Twintig jaar na 11 september vallen je als je door Irak rijdt onmiddellijk de foto’s op van de Iraanse generaal Qassem Soleimani. Samen met de leider van de sjiitische milities in Irak, Abdu Mahdi al-Muhandis kijkt hij overal in het land neer op de Irakezen. De twee worden als martelaren vereerd sinds ze begin vorig jaar bij een Amerikaanse droneaanval omkwamen in Bagdad.
Als ik de foto’s in de middenbermen en langs de kant van de weg voorbij zie flitsen, vraag ik me af of Soleimani dit bevroed kan hebben toen hij als generaal van de Iraanse Quds Force een steeds belangrijkere rol ging spelen in de Iraakse militaire en politieke verhoudingen. Hij voerde zijn opdracht met verve uit: hij bracht de politiek verdeelde sjiitische milities onder een noemer en leidde die zelfs persoonlijk in de strijd tegen de soennitische terreurgroep ISIS.
Als leider van die Jeruzalem Brigade was zijn opdracht om de Iraanse macht via meest clandestiene operaties uit te breiden naar het buitenland. De oorlog tegen ISIS bood daar goede mogelijkheden voor. Want daardoor werden de milities van de sjiitische partijen in Irak die Iran al financieel steunde, nog afhankelijker van Teheran. Door leden ervan in Iran te trainen probeerden de Iraniërs hun loyaliteit tot op alle niveaus om te buigen.
Diplomatiek spel
Soleimani reisde wat af, want het diplomatieke spel vormde een groot onderdeel van zijn werk. Niet alleen bemoeide hij zich met de sjiitische milities in Irak, ook met de onafhankelijkheidsstrijd van de Koerden en hun ruzies met Bagdad. Niemand haalde het in zijn hoofd te weigeren hem te ontvangen. Iedereen wist hoe direct zijn lijnen waren met de hoogste macht in Iran, ayatollah Khamenei.
En datzelfde gebeurde in de buurlanden, waar het Syrische bewind zich in de burgeroorlog deels staande hield dankzij Iraanse steun. Sjiitische milities uit Irak werden aangevoerd om sjiitische heilige plaatsen te beschermen tegen jihadisten, en Iraanse militairen ondersteunden Assad waar nodig.
Maar ook in Libanon speelde Soleimani een rol, bij het versterken van de rol van Hezbollah, militair, in het verzet tegen Israël, maar ook politiek. Ook daar wordt hij door veel sjiieten nu publiekelijk vereerd, en prijken langs de weg grote schilderingen en billboards met zijn beeltenis.
Niet iedereen is daar overigens even blij mee, in het land waar soennieten, sjiieten en christenen proberen vreedzaam samen te leven. Zeker niet omdat de naam van Hezbollah steeds weer in negatieve zin opduikt; bij de moord op premier Hariri in 2005, de explosie in de haven van Beirut van vorig jaar en de huidige financiële en politieke crisis die het land totaal verlamt.
Minderwaardig
Dat sjiieten Soleimani vereren is op zich niet vreemd: hij speelde een rol in een beweging die deze kleinste van de twee belangrijkste stromingen in de islam van een minderwaardigheidscomplex afhelpt. Die is begonnen met de islamitische revolutie in Iran, en de vestiging van een volwaardige sjiitische staat te midden van de soennitische. En dat regime gebruikt mensen als de charismatische Soleimani om sjiieten elders in de regio te helpen meer macht te krijgen.
Daarmee verdiende hij een muurschildering op de plek van zijn dood, bij het vliegveld van Bagdad. Midden in een Arabische stad, ooit het centrum van de soennitische islam. Iets dat twintig jaar geleden totaal onmogelijk zou zijn geweest.
Toen was Iraakse dictator Saddam Hoessein nog aan de macht, die de sjiitische meerderheid stevig en met harde hand in bedwang hield. Toen zij na de Golfoorlog van 1991 in opstand waren gekomen, had hij die nog bloedig neergeslagen, met vele duizenden doden tot gevolg. Lange tijd zag het Westen hem dan ook als een bolwerk tegen de uitbreidingsdrang van de islamitische staat Iran.
Jihadisten
Maar toen kwam 9/11 en vlogen jihadisten in het World Trade Centre en het Pentagon. Na de eerste directe reactie met aanvallen op Al-Qaida en Afghanistan, richtten de Amerikanen hun aandacht op Saddam en Irak. Ook al kregen ze de beschuldiging dat hij had samengewerkt met Bin Laden niet rond, en ook al was er geen echt bewijs dat hij massavernietigingswapens had – er moest een daad gesteld worden. En Saddam werd de grotere vijand. Groter dan Teheran.
De Amerikaanse invasie van maart 2003 en de val van Saddams bewind moest in Irak democratie brengen. Maar het bracht vooral een meerderheid aan de macht die dat concept niet begrijpt. Slachtoffers die regeren zijn niet de per se beter dan hun vroegere onderdrukkers, omdat ze opereren vanuit wraakgevoelens en trauma’s, en opeisen wat hun is onthouden. Dat is een van de redenen voor de enorme corruptie. Terwijl tegelijkertijd de oude dictator overal wordt gekopieerd.
En niet alleen door de andere groep te onderdrukken – nu de soennitische minderheid. Waar Saddams portret overal in het land op prominente plekken stond, hangen nu sjiitische geestelijken, politici en martelaren. Overal waaien de sjiitische vlaggen met Hoessein (de kleinzoon van de profeet) en Ali (zijn schoonzoon en voor de sjiieten ook zijn opvolger), en aangezien het de rouwmaand Muharam is, ook de zwarte vlaggen die daarmee te maken hebben.
Overal, dus ook in de overwegend soennitische gebieden, zoals Mosul en andere steden die na de ISIS-bezetting proberen weer op te krabbelen. Waar soennieten nu dagelijks geconfronteerd worden met de veranderde verhoudingen, en vooral ook met de toegenomen invloed van Iran in Irak.
Zonder 9/11
Had 9/11 niet plaatsgevonden, dan waren de Amerikanen vrijwel zeker Irak niet binnengevallen. Dan was Saddams gehate regime zeker nog aan de macht gebleven, en had zijn zoon Qusay hem wellicht nog kunnen opvolgen. Maar uiteindelijk zouden Irakezen hem zelf verjaagd hebben, zoals ook in andere Arabische landen gebeurd is met autocratische regimes.
Terwijl de huidige machthebbers in Irak zichzelf verrijken, de armoede toeneemt, en betogingen door pro-Iraanse milities worden neergeslagen, is de vreugde over het ten val brengen van Saddam allang verdwenen. De Amerikaanse invasie heeft de machtsverhoudingen in de regio verstoord, waardoor Iran haar invloed tot ver over de grenzen kon uitbreiden. Met in Irak als gevolg: marginalisering, corruptie, conflicten om de macht – maar vooral ook verzet, steun voor de extreme islam en ISIS, en veel meer geweld.
Het kan nooit Bin Ladens intentie zijn geweest om Iran de wind in de zeilen te geven. Maar door zijn zelfmoorddaders op 9/11 op pad te sturen, heeft hij dat wel bereikt. Zelfs al had president Bush al bij zijn aantreden ideeën over het wegsturen van Saddam Hoessein, die zouden nooit tot wasdom zijn gekomen zonder de aanval op het Amerikaanse zelfvertrouwen van september 2001. De oorlog tegen terreur eiste immers actie. Onbezonnen actie, kan je twintig jaar later gerust zeggen.