Het was ronduit verbazend hoe eensgezind Nederland besloten had om, in weerwil van afsteekverboden, afkeurend gebrom en stichtelijke waarschuwingen, de eerste jaarwisseling na de Covid-pandemie met uitbundig vuurwerk te vieren. Dat gebeurde ook in mijn stad, Amsterdam, waar een algeheel afsteekverbod gold en de vervangende gemeentelichtshow prompt werd afgelast omdat het woei. Persoonlijk heb ik niet heel veel met vuurwerk, mijn laatste rotje stak ik af toen ik een jaar of dertien was. Maar ik heb met een hele vriendenclub vanaf een balkon met groots uitzicht werkelijk genoten van de show die mijn stadgenoten presenteerden. Fraaier en grootser dan ik het in jaren gezien had. Misschien wel fraaier dan ooit. De balans was weer verder opgeschoven van knalherrie richting knetterend visueel spektakel. Dat liet zien dat het beleid van de afgelopen jaren – zwaar en gevaarlijk knalvuurwerk uit de markt drukken – effect heeft.
Desalniettemin zwol het afkeurend geloei de volgende ochtend nog voor het skispringen te Garmisch-Partenkirchen aan tot orkaankracht. Burgemeester Halsema van Amsterdam ging vóór in het landelijke jammerkoor en gewaagde ernstig van een “onhoudbare toestand”, op de voet gevolgd door de politie, burgemeesters, oogartsen en dierenliefhebbers, allemaal met de eis om een landelijk totaalverbod. De enige die durfde opmerken dat het in elk geval jaren zou gaan duren om zo’n verbod effectief te laten worden, was Hubert Bruls – al betekende dat niet dat hij zich terughoudend opstelde: ook wat de Nijmeegse burgemeester betrof was “verbieden die hap” het parool. Daarover gesproken, Het Parool, de krant die zoveel lobby in haar kolommen doet, verzekerde ons zelfs dat een meerderheid van de Nederlanders halsreikend uitkeek naar een vuurwerkverbod, iets dat in elk geval niet spoort met de spetterende vuurwerkshow van zaterdagnacht of met de geluiden die ik in mijn eigen omgeving opvang.
Nu betekent het enkele feit dat een meerderheid ergens vóór is lang niet altijd dat hun wens ook in vervulling gaat. Een ruime meerderheid van de Nederlanders is bijvoorbeeld voor gratis bier, of realistischer: lagere gasprijzen, lagere btw op van alles en nog wat, géén vliegtaks, beter openbaar vervoer, minder files, minder bureaucratie in de zorg, meer bossen en meer huizen, wereldvrede en zo voort. Bovendien hebben voorstanders van een vuurwerkverbod, zo zij al een meerderheid zouden vormen, heel verschillende redenen voor hun wens. Vuurwerk is niet één kwestie, het is een veelvormige zaak, waarbij heel verschillende verlangens en belangen een rol spelen.
Wat alle voorstanders van een verbod gemeen hebben, is dat ze hun zaak extra gewicht proberen te geven door alle bezwaren domweg bij elkaar op te tellen, zonder onderscheid te maken tussen serieuze zaken en gezochte gelegenheidsargumenten. Zo ontstaat een monsterlijk beeld van vuurwerk als veelkoppige draak, dat niet zomaar met de werkelijkheid strookt. Laten we daarom de kluwen eens ontvlechten en bezien waar bij de belangrijkste drie groepen de pijn zit, hoe zwaar hun bezwaar moet wegen en in hoeverre een vuurwerkverbod hun probleem ook daadwerkelijk zou oplossen.
Artsen, verpleegkundigen en ambulanciers
De positie van artsen en in hun verlengde, verpleegkundigen en ambulanciers, is duidelijk. Ze worden telkenjare geconfronteerd met de ongelukken waar het nieuwjaarsvuurwerk mee gepaard gaat, en dat kan hartverscheurend zijn. Dit jaar was het afschrikwekkende voorbeeld het elfjarige jongetje dat een hand en een oog moet missen doordat er iets verschrikkelijk misging. Zoiets wil geen mens meemaken, maar zo ernstig was er gelukkig maar één. Dat vuurwerk een vorm van vermaak is die risico’s met zich meebrengt, staat buiten kijf, maar dat doen veel andere recreatieve activiteiten ook. Neem barbecueën, waarbij regelmatig akelige brandongevallen voorkomen. Of neem skiën, of voetbal, of kitesurfen. Af en toe verdrinkt er iemand of krijgt er iemand een surfboard tegen zijn hoofd met hersenletsel als gevolg. Met enige regelmaat komt een plezierwielrenner ongelukkig ten val of belandt onder een auto – als je Sander Dekker heet, haal je dan zelfs het nieuws. Toch pleit geen mens, zelfs geen dokter, voor een verbod op zulke activiteiten. Ernstige voetbalblessures zoals hersenschuddingen of permanent kapotgetrapte enkels en beschadigde kniegewrichten? Horen erbij, moet je maar tegen kunnen. Regent het skiongelukken? Dan verbieden we het skiën niet, maar zet de ANWB speciale gipsvluchten in – dat gebeurt al zo’n vijftig jaar. In 2017 werden er zo’n 1500 ernstig gewonde sneeuwpretliefhebbers mee gerepatrieerd. Worden een onverantwoordelijke prins en zijn vrienden onder een lawine bedolven, met fatale gevolgen? Dan heeft iedereen medelijden met zijn moeder, maar haalt iedereen er verder zijn schouders over op: pech, kan gebeuren.
Kortom: aan heel veel recreatieve bezigheden kleven serieuze medische risico’s, er is geen reden om op die grond vuurwerk een status aparte te geven. Waarom medici toch geneigd zijn om dat te doen, heeft vermoedelijk te maken met dat monsterlijke beeld dat uit alle opgetelde bezwaren oprijst, maar ook met iets anders. Anders dan alle andere recreatieve bezigheden waarbij gewonden vallen, is nieuwjaarsvuurwerk iets dat in een heel jaar maar één keer wordt beoefend, en dan ook op enorme schaal en met enorme intensiteit. Eén, hooguit twee uur, en het is allemaal alweer voorbij. In die paar nachtelijke uren zit ook bijna alles samengebald wat er misgaat. Dat grijpt allicht harder aan dan de minder geconcentreerde, maar misschien wel grotere stroom incidenten die je bij sport, spel en barbecue ziet. Of bijvoorbeeld het oneindig veel grotere jaarlijkse aantal doden en gewonden in het verkeer.
Dan is er nog de vraag of een totaalverbod veel invloed zou hebben op het aantal ernstige ongelukken. Dat valt te betwijfelen. Aan een verbod houden zich, zoals bij de meeste verboden, vooral brave, gezagsgetrouwe mensen die goed op gebruiksaanwijzingen letten. Dat zijn nou net degenen voor wie een verbod niet nodig is. Onvoorzichtige en kwaadwillige thrill-seekers schaffen zich hun spullen zo nodig net zo gemakkelijk illegaal of over de grens aan, waar je de gekste dingen kunt kopen. Een verbod kan dus juist leiden tot meer vuurwerk van de gevaarlijker soorten, in handen van stoere mannetjes (ik zie nog niet zo gauw een stel meisjes aan de donderslagen of cobra’s gaan) die er niet mee om kunnen gaan.
Politie en brandweer
Precies die meestal jonge stoere mannetjes vormen de kern van het probleem van de politie. Ze veroorzaken niet alleen gevaarlijke situaties door hun eigen onbezonnen onkunde, maar jutten elkaar ook op tot uitdagend hooligangedrag, status binnen de peergroup betekent voor hen alles. Om die te bevestigen of verbeteren hebben ze een tegenstander nodig. Op de kermis zijn dat de jongens uit het eerstvolgende dorp en bij voetbal de fans van de tegenpartij; en vervolgens, als het uit de hand loopt, de ME. Bij het vuurwerk is er geen tegenpartij, dus richt het uitdagen zich meteen op politie en hulpverleners, die ze voor één pot nat aanzien. Dat hulpverleners het testosteronvolkje negeren (ze hebben wel wat beters te doen), voelt als een vernedering. Dat politie en ME zich aanvankelijk terughoudend opstellen, heeft hetzelfde effect. En dan vliegen de provocerende stenen en verkeersborden, en met nieuwjaar de donderslagen en cobra’s al gauw door de lucht, met alle gevolgen en gewonde agenten van dien.
De politie zegt het helemaal zat te zijn, en dat valt te billijken. Het valt niet mee om keer op keer als kop van jut te dienen, en van alles om je oren te krijgen. Maar de politiebaas die zei dat men een vuurwerkverbod wou omdat men het zat was om telkens te moeten ingrijpen als de boel weer eens uit de hand liep, zit er zorgwekkend ver naast. Dat is immers precies een van de kerntaken van de politie: ingrijpen en de orde herstellen als het uit de hand loopt, desnoods met geweld – en daaraan is een zeker risico inherent. Moet de politie te vaak naar geweld grijpen, dan treedt ze blijkbaar niet effectief op en moet ze bij zichzelf te raden gaan. Sneu maar waar.
Een vuurwerkverbod helpt ook in dit opzicht niet. Dat heeft, zoals we al zagen, juist op de groep waarvan de politie het meeste last heeft het minste effect. Zo’n verbod verhoogt, door hooliganogen bezien, de inzet, en kan de boel juist verder doen escaleren. Ook al omdat er dan geen matigend effect meer uitgaat van de aanwezigheid van normale vuurwerkliefhebbers op straat.
Hoe kan de politie haar probleem dan wel minimaliseren? Dat weet ze eigenlijk best: Door meer te investeren in effectieve handhaving van de bestaande regels omtrent verkoop en vooral afsteekperiodes en de middelen daarvoor te verwerven. Ook dit jaar gebeurden verreweg de meeste ernstige ongevallen met illegaal vuurwerk. Draconisch hoeft die handhaving niet te zijn, wel doelgericht en consequent. Dat betekent dat de politie haar aandacht vooral preventief én correctief moet richten op risicogroepen en de bekende “traditionele” haarden van onrust, zonder te buigen voor het politiek uitgebate spook van stigmatisering en discriminatie. Aanwezigheid, duidelijkheid en transparantie dwingen respect af, en daar gaat het om. Dat kost geld, mankracht, een rechte rug en politieke wil, allemaal dingen waar een vuurwerkverbod niet in voorziet.
De dierenliefhebbers
Dierenliefhebbers hebben vooral problemen met het geknal en geknetter dat vuurwerk teweegbrengt en hun lievelingen de schrik op het lijf jaagt. Dat is waar, maar hoe zwaar weegt hun bezwaar? Nieuwjaarsvuurwerk is er maar één keer per jaar, niet langer dan een paar uur, is dat werkelijk zo onoverkomelijk? Zeker als je nagaat dat diezelfde dierenliefhebbers nooit thuis geven als hele buurten lijden onder gekmakend gekef, geblaf en gejammer van hun honden, matineus gekraai van hun sierhanen en gekoer van hun post- en sierduiven. En dan hebben we het nog niet gehad over het vieze, stinkende onderpissen en -kakken van andermans tuinen door hun katten en het nogal eens beangstigend dreigende gedrag van hun honden, dat wordt afgedaan met een sussend “hij-doet-niks-hoor”. Hij doet niks? In 2008 (nieuwere cijfers zijn er niet) waren er in Nederland maar liefst zo’n 150.000 bijtincidenten met honden waarvan ongeveer 50.000 de tussenkomst van de dokter vereisten, waarvan 30.000 echt ernstig waren. Daarbij vallen de 3833 meldingen die de brandweer in de nieuwjaarsnacht kreeg – ongeveer evenveel trouwens als vorig jaar, toen er door de lockdown nauwelijks vuurwerk was én het nauwelijks woei – totaal in het niet. Om met Elon Musk te spreken: “let that sink in!”
Dierenliefhebbers vergeten graag hoezeer zij zelf bron van ernstige overlast voor hun omgeving zijn. Bovendien ligt de verantwoordelijkheid voor het welzijn van huisdieren niet bij de medeburgers, maar bij de eigenaar van het dier. Die zou ook kunnen overwegen om vanwege die ene nacht vuurwerk per jaar van aanschaf ervan af te zien, in het belang van het dier. Kortom, we hebben hier twee groepen die voor hun lol iets doen waar anderen wel eens last van hebben. Die moeten toch naast elkaar kunnen leven, nietwaar?
Wat het iets moeilijker maakt, zijn de weken voor oudjaar, waarin het geknal alvast een aanvang neemt, en ook de met vuurwerk omlijste bruiloften en partijen die in sommige culturen en bij bikers het hele jaar door in de mode zijn. Dat mag niet, dus daar kunnen dierenliefhebbers de overheid op aanspreken. Het is, opnieuw, een kwestie van handhaving van bestaande regels. Maar als de politie verzaakt, gaat ook een verbod niets veranderen en zeker geen verbetering brengen.
De vuurwerkliefhebbers
De meeste andere bezwaren die tegen vuurwerk in stelling worden gebracht, zijn niet meer dan soms nogal tuttige, vergezochte gelegenheidsargumenten, bedoeld om het beeld van de veelkoppige draak nog monsterlijker te maken: De fijnstofuitstoot! De geldverspilling! De rommel op straat! Maar daar tegenover staat dat een zeer grote groep mensen plezier aan vuurwerk beleeft. Die groep omvat twee typen mensen: degenen die zelf vuurwerk kopen en afsteken, en mensen die er graag passief van mogen meegenieten. Het zijn er veel te veel om hun ideeën en voorkeuren eenvoudigweg te negeren, dat konden we afgelopen nieuwjaarsnacht wel zien. De afgelopen jaren is gebleken dat er onder hen een redelijk draagvlak bestaat voor aanpassingen waarbij gevaarlijke soorten vuurwerk en hard knalwerk verdwijnen en de afsteekperiode strakker wordt afgebakend. De massale vuurwerkshow van afgelopen nieuwjaarsnacht bewijst evenwel dat er voor een verbod geen enkel draagvlak bestaat. Met andere woorden: door het hele land zal een aanzienlijk deel van de bevolking zich van zo’n verbod weinig tot niets aantrekken. Iedereen weet immers dat er voor de handhaving toch geen beginnen aan is. Dat maakt een eventueel verbod tot een farce, of we dat nu leuk vinden of niet.
Dat laatste is misschien wel het punt dat op nationale schaal het allerzwaarst moet wegen. Want wie iets verbiedt, verplicht zichzelf tot effectieve handhaving. Wordt daar niet in voorzien, dan is het resultaat dat het verbodene gewoon blijft bestaan, terwijl het gezag van de verbieder afbrokkelt. Dan zijn we pas echt ver van huis.