Een scène uit haar laatste documentaire Buddy. Een man met posttraumatische stress, opgelopen in een oorlog, zit met zijn vrouw buiten op een bank. Mister, zijn begeleidingshond houdt alles in de gaten wat er om hen heen gebeurd. De man vertelt aan Heddy Honigmann, buiten beeld, over zijn syndroom. Het kost hem zichtbaar moeite. Heddy vraagt op quasi ernstige toon: heb je het wel eens aan je hond verteld. De man schiet in de lach. Het is een typische Honigmann vraag op een onverwacht moment. Het lijkt naïef, maar het breekt het ijs. Het moment is goed gekozen, maakt het gesprek lichter en getuigt van mensenkennis.
Buddy, is een film over zes mensen met hun blindengeleidehonden, hoe kwam je op het idee?
HH: ‘Het zijn geen blindengeleidehonden, maar hulphonden. Er zijn slechts twee blinden die ik film en andere mensen met een handicap, waaronder een autistische jongen van 11 met een zeldzame oogziekte. Dit zijn honden die nooit afhaken, zo zijn ze getraind. De honden helpen met deuren opendoen, uitkleden, het omdraaien in bed. Een van de personages zegt het is als in een huwelijk, je kunt geen trap geven tegen de hond. Je moet ze koesteren. Er zijn zes karakters en zes verschillende hulphonden.
John Appel
Het idee kwam doordat ik een reclamespot zag over een soldaat die een dode collega op de grond ziet liggen. Hij wil hem helpen maar kan het niet en plotseling wordt hij gelikt door een hond. Het gaat over soldaat met een posttraumatisch stress syndroom. Daarna ging ik erover lezen, er worden diverse honden getraind voor verschillende aandoeningen en ziektebeelden. Ik heb een synopsis ingediend voor het programma Teledoc. De documentaire wordt geproduceerd door vriend en collega John Appel (André Hazes, zij gelooft in mij, de Player). Samen richten wij ooit De VOF Appel & Honigmann op.’
We draaiden veel met een gimbal, een soort kleine steadycam die het filmen stabieler maakt. Zo konden we in een vloeiende beweging van de mens naar de hond komen. Of rennen met de hond. Ik vond het belangrijk dichtbij de honden te blijven.’
Het Ondergronds Orkest
Dit weekend was ik in Parijs en zag daar een trompettist spelen in de metro, ik dacht meteen aan Het Ondergrondse orkest, een van de beste documentaires van jou vind ik. Over uitstekende musici die hun geld verdienen in de metro’s en straten van Parijs. Het is ook een van jouw favorieten begreep ik.
H.H: ‘Dat klopt. We hadden een vergunning gevraagd om in de metro te filmen van de Nederlandse ambassadeur in Frankrijk. Twee jaar lang hebben we gewacht voordat we konden filmen, we kregen maar geen toestemming, mede door aanslagen in die tijd(1997).
De musici zijn niet geliefd bij de autoriteiten, maar meestal wel bij de passagiers. Ik hield contact met de musici en zocht ze regelmatig op. Ik liep maandenlang door de metrogangen op zoek naar goede musici.’
Heel bijzonder was een scène met een vriend van de harpist, hij bezoekt een man die hij kent. Een Afrikaan die in een kamp heeft gezeten.
H.H: ‘Hij woont in een piepklein kamertje, ik zei hem het is de kleinste kamer dat ik ooit heb gezien, maar alles zit erin. Hij antwoord dit is geen kamer maar een cel. Toen begreep ik dat hij ooit in de gevangenis had gezeten en kwamen we op zijn verhaal.’
Ook prachtig is de scène van twee zwarte musici en een blanke musicus. Ze zingen in de metro: ‘Try a little tenderness’. Van Otis Redding.
H.H: ‘Dat was mijn verzoek, ze moesten het lied meerdere keren zingen. Om hun keel te verwarmen, zo zei een van hen. In die tijd konden wij reactie shots van de reizigers in beeld brengen. De gedeelten in de metro zijn met een verborgen kleine video camera gemaakt en verschillende microfoons waren verstopt in kop telefoons en tassen. Pjotr van Dijk, de geluidsman waarmee ik vaak werk had dit bedacht. Het geluid moest klinken alsof het in een orkestzaal was, dat staat op de laatste pagina van mijn synopsis. De metrogeluiden mochten niet afleiden. Onder de grond werd gedraaid op video met een kleine camera en boven de grond op film.’
Het moet een vreselijk moeilijke film geweest zijn om te maken, met voortdurende controle door surveillance camera’s in de metro en politie.
H.H: ‘We vielen zo min mogelijk op omdat we niet als groep opereerden, maar op enige afstand van elkaar. De cameraman zorgde ervoor dat de eerste minuten van de tape leeg was, als de politie wilde dat wij de video terugdraaide, dan konden ze niets zien. Onder de grond draaiden we ongeveer een week.’
De eindscene is een van de mooiste die ik ooit zag in een film. Een Algerijnse zanger met een introvert gezicht loopt door de straten van Parijs. Hij zingt een lied over hoe het voelt om een vluchteling te zijn. Je kunt het alleen begrijpen als je het bent. Het lied gaat door merg en been. Het gezang gaat over in een scène over schoonmakers die de straten schoonspuiten. Een ware catharsis.(J.M.)
Krakemikkig
Nu over een andere film Metaal en Melancholie(1994), je doorbraak film in Nederland. Over taxichauffeurs die wat bijverdienen in oude krakemikkige taxi’s in Lima. Waar stond de camera?
H.H: ‘De stoel naast de chauffeur hadden we weg gehaald en vervangen door een bankje. Ik zat tussen de camera en de vooruit in geplakt. Ook had de cameraman een constructie gemaakt van een houten plank met een gat erin waar de kop van de camera inpaste. Die plank leunde op de passagiersstoel en zo kon de camera op de plek terechtkomen waar het hoofd van een passagier zou zijn geweest.
In een scene zit een chauffeur met een Indiaans gezicht die geen woord spreekt. Maar dat hoeft ook niet, zijn gezicht spreekt boekdelen.
H.H: ‘Op dat moment in de auto kreeg ik het idee om het zo te doen. Die man had zo’n triest en melancholiek maar mooi gezicht. Na afloop was hij verbijsterd, we zouden toch een gesprek hebben? Dat was het ook, een gesprek in stilte.’
Metaal en Melancholie
Gezichten zijn belangrijk in je films, je neemt alle tijd om ze goed in beeld te brengen.
H.H: ‘Ik wilde de chauffeurs filmen zoals ze zijn in het dagelijks leven. Zij vormen het middelpunt en de stad is op de achtergrond. Soms komt de stad in de taxi, als mensen iets willen verkopen bijvoorbeeld. De oude krakemikkige taxi’s zijn nu vervangen door kleine nieuwe auto’s. De karkassen zijn nu verboden.’
Honderd jarigen
Ik las dat je bezig was met een film over mensen van honderd jaar en ouder. Komt die van de grond?
H.H: ‘Ja, daar ben ik al mee bezig. Twee maanden geleden zijn we begonnen hiermee in Los Angeles en New York. We hebben al vier personages gefilmd. Van de oorspronkelijke zes mensen die ik had gekozen, is er nog maar éen over. Een seks therapeute in New York, die zelfs nog werkt. Het Filmfonds vroeg of ik een ander script wilde schrijven. Hoe meer ervaring ik heb met het filmen, hoe minder zin ik heb om de dingen op papier te zetten.’
Je kunt ook nooit precies weten wat je allemaal tegenkomt tijdens het draaien.
H.H: ‘Dat is zo, maar je kunt wel de kern van waar je naar op zoek bent opschrijven. Dat zou genoeg moeten zijn. Ik heb een lange brief geschreven naar het Fonds, met andere opinies van 14 collega’s over het documentaire maken en het schrijven van een script. Een goed scenario hoeft helemaal niet te betekenen dat het ook een goede film wordt. Er zijn ook een paar gespecialiseerde scenaristen die voor jou een script kunnen schrijven. Dat is bekend bij het Filmfonds. Een synopsis met de essentie van waar de film over gaat zou genoeg moeten zijn. Voor jezelf moet je dat weten voordat je gaat draaien.’
Nieuwsgierig
Ik las in een interview over je werkwijze …’oprechte interesse hebben, eerlijk zijn, aandachtig luisteren en geduld hebben’.
H.H: ‘En heel nieuwsgierig zijn. Ook als de personages niet vertellen wat je echt zoekt, moet je toch goed blijven luisteren. Soms kom je dan ergens uit wat beter is dan je had verwacht. Neem de musici in Het Ondergronds Orkest. Ik had ze meerdere songs horen zingen op diverse plekken, je kent hun stemmen. Toen zongen ze de prachtige song ‘Try a little tenderness’ van Otis Redding.
In een interview gezien op YouTube met journalist Hans Beerekamp en filmmaker Jiska Rickels (Four Elements) zeg je: ‘Ik denk dat ik mensen film die sterker zijn dan ik’
H.H: ‘Dat is nog steeds zo, iemand die bij me was zei dat heb je nooit eerder gezegd in een interview. Ik was zelf ook verrast. Het is waar, waarom zou je mensen filmen als ze niet interessanter zijn dan jijzelf. De 100 jarigen bijvoorbeeld zijn sterk, maar ook wijs en interessant. Ze leven vaak nog met een doel. Vanaf het draaien van Metaal en Melancholie heb ik een improvisatie dag gevraagd. Zodat ik dingen kan uitproberen.’
Liefdevol
In documentaire maken worden net als in fictie de personages gecast.
H.H: ‘Precies. Als je drie of vier sterke karakters hebt, kan je film eigenlijk niet meer stuk. De mensen in de film zijn de pilaren in de film die de documentaire moeten dragen. In m’n film El Ovido zit een oude man die een leerlooier is. Iemand had mij verteld er is een winkel in het centrum van Lima die ‘Tassenkliniek’ wordt genoemd. Uren lang heb ik gezocht naar deze winkel. Het is de scène waarin een oude man zit te werken achter een naaimachine. Hij bleek een boeiend verhaal te hebben. Soms weet je van te voren weinig van de mensen die je filmt, andere keren worden de personages grondig geresearched.’
Je filmt op een liefdevolle manier met een grote betrokkenheid bij de mensen die je in beeld brengt. Zit daar een levensvisie achter, wat is je bron?
H.H: ‘Toen ik de van Praagprijs kreeg, een prijs van het Humanistische verbond, vroeg ik me af waarom ik hem kreeg? Er zit een soort liefde in m’n films voor de mensen voor de camera. Mij werd wel eens gevraagd waarom ik geen nare mensen filmde, maar ik kan geen mensen filmen waar ik niets om geef. Ik houd van de mensen die ik film.’
Ik vind dat er te vaak ook in festivals als IDFA en IFFR vele verontrustende films worden geselecteerd die sociale misstanden aan de kaak stellen. Dat is ook belangrijk, maar soms is het te veel. Net alsof een film over een minder beladen onderwerp niet de moeite waard kan zijn. Ik verzet me tegen die tendens.
H.H: ‘Dat kan ik niet zo zeggen, dat zou je moeten onderzoeken. Daar zou je een stuk over moeten schrijven. Ga naar veel documentaires op IDFA en vraag makers hierover. Mijn films gaan vaak over de mensen die zich verzetten tegen hun omstandigheden. In het IFFR in Rotterdam was ooit een programma over nare verontrustende films, maar toen vroeg ik waarom er niet een programma is over lieve films.’
Wederzijds vertrouwen
Honigmann heeft een zwak voor de underdog. Een paar voorbeelden: in Het Ondergrondse Orkest film zijn goede musici te zien, die genoodzaakt zijn in de metro en op straat hun geld verdienen. In Metaal en Melancholie gaat het over middenklassers in Lima die gedwongen zijn om taxi chauffeur te zijn om het hoofd boven water te houden. In El Ovido (vergetelheid), ook in Peru gefilmd, zien we straatkinderen, die handstanden maken op een zebra bij de stoplichten om een centje te verdienen. Ook heeft ze een barmhartig oog voor een kleine jongen die schoenen poetst op straat. Op Heddy’s vraag of hij dromen heeft, schudt hij zijn ernstige gezicht.
Oprecht
Bij het researchen van informatie over Heddy Honigmann, las ik een artikel van Hans Beerekamp,ex filmcriticus bij NRC Handelsblad. Als introductie bij de DVD box van Honigmann in Focus. “ Als een filmmaker oprecht nieuwsgierig en geïnteresseerd is in de mensen voor zijn camera, kunnen er binnen het kader van intimiteit en wederzijds vertrouwen dat tussen de maker en zijn personages ontstaat, prachtige wondertjes geschieden. Van een dergelijke band is meestal overduidelijk sprake in de ontmoetingen tussen Heddy Honigmann en de mensen voor haar lens.”
-Jaap Mees. december 2018-
(geschreven voor de Dutch Director’s Guild)