philip en Louis van der Hak, Maurits van der Berg, voortgebracht. Toen Maurits negentien jaar oud was, was hij concertmeester van het Berlijns Filharmonisch Orkest.

De hele straat liep uit toen meneer Velleman namens de VVD in de gemeenteraad van Groningen kwam te zitten. Een Jood in de gemeenteraad. Dat was wat! Die moest je feliciteren’, aldus Louis van der Hak, die in de Nieuwstad heeft gewoond.

De Nieuwstad was bij uitstek geschikt om kwajongensstreken uit te halen. Zo handelde een zekere Muller in gebruikte kleding. Hij stalde zijn kar voor de deur van zijn woning. Jongens verstopten zich dan onder een doek dat erover heen lag. Als op vrijdagavond ‘sjabbat’ was ingegaan, riepen ze: ‘Och, ik heb zo’n honger! Ik heb een vrouw met een paar kinderen, we hebben niks te eten. Wie helpt nou?’ En dan gingen opeens alle ramen open. En zonder gezien te worden, hadden de jongens de grootste pret.

Op de Nieuwstad woonde ook een andere Velleman, een oud mannetje met een wandelstok. Hij stond altijd op de hoek bij het rabbinaatshuis, waar de Joden onder elkaar de laatste nieuwtjes uitwisselden. Vaak fietste dan een zekere mevrouw Kranenburg voorbij. Zij slachtte kippen voor de Joden, die niet onder rabbinaal toezicht stonden. Die waren een dubbeltje goedkoper. Mevrouw Kranenburg gingen ’s morgensvroeg om zeven uur voor haar werk naar het café om een borreltje te halen. Toen zij en meneer Velleman elkaar tegenkwamen, kwam er een begrafenisstoet voorbij. Zij zei een christenbegrafenis mooier te vinden dan een ‘jeuden’ begrafenis. ‘Daar heb je ook geliek aan’, zei Velleman, ‘want ik zie liever tien van jullie dan één van ons.’ (Wordt vervolgd)

 

Nieuwstad Groningen: Van Jodenbuurt naar hoerenbuurt (2)

Mijn gekozen waardering € -