‘In de afgelopen jaren’, stelde Jason Hickel, vooraanstaand degrowth-econoom, in 2019 in Degrowth, a Theory of Radical Abundance, ‘hebben IPPC-wetenschappers betoogd dat de doelen van de Akkoorden van Parijs alleen haalbaar zijn wanneer het materiaalgebruik in de wereldeconomie daadkrachtig wordt teruggedrongen. Minder materiaalgebruik betekent een lagere energiebehoefte, en dat vergemakkelijkt de overgang naar schone energie.’ Degrowth-adepten beweren dat een planmatige vermindering van het materiaalgebruik in de rijkere delen van de wereld mogelijk is ‘met behoud en zelfs verbetering van de levensstandaard’. Hoe? Door herverdeling van inkomen, het verkorten van de werkweek tot vijftien uur, een algemene baangarantie gekoppeld aan een living wage (dat is een minimumloon waarvan je echt kunt rondkomen), plus een ruimere toegang tot gemeenschappelijke voorzieningen. Denk bij dat laatste aan bijvoorbeeld onderwijs, zorg, cultuur en amusement, parken en andere beschermde natuur.
Dat is nogal wat. Herverdeling van inkomen is tot op zekere hoogte een goede zaak, landen met een grote economische ongelijkheid presteren nu eenmaal slechter voor hun inwoners dan landen met bescheidener inkomensverschillen. Maar als dat gepaard moet gaan met teruglopende economische activiteit én verkorting van de werkweek, kan ieders levensstandaard toch moeilijk gelijk blijven, laat staan erop vooruitgaan. Toch is werkweekverkorting nodig, zowel om de economische activiteit te drukken als vanwege die algehele baangarantie die het volk tevreden moet houden. En dat roept weer de bange vraag op wat de benodigde extra banen gaan inhouden.
Planeconomie
Nu werd een werkweek van vijftien uur ons vijftig jaar geleden al voorgehouden als begerenswaardige vrucht van de welvaartsstijging en technologische vooruitgang. Hij was bijna binnen handbereik! Maar de praktijk leerde dat niemand er veel belangstelling voor had. Zelfs Nederlanders, wereldkampioenen deeltijdarbeid, werken gemiddeld altijd nog 31 uur per week. Kennelijk doen ze dat met plezier, aangezien ze bij elk onderzoek tot de gelukkigste volkeren ter wereld blijken te behoren. Dus dat wordt dwang.
Onduidelijk blijft ook waarvan die gemeenschappelijke voorzieningen en de betere toegang daartoe betaald zullen worden. Het lijkt erop dat genieten van het uitzicht een wel heel prominent element van de beoogde brede welvaart wordt.
Wie wat beter naar het hierboven geschetste globale maatregelenpakket kijkt, ziet iets nog veel ergers: het vertoont alle trekken van een planeconomie. Met dat idee is in de afgelopen honderd jaar uitgebreid en langdurig geëxperimenteerd, met onveranderlijk desastreuze gevolgen. Denk aan de Sovjetunie en zijn satellietstaten, maoïstisch China, of het tegenwoordige Venezuela. Denk ook aan een speciaal geval van de planeconomie: de moderne oorlogseconomie. Oorlogseconomieën trekken een zware wissel op de bevolking, zijn verre van duurzaam en zonder serieuze repressie niet erg lang vol te houden. Noord-Korea is het onheilige kind van beide systemen, het overleeft alleen dankzij keiharde onderdrukking van de bevolking en de steun van duistere bondgenoten.
Tomeloze verspilling
Niet alleen presteren planeconomieën zonder uitzondering dramatisch slecht, ze kenmerken zich met hun ondoorzichtige, topzware organisatie, endemische corruptie en willekeur ook door tomeloze verspilling van materialen en energie, precies datgene wat ontgroeiers willen tegengaan. Mensen snappen dat, planeconomieën vind je daarom alleen in autoritair geleide landen.
Planeconomieën, zo leert de geschiedenis, zijn inefficiënt en roepen al dan niet lijdelijk verzet op. Als dat op nationaal niveau al het geval is, hoe denken de ontgroeiers dan omwille van klimaat en milieu een planeconomie op continentale schaal in te kunnen stellen? En dat terwijl zelfs in ons verlichte land de milieubewuste elite nog te beroerd is om terrasverwarming te verbieden en de uiterst schadelijke airco’s en goeddeels overbodige e-bikes zelfs maar te belasten. Wie gaat er trouwens bepalen wat echte behoeften zijn, en wat niet? Wat er nog wel en wat niet meer, of maar heel beperkt, geproduceerd mag worden? Ook dat draait uit op tegenwerking en dwang.
Op een houtje bijten
Tot zover hebben we het alleen nog maar gehad over het rijke westen. Maar hoe moeten de minder geprivilegieerde massa’s ontgroeien die elders naar een beter bestaan verlangen? Een allesbepalende rol speelt de bevolkingsomvang, iets waar de ontgroeiers liever aan voorbij lijken te gaan. Want hoe groter de bevolking, hoe meer diensten en producten nodig zijn om de bestaande gemiddelde levensstandaard op peil te houden. Zolang de wereldbevolking groeit, is een corresponderende economische groei pure noodzaak.
Maar dat is absoluut niet genoeg. In wat vroeger de derde wereld heette, staan miljarden jonge mensen klaar om eindelijk ook een graantje mee te pikken van de brede welstand die in het rijke westen heerst. Zeker nu ze sinds een aantal jaren op hun telefoon kunnen zien wat die welstand allemaal inhoudt. Die mensen blijven echt niet nog veel langer onder rotomstandigheden op een houtje bijten omdat een paar van die geprivilegieerde verwende westerlingen brood zien in degrowth. Nu al zie je de ongeduldigsten besluiten om hun graantje zelf te komen ophalen, en dat is nog maar het begin.
Vier miljard Afrikanen
Het grootste probleem is Afrika. In de afgelopen 75 jaar vervijfvoudigde de bevolking er van 250 miljoen mensen tot 1,5 miljard. In de komende driekwart eeuw zal dat aantal nog eens verdriedubbelen tot bijna vier miljard. Al dat volk moet eten en drinken. En beter dan nu, want momenteel heeft bijna de helft van de bevolking van zuidelijk Afrika per dag slechts € 0,60 of minder te besteden. Ze moeten gekleed, ze hebben onderdak nodig en het gros van hen heeft nog nooit een fatsoenlijke wc gezien, laat staan mogen gebruiken. Alleen al de zorg voor voldoende voeding, kleding en sanitair vereist een enorme inspanning waarbij we alle productiezeilen moeten bijzetten.
Tegelijkertijd zijn de vooruitzichten slecht. Heel zuidelijk Afrika gaat gebukt onder politieke stammenstrijd en virulente corruptie. Zuid-Afrika zinkt onder het door en door corrupte ANC gedurig verder weg in misdaad en tribaal geweld; Zimbabwe is nog altijd een hellhole, Congo een bloedige speeltuin van roofridders en moorddadige milities; Oeganda en Rwanda – dat er bestuurlijk nog het beste voorstaat – zijn somber stemmende dictaturen. De noordelijke helft van het continent bestaat goeddeels uit autoritaire, half of helemaal mislukte staten, en verkeert in toenemende mate in de greep van de agressieve en destructieve, moderniteit-vijandige islam.
Paternalistisch neokolonialisme
Onder die omstandigheden komt de taak om dat in alle opzichten exploderende Afrika nog een klein beetje leefbaar te houden als vanzelf op onze westerse schouders te rusten. Dat is een verantwoordelijkheid waar we, ook in ons eigen belang, niet zomaar voor kunnen weglopen. En dat is precies wat we zouden doen als we economische groei zomaar zouden afzweren. Want zelfs als iedereen vanaf vandaag zijn uiterste best zou doen en mee zou werken (quod non), dan nog kan het werelddeel qua productiviteit nog lang niet op eigen benen staan.
Dat alles leidt tot een sombere conclusie. Dat er wat moet gebeuren (en er gebeurt ook wel wat), is duidelijk, maar ontgroeien maakt meer kapot dan je lief is. Wat de ontgroeiers voor ogen staat, heeft alles weg van een paternalistische vorm van neokolonialisme, waarbij zij, als verlichte, hoogontwikkelde en goed opgeleide westerse elite wel zullen uitmaken wat de wereldbevolking moet opgeven en inleveren voor het hogere doel.
Dit artikel verscheen op 21 februari in Wynia’s Week.