“Emiel Huiskens begon elke dag met de op het bord geschreven opdracht: Schaamte is droefheid. Hij schreef het net zo regelmatig als hij sprak, in een rond vrouwelijk handschrift. […] Zijn stem en woordkeus waren die van een hooghartige stedeling, maar zijn verschijning maakte hem eerder een wilde. Rond Emiel Huiskens wolkte een beschaving die in het dorp maar half zo werd verstaan. Zijn onberispelijke uitspraak deed de platgetrapte probeersels die in het dorp voor Nederlands doorgingen nog verder in de klei zakken.”
Zo introduceert Dick Laning een erudiete leraar Nederlands, die zich alras ontfermt over een kwetsbare brugklasser. Het kind Boele is afkomstig uit een simpel milieu; in het gezin bepaalt een verbitterde, hardvochtige vader de sfeer. Misschien mede daardoor ontstaat er een hechte relatie tussen Boele en Emiel, waarin laatstgenoemde zich ook buitenschools opwerpt als Boeles persoonlijke leermeester.
Maar weldra bespeur je in Emiels fascinatie voor het puberende dorpsjochie een onmiskenbaar erotisch element. Heeft Emiel een pedoseksuele kant en zo ja, heeft hij kinderen misbruikt? Daarover verschaft Wantij geen helderheid. Wel vernemen we bij monde van Emiels dochter Saskia dat Emiel ‘gezeten heeft’. Ook maakt de auteur ons getuige van een wonderlijk gesprek met een vrouwelijke rechter-commissaris, waarin Emiel haar vermoedens listig pareert en een theorie opwerpt dat hij “wordt beschuldigd van liefde voor de onschuld”. Nochtans acht de rechtbank misbruik bewezen en belandt Emiel in de gevangenis.
‘Hoe kan opsluiting een beter mens van je maken?’ schrijft hij vanuit zijn cel naar de dorpsdominee. ‘Wie, in Godsnaam, heeft dat verzonnen? Afgezonderd van je vertrouwde omgeving, verstoken van wat je lief is, overgeleverd aan de nukken van de mannen met sleutels […] – en dat allemaal ter reiniging?’
Wraak
Dat is wat Dick Laning zich eveneens afvraagt, ook los van zijn personage Emiel. ‘Je zou kunnen zeggen: met zo’n veroordeling wordt recht gedaan. Maar recht aan wie? Wat schieten die kinderen ermee op? Dat het strafrecht een aspect van vergelding in zich heeft, daar heb ik moeite mee. Straffen als een vorm van genoegdoening is niet veel anders dan wraaknemen. En wie vastzit met het idee dat er wraak genomen is, raakt verongelijkt en komt wellicht nog slechter uit de gevangenis dan hij erin is gegaan.
Kijk, op individueel niveau kan ik me de behoefte aan wraak voorstellen. Als iemand die jou lief is iets wordt aangedaan, denk je: ik pak die dader terug! Maar het past niet in een beschaving dat wraak als het ware wordt geïnstitutionaliseerd, om dat populaire woord maar te gebruiken. Al weet ik evenmin wat dan wel het antwoord moet zijn.’
Uit Emiels dagboek: “…In gedachten blader ik door zijn fotoalbum. Hurkend tussen het kweldergras, aan de keukentafel gebogen over een boek. Gewikkeld in een grote handdoek na het zwemmen, een beetje verlegen poserend onder de rozentunnel en op allerlei plekken in de tuin. Ik zie de foto’s die ik maakte op een zoele dag. B met ontbloot bovenlijf, B in alleen een onderbroek en B naakt. […] Wist hij dat ik hem zo fotografeerde? Ik geloof niet dat hij die foto’s ooit heeft gezien.”
Pedofilie
Dick Laning: ‘Ter voorbereiding op Wantij heb ik veel boeken gelezen en ook met mensen gesproken over het thema pedofilie, al was me van meet af aan duidelijk dat ik dat woord niet zou gebruiken. Ik wilde het beschrijven zonder te oordelen. Dus moest ik erachter komen: wat betekent het als je zulke gevoelens hebt? Is het een vloek, is het een zegen − wat ís het? En ik betrapte mezelf erop dat ik een heel eind kon meegaan in die denk- en gevoelswereld. Zo zit in de hele roman een soort verheerlijking van alles wat onaf is. Nu kan ik mij niet voorstellen dat ikzelf kinderen ooit als seksuele wezens zou beschouwen, laat staan ze misbruiken. Maar dat je een bepaalde schoonheid ziet in iets wat nog niet ‘af’ is, herken ik helemaal. Ik vind iets dat ‘af’ is al snel te gepolijst, een beetje plastic.’
Het is bijna beangstigend om te ontdekken dat alles wat je innig omarmt net zo dichtbij je staat als iets wat je ten diepste verafschuwt – Dick Laning
Toch moest hij over een enorme drempel heen voordat hij zich durfde open te stellen voor de gedachtegang van een pedoseksueel: ‘Het is bijna beangstigend om te ontdekken dat alles wat je innig omarmt net zo dichtbij je staat als iets wat je ten diepste verafschuwt, namelijk het daadwerkelijk seks hebben met kinderen. Ik merkte dat ik nog maar een klein stapje hoefde te zetten om daarvoor enig begrip te krijgen. Een beetje zoals de manier waarop ook in de Tweede Wereldoorlog veel mensen op het randje liepen; daar waar het nog maar héél weinig scheelt of je aan de verkeerde kant van de geschiedenis terechtkomt of juist als held wordt vereerd.’
Misogynie
Emiel heeft nog een lastige eigenschap die her en der van de bladzijden spat, en dat is zijn misogynie. Zelfs tijdens de stiekeme vluggerdjes met de moeder van een leerling lijkt hij gedreven door minachting en venijn.
‘Tja, volgens mij beschouwt Emiel de vrouw nadrukkelijk als het zwakke geslacht,’ peinst Laning. ‘En aangezien hij een afkeer heeft van zwakte, heeft hij waarschijnlijk ook een afkeer van vrouwen. Sowieso heeft hij de vervelende gewoonte om met een kwaadaardige charme iedereen op de proef te stellen: zijn leerlingen, zijn collega’s, zijn dochter… Daarin is hij grenzeloos, vanuit een soort superioriteitsgevoel. Vervolgens betoont hij zich volstrekt onverschillig tegenover degenen die niet aan zijn maatstaven voldoen, die laat hij keihard vallen. Merkwaardigerwijs maakt hij daarin een uitzondering voor een fragiel jongetje als Boele.’
Uiteindelijk kan hij zich met al zijn personages wel enigszins identificeren. ‘Maar ik denk dat Boele het dichtst bij mij staat, zonder dat ik zelf een Boele ben. Net als hij heb ik op mijn vijftiende die uithoek van Groningen verlaten, al is het bij Boele een vlucht en verhuisde ik gewoon met mijn ouders naar Zwolle. Ook Boeles hoofdpijn komt verdacht dicht bij de migraineaanvallen die ik zelf op die leeftijd had, en die ik me herinner als een toestand van volstrekte hulpeloosheid.’
Poëtisch
De overgang van journalistiek naar fictie was groot, erkent Laning. ‘Al is het me niet tegengevallen, misschien doordat ik geen prototype journalist was. Naast het opschrijven van de feiten sluimerde altijd al het verlangen om mijn verbeelding in te zetten. Vooral in recensies heb ik daarmee gespeeld, want daarbij wogen beleving en gevoel voor mij even zwaar als de feitelijke waarneming. Door collega’s werden mijn verhalen ook vaak als poëtisch ervaren.’
Wel zat zijn beknopte schrijfstijl hem soms in de weg. ‘Als journalist gebruik je bij voorkeur niet meer woorden dan nodig, maar voor Wantij moest ik mezelf en de lezer meer woorden gunnen. Dat was een leerproces. Maar uiteindelijk is Wantij het tegendeel van een journalistiek verhaal geworden. Een journalist geeft zoveel mogelijk antwoorden; als schrijver heb ik zoveel mogelijk vragen opgeworpen.’
Inderdaad is ambiguïteit kenmerkend voor het verhaal; zowel de situaties als de spaarzame dialogen zijn nogal eens voor meerdere uitleg vatbaar. En hoewel over het geheel een waas van melancholie hangt, is het geen deprimerend boek geworden; eerder een poëtische ode aan de leegte van het landschap.
‘Ja, pas achteraf besefte ik dat alle mensen, op Emiels dochter na, niet zijn geworden wat ze gedacht hadden te worden en niet zijn waar ze hadden willen zijn,’ zegt Laning over die melancholie. ‘Misschien wordt dat nog wel beste geïllustreerd door de Blauwe Engel, dat dieseltreintje naar wat ik noem ‘het voeteneind van ons land’, waar het spoor letterlijk doodloopt. Emiel schrijft ergens dat geen mens vrijwillig deze plek opzoekt, tenzij je hunkert naar die verlatenheid. Niemand heeft bewust voor dit land gekozen. Boele ontvlucht het. En Emiel, maar ook de dominee en zijn vrouw, zijn er tegen wil en dank terechtgekomen.’
Devote liefde
Ook Laning zelf heeft er tientallen jaren over gedaan om de rauwe schoonheid te ontdekken van het gebied waar hij is geboren en getogen. Inmiddels koestert hij er een diep, liefdevol ontzag voor.
‘In Wantij heb ik geprobeerd om die liefde te beschrijven, met name voor dat getijdenlandschap. Vele uren heb ik doorgebracht op het wad, zowel bij donker als bij licht, om te ervaren: hoe is het om je echt nog helemaal alleen op de wereld te wanen, op een ondergrond die steeds in beweging is, die telkens verandert met de cadans van de getijden? Ik ken geen mooiere plek om te verdwalen in je hoofd, om je gedachten te laten rijpen en je verbeelding op gang te brengen. Alles wat daar gebeurt − de dreiging, maar ook de opluchting – kun je er letterlijk voelen. Dat is wat ik in Wantij tegenover elkaar heb willen zetten: een devote liefde voor dat onbedorven landschap, tegenover die bedenkelijke liefde voor een onbedorven kind.’
Dick Laning (Uithuizen, 1956) was eerst een kleine tien jaar werkzaam bij de Landmacht en vanaf 1985 als journalist. Van 1986 tot 2018 was hij verbonden aan de Zwolse Courant en later dagblad de Stentor als o.a. chef kunstredactie, muziekrecensent en eindredacteur opinie. Van 2019-2021 was hij docent mediaredactie aan MBO Landstede te Zwolle.
Dick Laning is getrouwd en heeft twee zoons. Wantij is zijn romandebuut.
Dick Laning / Wantij (roman)
205 blz. Uitgeverij Dirk, 2022