Het gif van sociale media

Dissidente meningen krijgen in Vietnam geen stem op Facebook, want de regeringspartij eist dat het platform ze niet toelaat. Een Facebook-account dat in India wordt opgezet, stroomt automatisch vol met anti-moslimpropaganda. En hoewel Facebook weet dat het in Ethiopië wordt misbruikt voor oproepen tot geweld, laat het dit oogluikend toe.

Afgelopen herfst stapt voormalig Facebook-medewerkster Frances Haugen (37) naar The Wall Street Journal. Ze overhandigt de krant tienduizenden interne documenten van haar voormalige werkgever met schokkende informatie: hoe Facebook bewust en wereldwijd de veiligheid van landen en personen in de waagschaal stelt. Wekenlang brengt The Journal er berichten over naar buiten.
Al snel publiceren ook andere media uit de stukken, samen met getuigenissen van voormalige en huidige Facebook-medewerkers. De Facebook Papers bewijzen wat velen allang vermoeden, dat het bedrijf profit boven people stelt. Facebook’s streven naar winst veroorzaakt veel ellende voor mensen persoonlijk en voor bevolkingsgroepen over de hele wereld. Het is vooral schrijnend dat dit binnen het bedrijf al jaren bekend is.

Tienermeisjes

Tot op directieniveau wist Facebook dat tienermeisjes die informatie zoeken op Instagram — ook eigendom van Facebook — vaker dan gemiddeld depressief worden en eetstoornissen krijgen. Meiden die meer willen weten over gezond leven belanden door de algoritmen van het platform al snel in een fuik vol anorexiapropaganda. Het bedrijf deed daar niets tegen.
Begin vorig jaar kwam Facebook tegemoet aan eisen van de regerende communistische partij in Vietnam om tegenstanders te censureren. CEO Mark Zuckerberg — zelfverklaard voorstander van de vrijheid van meningsuiting — vreesde zijn profijtelijke markt in Vietnam te verliezen, en besloot op zijn platforms vrijwel geen berichten meer toe te laten die ‘anti-staat’ waren.
Eigenlijk weet iedereen binnen Facebook allang dat het bedrijf bijdraagt aan geweld, vooral waar kwetsbare bevolkingsgroepen een makkelijk mikpunt zijn. Door de techniek achter de verschillende Facebook-platforms worden woede-opwekkende berichten gestimuleerd en krijgt valse informatie een breed podium. Hoewel werknemers hierover regelmatig aan de bel trokken, heeft de leiding dit bewust genegeerd.

De Facebook Papers geven een fascinerend inzicht in de overwegingen van -medewerkers. Bijvoorbeeld dat ze zelf niet goed kunnen uitleggen waarom het algoritme meer maatschappijrelevante inhoud aan mannen laat zien dan aan vrouwen, of waarom door een bug een gewelddadige groep in Sri Lanka automatisch een half miljoen gebruikers aan een groep kon toevoegen, zonder hun toestemming. Als het erop aankomt, lijkt intern zelfs niemand helemaal zeker te zijn hoe Facebook precies werkt.

Niet vreemd dat Rohingya-vluchtelingen uit Myanmar recent een rechtszaak tegen Facebook zijn begonnen. Het bedrijf heeft niets gedaan tegen opruiing tegen hen, waardoor het geweld tegen deze etnische minderheid vijf jaar geleden exceptioneel kon groeien. De klagers stellen dat Facebook geweld en genocide heeft gefaciliteerd, en hun levens op het spel heeft ingezet om een aanzienlijk marktaandeel in Myanmar te kunnen verwerven. De Rohingya’s eisen een schadevergoeding van 150 miljard dollar.

In 2020 schrijft een Facebook-medewerker in zijn interne rapport At risk countries: ‘We hebben grote hiaten gevonden — vooral in Myanmar en Ethiopië — waar onze signalering mogelijk ontoereikend is.’ Volgens hem was het niet gelukt om verkeerde en haatzaaiende berichten te detecteren in de twee talen die in Ethiopië het meest worden gesproken.

Droge ogen

Hoe haaks staat dit alles op wat Mark Zuckerberg in het openbaar beweert over de zegeningen en goede bedoelingen van zijn bedrijf. Met droge ogen verklaarde hij voor het Amerikaanse Congres dat Facebook maar liefst 94 procent van de haatspraak die het aantreft verwijdert vóórdat iemand die gemeld heeft. De Facebook Papers laten overigens iets anders zien: volgens interne onderzoekers gaat het maar om minder dan 5 procent.
Ook jokte Zuckerberg dat het ‘helemaal niet duidelijk’ is dat sociale media polarisatie tussen mensen bevorderen. Klokkenluidster Frances Haugen getuigde echter voor het Amerikaans Congres én voor de Europese Commissie dat haar voormalige werkgever in 2018 het algoritme had veranderd, waardoor er meer verdeeldheid onder gebruikers kon ontstaan, opdat ze vaker naar het platform zouden terugkeren. Hierdoor kon Facebook meer advertenties verkopen. Overigens benadrukte Haugen dat dit geen exclusieve werkwijze is van Facebook. Andere sociale-mediabedrijven werken vergelijkbaar.

‘Privacy is ondergeschikt gemaakt en ingewisseld voor gebruikersgemak.’

Dit artikel gaat dan ook niet alleen over Facebook. Bij het overgrote deel van de online chat-, streaming- en berichtenplatforms die — al dan niet in real time — mensen met elkaar in contact brengen, worden de gebruikers voor het verdienmodel ingezet. Elk platform heeft een eigen publiek en zijn eigen functionaliteit. De ingebakken eigenschappen van een medium bepalen hóe mensen met elkaar communiceren, via beeld of tekst, wát ze te zien krijgen en wáár ze op kunnen reageren. Overigens gaat Facebook volgens Haugen wel het verst met manipuleren.
Tim Kendall, een voormalige baas van Facebook, uitte twee jaar geleden al zijn zorgen over het gebruik van sociale media. In de documentaire The Social Dilemma (2020) liet hij weten: ‘Op de korte termijn maak ik me vooral zorgen over burgeroorlogen.’ Dit bleek op zijn minst visionair toen een aantal maanden later in Washington DC het Capitool werd bestormd door Trump-aanhangers (6 januari 2021 – red.).
Toch wilde Facebook-bestuurder Nick Clegg niet ingaan op de vraag of de algoritmen van Facebook deze volksopstand hadden gestimuleerd. In een interview voor CNN schoof de voormalig Britse politicus de schuld op de aanvallers en op politici — inclusief toenmalig president Trump — die, ook via sociale media daartoe hadden aangezet. Volgens Frances Haugen was dit niet het hele verhaal. Bij het tv-programma 60 Minutes vertelde ze dat al tijdens de Amerikaanse presidentsverkiezingen, die een paar maanden eerder hadden plaatsgevonden, Facebook een aantal beveiligingsmaatregelen had uitgeschakeld. Hierdoor konden de oproepen om het Capitool binnen te dringen eenvoudig hun weg vinden.

Klein bier

Vergeleken hiermee zijn negatieve ervaringen met sociale media in Nederland klein bier, maar niet minder verontrustend. Ook hier krijgen online opruiingen en propaganda vrij spel. ‘Wees geen bitch Alkmaar’ en ‘We gaan die wouten in elkaar trappen, jongen’. Zonder Snapchat en WhatsApp waren de avondklokrellen begin vorig jaar op verschillende plaatsen waarschijnlijk niet zo uit de hand gelopen. Voor het orkestreren van plunderingen en een veldslag met de ME, afgelopen november in Rotterdam werd onder andere het versleutelde berichtenplatform Telegram gebruikt: ‘Juwelier laantje heeft 2 deuren he. Of je moet alleen eerste raam pakken.’ Dat alles live door betrokkenen wordt gestreamd, dat hun daden worden vastgelegd en gedeeld, maakt het oproepen en meedoen voor velen des te uitdagender en heroïscher.

Ook tegen personen wordt er online stevig gestookt. Zo werden onder anderen Zaanstads burgemeester Jan Hamming, schrijfster Lale Gül, en gemeenteraadslid Loes ten Dolle uit Winterswijk — ‘Ik weiger te accepteren dat dit erbij hoort’ — meermalen met de dood bedreigd.
Om bakken vol haat over je heen te krijgen, hoef je geen bekende Nederlander te zijn. Iedereen die openlijk iets verkondigt, doet of laat, kan op sociale media worden uitgescholden, verdacht gemaakt en bedreigd. Restauranthouders, cabaretiers, vrouwen, buren, agenten, onzekere pubers, schaapherders, boeren, vul zelf maar aan. Wie zich als burger of ondernemer uitspreekt, wie ergens voor of tegen is, loopt kans via online oproepen geboycot, gecanceld, of belaagd te worden. Het digitale en analoge leven lopen hierbij naadloos in elkaar over en versterken elkaar. ‘We weten waar je woont’, ervaart ook minister Hugo de Jonge, als een man live filmend bij hem voor de deur staat ’om verhaal te halen’. Iets wat hij later bij beoogd minister Sigrid Kaag herhaalt.

Hoogleraar virologie Marion Koopmans zet medio december een ontvangen bericht op Twitter: “… vuil goor monster van Dachau, … ze hebben de verkeerde voor de ingang van een parkeergarage door de kop geschoten, goor stuk onafgemaakt softenon Nazi Schwab hoerenjong”. ‘We praten er wel over, maar zo ziet het eruit’, schrijft Koopmans, die het Openbaar Ministerie oproept om in actie te komen: ‘Ik vind dat we de grenzeloosheid hiervan moeten blootleggen.’

Marionetpoppen

Sociale media zouden neutrale platforms zijn die niets te verwijten valt. Dit klinkt plausibel en toch is dit een mank uitgangspunt. Sociale media zijn verre van tabula rasa. Er zitten multinationale bedrijven achter, die er alles aan doen om hun gebruikers goed te leren kennen, waardoor ze hen gepersonaliseerd kunnen ‘bedienen’ en hen als marionetpoppen kunnen aansturen. Anders gezegd, sociale media hebben geen patent op polarisatie, wel zijn ze de vruchtbare bodem waar tegenstellingen woekeren en gedijen. De ophef die ze zelf faciliteren, werkt voor de platforms als Pokon: ze floreren er steeds beter door.
In deze universums voelen velen zich vrij en onkwetsbaar, en door niemand gecensureerd. Wie in de fysieke wereld nog zijn schouders ophaalt, ergens met een grote boog omheen loopt, of tot tien moet tellen, kan nu zijn oprispingen onmiddellijk posten.
De filterbubbels zorgen voor instemming en applaus. Beloningen stromen binnen in de vorm van likes, hartjes, gedeelde berichten en nieuwe volgers. Deze instant bevrediging maakt sociale media ‘verslavend vergelijkbaar met drugsgebruik en dwangneuroses’, vertelde voormalig Facebook-baas Tim Kendall aan het Amerikaanse Congres. ‘Ik zie hoe Facebook gezinnen verpest. In het restaurant kijken ze niet naar elkaar, maar staren ze naar hun telefoons.’
‘Er vliegen dagelijks miljarden kusjes door het digitale heelal, maar minstens zo veel beledigingen, dreigementen en dodelijke filmpjes’, schrijft columniste Aleid Truijens al in 2011.

‘Op de korte termijn maak ik me vooral zorgen over burgeroorlogen’

‘Je kunt ze beter asociale media noemen’, stelt Vincent Böhre, directeur van stichting Privacy First, ‘als je ziet hoe makkelijk ze het maken om anderen te beledigen.’ Hij blijft ver van Facebook of Twitter, omdat hij aan privacy hecht: ‘Ik wil me niet aan Jan en alleman presenteren. Bedenk dat onze data kunnen worden opgevraagd, of worden nageplozen door overheden, opsporings- en geheime diensten. De hele wereld kan meekijken en allerlei conclusies aan je berichten verbinden, of analyses erop loslaten. Daar pas ik voor.’
Wel gebruikt hij WhatsApp — ook van Facebook. ‘Ik moet bekennen dat ik niet zonder kan’, zegt hij, ‘omdat vrienden en familie erop zitten. Wel voel ik veel sociale druk. Als je niet snel reageert, of niet positief genoeg, kan dat verkeerd geïnterpreteerd worden. Dat vind ik een groot nadeel van die platforms. Dat je wordt gedwongen om meteen te reageren en dat er makkelijk misverstanden en ruzies ontstaan.’
Het grootste bezwaar van sociale media is wat Vincent Böhre betreft echter dat ze zo bepalend zijn voor onze levenskansen, vaak zonder dat we het doorhebben: ‘Op een gegeven moment krijg je geen hypotheek, of word je niet uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek. Misschien krijg je bepaalde vacatures überhaupt niet te zien’, zegt Böhre. ‘Allemaal op basis van wat platforms over je hebben verzameld en van wat je er zelf ooit hebt gepost.’

Mooie connectieve wereld

Terug naar het begin, naar de eerste tien jaren van de 21ste eeuw als sociale media als paddenstoelen uit de grond schieten. Hyves, Twitter, LinkedIn, Facebook, YouTube en Instagram, stuk voor stuk beloven ze een brand new world: een mooie connectieve wereld, waarin we gedachten met elkaar kunnen uitwisselen en meer begrip voor elkaar zullen krijgen. Power to the people.
Die belofte houdt maar kort stand. Niet de people, maar commerciële partijen en andere machthebbers krijgen de power. Al gauw zijn sociale media er niet alleen om nieuwe vrienden te maken en oude contacten te revitaliseren. Ze blijken vooral bedoeld om gepersonaliseerde advertenties kwijt te kunnen. Onderwijl dringen de platforms steeds dieper in de fysieke wereld door, ze verknopen diensten aan elkaar en niemand lijkt inmiddels meer zonder te kunnen.
Cruciaal voor het verdienmodel van sociale media zijn de cookies die op computers geplaatst worden voor trackingdoeleinden. Ze volgen het internetgedrag van gebruikers en komen zo aan zeer veel persoonlijke informatie voor hun eigen sites en adverteerders; bovendien verkopen ze die data voor enorme bedragen door. Grote Amerikaanse databedrijven zouden tot 1500 datapoints van personen hebben.
Wil je Zeeuwse twintigers bereiken die in een huurhuis wonen, een tweedehands Kia rijden én van honden houden? Geen probleem. Facebook haalt NAW- en locatiegegevens van smartphones en tablets, en zelfs informatie van foto’s en audio via de microfoon en camera. Op tal van websites staan onzichtbare trackingpixels van bedrijven als Facebook. Zoek je informatie over een bepaalde ziekte? Volg je de koers van crypto’s? Die data hebben ze graag van je. Dit is wat je betaalt voor gratis sociale media.

‘Steeds meer mensen krijgen nieuws alleen nog via sociale media binnen’

‘Misschien vind je het handig om automatisch reclames te krijgen van wollen truien’, zegt Lotje Beek van stichting Bits of Freedom, die opkomt voor digitale burgerrechten, ‘maar het wordt wel bedenkelijk als het om nieuwsberichten gaat, of om reclames voor maatschappelijke stromingen of politieke partijen. Aan de hand van je internetgedrag en data die sociale-mediabedrijven van je hebben, krijg jij bepaalde informatie wel, maar andere info niet. Zo ontstaan filterbubbels die je bevestigen in wat je denkt. Geen discussies, geen weerwoord, veel bevestiging. Hierdoor raken mensen steeds fanatieker en extremer, wat polarisatie in de hand werkt. Want als we niet dezelfde informatie hebben, hoe kunnen we dan nog democratisch met elkaar discussiëren? Het publieke debat is juist een pijler van onze democratie.’

Drastisch

‘Gepersonaliseerde informatie met daaraan gekoppelde advertenties en oproepen heeft ons nieuws- en informatielandschap drastisch beïnvloed’, vertelt José van Dijck, hoogleraar Media en Digitale samenleving aan de Universiteit van Utrecht. ‘Fnuikend is dat je op sociale media niet weet op grond van welke filters je bepaalde selecties krijgt. Dat is niet te achterhalen, en je kunt er niet voor kiezen. Van reguliere media kennen we de context waarin nieuws gebracht wordt, de journalisten zijn bekend, de uitgever is aanspreekbaar. Wie alleen via sociale media nieuws ontvangt, heeft echter weinig ijkpunten en geen nieuwscontext. Of er lopen verschillende contexten door elkaar, wat bij gebruikers verwarring en angst kan veroorzaken, ook wel context collapse genoemd.’

Afgelopen herfst ontving José van Dijck de Spinozapremie, de hoogste wetenschapsprijs voor haar onderzoek naar de impact van digitale media op de sociale samenleving. Ze constateert dat onze publieke ruimte steeds kleiner wordt: ‘Oppervlakkig gezien lijken sociale media op publieke dorpspleinen, waar iedereen elkaar ontmoet en informatie kan uitwisselen. Maar schijn bedriegt, het zijn geprivatiseerde marktpleinen die uitgebaat worden door commerciële partijen. Ongezien nemen ze de plaats in van de vertrouwde publieke ruimten, zonder dat er democratische controle is of transparantie. En dan is er nog het punt van privacy-schendingen. Het is allemaal misleidend.’
Ze vervolgt: ‘Toen het internet ontwikkeld werd, zijn we vergeten de publieke ruimten te beschermen tegen commerciële machinaties. Een voorbeeld? In de fysieke ruimte kun je de openbare bibliotheek bezoeken die van ons allemaal is. Op het internet zoek je bronnen vooral via Google Scholar of Google Search. In brede zin communiceren steeds meer organisaties, zoals omroepen en verenigingen via WhatsApp, buurtapps, en andere private platforms. En wat te denken van basisscholen? Het zijn bij uitstek publieke ruimten, maar ouders kunnen bijvoorbeeld alleen via Facebook inloggen als ze het schoolreisje van hun kinderen willen volgen. Er zijn bijna geen publieke alternatieven meer.’

Hoogleraar Van Dijck: ‘Digitale kanalen dwingen ons in een keurslijf. Wie niet meedoet, wordt buitengesloten. Buren communiceren niet meer face-to-face, maar via WhatsApp. Daarmee sluiten ze ook mensen uit, want niet iedereen is digitaal of schriftelijk zeer vaardig of gehaaid, en er ontstaan snel misverstanden.’
Dat mensen bang zijn informatie te missen (FOMO – fear of missing out – red.) is een belangrijk verdienmodel van de platforms. Het gemak waarmee mensen dit accepteren, verbaast José van Dijck nog altijd: ‘De privacy die we in de afgelopen eeuw hebben bevochten, is snel ondergeschikt gemaakt en ingewisseld voor gebruikersgemak. Wie daar bezwaar tegen maakt, “moet niet zo flauw doen”. Vooral bij jongeren zie ik veel psychosociale druk om mee te doen op TikTok of YouTube.’ Onschadelijk tijdverdrijf? Van Dijck: ‘Uit onderzoek blijkt dat jongeren die zich op YouTube verlaten snel radicaliseren, een fenomeen dat we rabbit hole noemen, het konijnenhol waar je steeds verder ingetrokken wordt, net als Alice in Wonderland.’
TikTok speelt ongevraagd populaire video’s af en verspreidt content nog sneller en wijdverbreider dan Facebook en Instagram, waardoor verdachtmakingen en complotten razendsnel tot enorme proporties kunnen groeien. Kinderen en jongeren gebruiken veel vaker TikTok dan Facebook. Tegelijkertijd voert stichting Take Back Your Privacy namens veel (ouders van) kinderen een zaak tegen TikTok, omdat het hun privacy schendt.

‘Ik moet denken aan de Facebookgroep van mijn woonwijk. Zodra iemand daar serieus iets aan de kaak stelt … volgt standaard de reactie van buurtgenoten dat de afzender niet zo moet zeuren. Daarmee is het probleem onbespreekbaar gemaakt, en de afzender monddood.’ (Alice Garritsen, ingezonden brief, Volkskrant 28 december 2021)

Toch weigert Claes de Vreese, hoogleraar Politieke Communicatie aan de UvA in Amsterdam sociale media te verbinden aan wat er misgaat in de samenleving. ‘Wel hebben we iets onwenselijks laten ontstaan’, zegt hij. ‘We hebben ons overgeleverd aan sociale-mediaplatforms, waardoor die in korte tijd onmisbaar en bepalend zijn geworden in ons dagelijks leven, terwijl we weinig zicht hebben op hun werkwijzen en data. Voor gewone stervelingen is het onnavolgbaar hoe ze werken. We kunnen er alleen over discussiëren op grond van vermoedens en incidenten. De platforms moeten verplicht worden hun data structureel te delen met onderzoekers en toezichthouders, zodat we er veel beter grip op krijgen.’

Project-X

Waar is het feestje? In september 2012 wordt het rustige Haren opgeschrikt door de komst van een paar duizend jongeren die rellend en plunderend door dit Groningse dorp trekken. Project-X, zoals het genoemd wordt, is Nederlands eerste grote confrontatie met online oproepen. De uitnodiging voor een verjaarspartijtje van een 16-jarig meisje komt binnen twee weken tijd bij 250.000 Facebook-gebruikers in binnen- en buitenland terecht, waarvan er 30.000 laten weten te zullen komen. Het zijn er die dag iets minder — maar Haren is wereldnieuws.

Als medewerker van het Centrum voor Criminaliteitspreventie adviseert Joeri Vig gemeenten en andere overheden over ordeverstoring en ondermijning. ‘Als je bedenkt dat deze ervaring in Haren al bijna tien jaar geleden is, heeft Nederland sociale media sindsdien nogal onderschat in hun kracht en schade’, meent hij. ‘Dat mensen niet tevreden zijn en in opstand willen komen, is van alle tijden. Maar de snelheid en de emoties die de massaliteit oplevert, geven een heel andere dynamiek dan we gewend waren. Met die nieuwe werkelijkheid moeten we leren omgaan.’

Enkele online-doodsbedreigers kregen recent een gevangenisstraf. De rechter gebood Thierry Baudet zijn tweets met verwijzingen naar de Holocaust te verwijderen. Boetes en gevangenisstraffen moesten het online verspreiden van complottheorieën over een zogenaamd satanisch pedonetwerk in Bodegraven een halt toeroepen.
Joeri Vig: ‘Nieuw is het online gebiedsverbod, dat burgemeester Sharon Dijksma van Utrecht kortgeleden oplegde aan een jonge verdachte van opruiing. We wachten af of dit bij de rechter staande blijft. We blijven onderzoeken wat gemeenten, politie, OM en jongerenwerk kunnen doen om te reageren op wat er op sociale media wordt aangezwengeld. Hoe signaleren we, wie signaleert, en onder welk regime valt wat we signaleren? Valt het feit onder strafrecht, is het illegale content, of is het ongewenst? De huidige wetgeving is gemaakt voor de fysieke wereld. Hierom zijn er tot nu toe vooral offline interventies, zoals gebiedsverboden, noodverordeningen, of huisbezoek. Wat we online kunnen doen, is nog onontgonnen terrein.’

Geen keuze

Na vijftien jaar online communiceren zijn sociale media niet meer weg te denken. Lotje Beek van Bits of Freedom: ‘Ze niet hebben, of ze verwijderen is voor bijna niemand nog een optie. In de creatieve wereld bijvoorbeeld tel je niet mee als je geen Instagram-account hebt. Dat is geen keuze meer. De platforms misbruiken onze afhankelijkheid, omdat ze weten dat we niet kunnen op- of overstappen, daarom malen ze er niet om wat wij nodig hebben.’

Zijn er oplossingen? Geen van de voor dit artikel gesproken personen verwacht dat Facebook c.s. spontaan het roer omgooien. Ook klokkenluidster Frances Haugen sluit dat uit. De politiek is aan zet, meent Lotje Beek: ‘Overheden moeten ervoor zorgen dat we niet langer afhankelijk zijn van wat bedrijven zoals Facebook goed uitkomt, zodat we ook minder afhankelijk worden van hun algoritmen die ons verontrustende content voorschotelen, waardoor polarisatie en strijd ontstaat. Als de grote online platforms minder dominant zijn, kunnen we zelf minder giftige alternatieven kiezen.’
Dat de macht van monopolistische big-techbedrijven moet worden ingeperkt, vindt inmiddels ook de Europese Commissie. Kim van Sparrentak, Europarlementariër voor GroenLinks: ‘De bestorming van het Capitool opende ons de ogen, maar al veel langer is wat er op sociale media gebeurt een bron van zorg. Denk aan bedreigingen, nepnieuws, maar ook bijvoorbeeld de gevolgen van sexting en grooming (online kinderlokken – red.). Het is verontrustend dat steeds meer mensen (in Europa zou het om 30 procent gaan – red.) het nieuws alleen nog via sociale media binnenkrijgen. Dat raakt direct aan onze democratie. Aan deze machtspositie moet nodig paal en perk gesteld worden. Over hoe en wat proberen we nu binnen Europa overeenstemming te bereiken.’

DMA en DSA

Europa heeft wetten in de maak die meer toezicht garanderen en regels stellen voor wat er op de platforms gebeurt: de Digital Markets Act (DMA) en de Digital Services Act (DSA). De DSA verplicht bedrijven om illegale inhoud, aanzetten tot haat en terrorisme zo snel mogelijk te verwijderen. Ook gaat deze wet over het al dan niet mogen censureren van berichten.
De DMA moet eerlijke concurrentie op digitale markten bevorderen en is bedoeld om gebruikers meer keuzevrijheid te geven. Bijvoorbeeld met interoperabiliteit van de apps. Europarlementariër Kim van Sparrentak licht toe: ‘Dan kun je met één app al je berichten versturen en hoef je niet langer WhatsApp, sms, Signal, Telegram én Messenger op je telefoon te hebben om iedereen te kunnen bereiken. Interoperabiliteit moet ook zorgen voor meer concurrentie. Dan heeft de consument wat te kiezen, bijvoorbeeld qua privacybescherming.’
Ze vervolgt: ‘Verder willen we dat mensen niet langer getrackt worden op internet. Dat niet hun zoekgedrag bepaalt welke advertenties er geplaatst worden, maar dat dit gebeurt op basis van de content van de website. Dus reclame voor kattenbrokjes op de pagina voor kattenliefhebbers.’

‘Verslaving vergelijkbaar met drugsgebruik en dwangneuroses’

Omgaan met de vrijheid van meningsuiting blijft ingewikkeld. Haatberichten en oproepen tot terrorisme mogen geen podium krijgen, maar Facebook verwijdert ook ‘onwelgevallige’ berichten, en zonder tussenkomst van een rechter. Zo waren video’s van Women on Waves, bekend als de ‘abortusboot’, over veilige abortus, beschikbaar in tientallen talen, ineens niet langer vindbaar.
De tepel van een marmeren beeld, die in de promotievideo van het Nationale Ballet te zien was, werd door algoritmen van Google en Facebook herkend als “naakt”. ‘Dit shot hebben we eruit moeten halen’, vertelt een medewerkster van het Nationale Ballet op de site van Bits of Freedom. Na de wat turbulent verlopen intocht van Sinterklaas in Volendam schreef wethouder Wim Runderkamp een bespiegeling op Facebook die begon met ‘Ik hou van Zwarte Piet’. Niet lang erna was zijn bericht verdwenen.
Het Europese Parlement en de lidstaten hopen er voor juni 2022 met elkaar uit te zijn. Europarlementariër Van Sparrentak: ‘Ik ben benieuwd. Sociale-mediabedrijven spenderen jaarlijks 100 miljoen euro aan lobby in de EU, dus de DSA en DMA zijn nog geen gelopen race.’

Stapjes

Kunnen we sociale media ooit gaan gebruiken op de manier zoals we ze ooit bedoeld hebben? Lukt dit zonder maatschappelijk of persoonlijk een hoge prijs te moeten betalen qua veiligheid of verlies van privacy? We kunnen betere platforms kiezen, zoals Signal dat secuurder omgaat met persoonlijke data, of de onafhankelijke zoekmachine DuckDuckGo, die de privacy waarborgt en geen zoekgeschiedenissen bewaart. Het zijn kleine stapjes, het blijft zoeken naar oplossingen.
Aangemoedigd door de op hand zijnde Europese wetgeving ontwikkelen verschillende startups inmiddels alternatieve sociale media. Ook hoogleraar José van Dijck en informaticus Bart Jacobs, die gelijk met Van Dijcks Spinozapremie de Stevinpremie won, steken de koppen bij elkaar. De laureaten besteden een klein deel van hun prijs aan het samen ontwikkelen van een nieuw sociaal netwerk. José van Dijck: ‘Het moet een platform worden waar mensen zich comfortabel voelen, in kleine gemeenschappen, gebonden aan bestaande instituties zoals bibliotheken of omroepen. We willen een andere ruimte bieden dan de grote netwerken doen.’ Zelf is José van Dijck tamelijk optimistisch over de toekomst van sociale media: ‘Mijn rol is mensen en instanties bewust te maken van negatieve effecten, maar vooral ook te laten zien wat er anders kan.’

Dit artikel is mede mogelijk gemaakt door het Steunfonds Freelance Journalisten

Met collega’s uit verschillende Europese landen onderzocht hoogleraar Claes de Vreese de samenhang tussen het gebruik van bepaalde sociale media en complotdenken in de Covid-tijd. Zo blijkt dat Twitter er minder aan bijdraagt dan Facebook, YouTube, Messenger en WhatsApp. Volgens de onderzoekers komt dit onder meer door de meer open structuur van Twitter. Samenzweringsberichten worden er snel ontkracht, of sneeuwen onder doordat veel andere gebruikers misvattingen corrigeren.
Omdat netwerken op Facebook of Messenger veel homogener zijn, is het er moeilijker om complotverhalen tegen te spreken. Dat brengt al snel sociale relaties met vrienden en familie in gevaar. Ook reageert Twitter snel(ler) met maatregelen, zoals het anders prioriteren van bepaalde berichten als er gezondheidsrisico’s zijn en waarschuwingen wanneer een tweet verkeerde informatie over COVID-19 bevat, aldus de onderzoekers.

‘Tien argumenten om je sociale media-accounts nu meteen te verwijderen’ (2018) – schreef Jaron Lanier in 2018: ‘Een leven zonder sociale media maakt ons aardiger, verstandiger en gelukkiger’
Zijn argumenten:
1: Je verliest je vrije wil
2: Stoppen met sociale media is de beste manier om de gekte van onze tijd te bestrijden
3: Door sociale media word je asociaal
4: Sociale media ondermijnen de waarheid
5: Door sociale media wordt alles wat je zegt betekenisloos
6: Sociale mediagaan ten koste van je empathische vermogen
7: Sociale media maken je ongelukkig
8: Sociale media nemen je economische waardigheid af
9: Sociale media maken politiek bedrijven onmogelijk
10: Sociale media hebben geen boodschap aan je ziel

Mijn gekozen waardering € -