Het is een verontrustend beeld van Nederland en Europa dat Leon de Winter (68) oproept in zijn nieuwe boek. Het lied van Europa is een knap geconstrueerde mozaïekroman die de lezer aan de hand van verschillende perspectieven meevoeren van 2018 naar 2047. Rode draad is de verhaallijn van de Joodse journalist Nico Levi, die zijn puberzoon verliest door zinloos geweld. Terwijl hij zint op een plan de daders op te sporen, houdt hij een maatschappijkritische journalistieke blog bij. Na tal van economische crises, oorlogen en pandemieën is Nederland is verworden tot een klassenmaatschappij, met een grote kloof tussen arm en rijk. De overheid heeft veel macht: privacy is zo goed als verdwenen en iedere burger heeft een CO2-limiet. De druk op de lagere sociale klassen (de ‘onderworpenen’) is zo hoog, dat als Levi op zijn blog het ‘ware’ verhaal openbaart over de dood van een Russisch-Nederlandse vrouw met de naam Europa, breken er in heel West-Europa opstanden uit. Levi wordt daarvoor verantwoordelijk gehouden en moet onderduiken.
De kiem voor de roman was volgens De Winter een artikel in de Britse krant The Guardian over de oorsprong van de Arabische Lente, de grote revolutie die in 2010 uitbrak in de Arabische wereld nadat een Tunesische fruitverkoper zichzelf uit protest in brand stak omdat zijn handelswaren in beslag waren genomen en hij geslagen zou zijn door een vrouwelijke politieagent. ‘Ik vroeg me af of zoiets ook bij ons zou kunnen gebeuren. Ik dacht: ik ren even vooruit in de tijd en kijk om de hoek, en dan kom ik terug en vertel ik jullie wat ik heb gezien.’
Wat hij zag, was tamelijk alarmerend. Desondanks was het schrijven zelf een verrukking, zegt De Winter. ‘Ik ben in hoeken van mijn brein geweest waarvan ik niet eens wist dat ik ze had. Ik voelde me zó gelukkig.’
Hoe ver zijn we verwijderd van de situatie die u beschrijft?
‘Ik kom niet voor niets hard terug gerend met een geschrokken gezicht. Hoe meer materiaal ik ging verzamelen, hoe bezorgder ik werd, omdat ik allerlei dingen aantrof die haaks staan op ons gevoel van vrijheid en autonomie. In een eerdere versie van het boek had ik achterin twee pagina’s met links en verwijzingen naar artikelen die ik de afgelopen jaren heb gelezen over het massaal registreren van ons e-mailverkeer en telefoongesprekken. Google weet meer van jou dan jijzelf. Op sommige punten heeft de werkelijkheid de fictie al ingehaald. Kort geleden werd bijvoorbeeld bekend dat Albert Heijn overweegt het CO2-verbruik van je aankopen op de kassabon af te drukken. Dat is een kleine stap verwijderd van de CO2-limieten in mijn roman.
Ik denk dat wat technologie mogelijk maakt, op een dag ook zal worden benut. Overigens niet vanuit slechte intenties, denk ik; ik geloof niet zo in kwade bedoelingen. Grotere controle heeft vaak ten doel de veiligheid te vergroten, zoals het bestrijden van de zware criminaliteit door contant geld af te schaffen.’
Dat maakt burgers ook erg kwetsbaar, want we zijn overgeleverd aan technologie waar vrijwel niemand meer iets van begrijpt. De macht komt bij een heel klein groepje mensen te liggen.
‘Die is inderdaad al verschoven naar de zogeheten ‘Big Tech’. De mensen die die tech-bedrijven besturen zijn oligarchen, mensen met een onvoorstelbare rijkdom. Dat zou ertoe kunnen leiden dat sommige oligarchen gaan denken: we weten meer, wij kunnen meer, misschien moeten wij de bevolking wel gaan leiden. Ik vind het gek dat scholen geen lesgeven in het lezen van sociale media. Hoe werkt zo’n algoritme? Wat doet Google als jij een zoekopdracht geeft? Waarop wordt er gefilterd? Gaat het om betaalde content? Maak mensen meer bij machte informatie van desinformatie te kunnen onderscheiden.’
Machteloosheid
Aan het einde van het boek vraagt Nico zich af: ‘Wat kunnen we doen om het kwaad weg te houden? Hoe machteloos zijn we?’ Wat is uw idee daarover?
‘Bepaalde ontwikkelingen kunnen zo uit de hand lopen dat je als burger inderdaad machteloos wordt. En als je niks meer te verliezen hebt, spring je in het vuur, zoals die Tunesische fruitverkoper. Dat is wat ook gebeurt in het boek: er breken bloedige opstanden uit, die uiteindelijk ook niets opleveren, behalve een kortstondige roes van vrijheid.
De situatie waarin we niks meer te verliezen hebben, mag nooit aanbreken. De verzorgingsstaat is de meest briljante samenlevingsvorm die ooit door mensen is bedacht – daar mag je niet aan knagen. We leven in ongelooflijk veilige omstandigheden, met veel bestaansmogelijkheden. Dat is niet zo vanzelfsprekend als we het vinden. Nog maar een paar generaties geleden waren de meeste mensen arm: mijn grootouders en mijn ouders wisten in hun jeugd ’s ochtends niet of ze ’s avonds wel eten op tafel hadden.
Die situatie ontstaat nu weer, door de hoge inflatie en stijgende energieprijzen. Juist de groep praktisch geschoolde mensen die tijdens de pandemie de samenleving draaiende hebben gehouden, heeft het nu zwaar. Zij moeten opnieuw zulke keuzes maken: doen we vandaag de verwarming aan of zetten we eten op tafel? Dat kán niet.
Maatschappelijke rust is een absolute voorwaarde om je te kunnen wijden aan je ambities; of dat nou gaat om het openen van een winkeltje of het volgen van een studie. Zonder maatschappelijke rust ontstaat er chaos en worden we teruggeworpen op het naakte overleven waar we nog maar net vandaan gekomen zijn. Als de boel onder hoge druk komt te staan en er veel onvrede en opgekropte woede leeft, is er maar een omver getrapt fruitkarretje of de dood van een jonge vrouw van Russische afkomst nodig, en dan explodeert de boel.’
Vrouwbeeld
Europa staat als personage niet alleen symbool voor ons continent, maar is ook een rondborstige, wellustige schoonheid die twaalf keer achter elkaar kan klaarkomen. In Volkskrant Magazine werd u onlangs stevig aangesproken op het clichébeeld van de vrouw in uw roman en de omschrijving ‘sierlijk kutje’ die erin voorkomt. Begrijpt u die kritiek?
‘Europa, het personage in mijn roman, vertelt aan haar vriend dat ze een keer een experiment had gedaan en twaalf orgasmes op één dag bij zichzelf had bereikt. Twaalf keer is veel, maar zeker niet onmogelijk, weet ik uit artikelen die ik heb gelezen. En daarbij: we weten niet of Europa overdrijft. ‘Sierlijk kutje’ is wat een jonge Syriër denkt over een Thais hoertje dat hij bezoekt. Door deze dingen zo groot te maken in een interview lijkt het alsof die kenmerkend zijn voor de hele roman, en dat is niet zo. Het is maar een kleine franje aan een alinea in een boek dat niet als hoofdthema seks of orgasmes heeft.’
Vader-zoonrelatie
Niet voor het eerst in uw werk is een vader-zoonrelatie het centrale gegeven. Heeft dat te maken met de vroege dood van uw vader, toen u 11 was?
‘Ja, maar dat weet ik pas sinds dit voorjaar. Ineens begon ik na te denken over de vraag waarom het wéér een vader-zoon-verhaal werd. Natuurlijk heeft dat met het verlies van mijn vader te maken, maar al die jaren was ik me daar totaal niet van bewust. Pas nu weet ik waarom ik schrijf wat ik schrijf.’
U draait de rollen om: de vader verliest zijn zoon. Wat biedt u dat?
‘Ik ben daardoor niet meer het volkomen machteloze, verwoeste kind in een apocalyptische storm van kolossaal verdriet. Ik kan er vorm aan geven, materiaal van maken. Dat is de genade van het bedenken van verhalen. Hoe gruwelijk het ook is wat je meemaakt, door het te transformeren tot een verhaal, kun je het bezweren, beheersen. De personen die ik gaandeweg het ouder worden onderweg heb verloren, zijn nog altijd op een bepaalde manier bij me. In mijn telefoon staan nog nummers van mensen die niet meer kunnen opnemen. Soms kom ik zo’n naam tegen en word ik aan het gemis herinnerd van de gesprekken die nooit meer kunnen plaatsvinden.’
Voert u door middel van uw werk als het ware nog gesprekken met uw vader?
‘Ja. In mijn roman Kaplan vond ik een Joodse vader uit, ook handelaar in lompen en metalen, zoals mijn vader vermoedelijk in het echt was. In dat boek had de hoofdpersoon Leo Kaplan met zijn vader de ruzies waarvan ik me voorstelde dat ik ze gehad had kunnen hebben met mijn vader. Die ik gehad had wíllen hebben. Want het is belangrijk om je als kind op die manier los te kunnen maken, dat hoort bij de puberteit. Ook in SuperTex ging het om een vader-zoonconflict. Maar wat daar onder zat, wist ik toen nog niet. Pas nu realiseer ik me dat het voortkwam uit een verlangen in te vullen wat leeg is.’
Leon de Winter, Het lied van Europa (425 p.), Hollands Diep, € 24,99
Over Leon de Winter
Leon de Winter (24 februari 1954) is schrijver en columnist. Hij debuteerde in 1976 met een verhalenbundel; twee jaar later verscheen zijn eerste roman, De (ver)wording van de jongere Dürer. Hierna volgden succesvolle romans als Zoeken naar Eileen W. (1981), Kaplan (1986), Hoffman’s honger (1990), en vele andere. Recente titels zijn onder meer VSV(2012) en Geronimo (2015). Veel van De Winters boeken zijn ook verfilmd. In 1995 schreef De Winter het Boekenweekgeschenk, met de titel Serenade. Hij is al jaren columnist voor De Telegraaf. Maar De Winter is niet alleen auteur: de afgelopen jaren bracht hij een koolhydraatarme soort friet op de markt. Het lied van Europa is zijn vijftiende roman.