Polarisatie is hollevatenpolitiek die ons allemaal schaadt

‘Spelen op de man? Dat pik ik niet meer’, zo lichtte Geert Wilders op 22 april zijn aangifte tegen Frans Timmermans toe, die gezegd had niets te zullen nalaten om te voorkomen dat de PVV-leider in Nederland ‘aan de macht kwam’. Het was nogal onbesuisde spierballentaal van mannen die maar gebrekkig greep leken te hebben op de zaken – en ook op zichzelf.

Het was ook allemaal schromelijk overdreven. Timmermans had in zijn redenaarsvervoering zijn briefje verkeerd voorgelezen, en ook nog onzin verkondigd. Niemand komt hier ‘aan de macht’. Dat is meer iets voor sterke mannen in diepgaand corrupte omgevingen, zeg Hongarije of erger. In ons land zit iedere dominante politicus klemvast ingesnoerd in een coalitiecorset en allerlei rechtsstatelijke beperkingen.

Ongelukkige toestand

Op zijn beurt moet Wilders nu een kansloze aangifte zien weg te poetsen. Bovendien heeft de koning van de hyperbool weinig recht van spreken, op de man spelen is al decennia lang zijn voornaamste wapen. Wie hem tegen de haren instrijkt, wordt spoorslags uitgemaakt voor ‘heks’, ‘knettergek’, ‘tuig van de richel’, ‘crimineel’, ‘eng mannetje’ of andere rotte vis, of met een aangifte om de oren geslagen.

Deze ongelukkige toestand is het gevolg van polarisatie, een politieke stijl waarbij politici als Timmermans en Wilders de verschillen tussen elkaar, elkaars partijen en elkaars achterban uitvergroten en verabsoluteren. De ander is geen rivaal met eigen ideeën, maar een vijand, een foute slechterik die moet worden bestreden en uitgeschakeld. Polariserende politiek is een zero sum game: er kan er maar één winnen, en wat de één wint, verliest de ander.

Ooit was polarisatie de normale, enig mogelijke politieke strategie. In de Middeleeuwen heersten het recht van de sterkste en persoonlijke loyaliteiten, was willekeur troef en berustte vrijwel alle macht bij de vorst. Wie zijn eigen positie wilde versterken moest dus die vorst iets afpakken. Een mooi voorbeeld is de Magna Carta, het contract waarmee in de dertiende eeuw de Engelse hoge adel wat fundamentele rechten en vrijheden voor zichzelf bevocht op de Engelse koning: Wat de adel won in rechten, verloor de vorst aan handelingsvrijheid.

In het voetspoor van die edelen begon zich in Europa de opkomende maar rechteloze burgerij te roeren. Ook zij had politiek gesproken niets te verliezen en alles te winnen. Voor vorsten en adel gold het omgekeerde. Het was keihard wij tegen zij. Maar langzamerhand groeiden uit die worstelingen en allerlei oeroude en nieuw opgerichte vorstelijke adviesraden de eerste parlementen. De nieuwe tijd klopte aan de deur, en daarmee veranderde het politieke speelveld diepgaand

Polderen

Zodra vorst, adel en burgerij elk politiek iets te verliezen hadden en ook beter met elkaar in contact stonden, begonnen die geledingen in te zien dat ze ook gezamenlijke belangen hadden. Binnenlandse politieke machtsuitoefening veranderde van pakken-wat-je-pakken-kunt langzaamaan in uitruilen, en uiteindelijk in voldoende steun en medewerking vinden om gezamenlijk iets op te bouwen. Op dit vlak liepen de Spaanse Nederlanden van meet af aan voorop. Die gingen in 1581 ook als eersten het verst, door de tirannieke vorst wegens wanprestatie geheel terzijde te schuiven. De Republiek was geboren.

Uit die destijds nog prille ontwikkeling is in ons land uiteindelijk het inmiddels befaamde poldermodel voortgekomen, waarbij zo veel mogelijk belanghebbenden binnen en buiten het parlement meedelibereren over initiatieven, keuzes en de te volgen koers. Doel daarvan is om een zo breed mogelijk draagvlak te creëren, en liefst consensus. Polderen is het omgekeerde van polarisatie en vooral geen zero sum game. Het resulteert meestal in voor elk wat wils (en wat slikken), en in meer dan de som van rechten, plichten en bezittingen waarmee de deelnemers het spel ingingen. Ver voordat de term werd uitgevonden, had de Republiek al begrepen hoe je een win-winsituatie bereikt.

Stroperig

Na de grote revoluties van de late achttiende eeuw was de rol van pure polarisatiepolitiek goeddeels uitgespeeld, op één grote wederopleving na. Dat was toen in de negentiende eeuw de grote massa van straatarme have nots zich ging emanciperen op de vleugels van socialisme en communisme. Zij waren de laatst overgeblevenen in Europa die niets te verliezen hadden.

We zijn als westerse wereld van het proces in alle opzichten rijk, stabiel, tolerant en democratisch geworden, want die dingen gaan onmiskenbaar samen. Maar het moderne ‘polderen’ heeft ook nadelen. Het is saai, stroperig en voor de buitenwacht vaak moeilijk te volgen. En politici kunnen maar moeilijk boven het zompige poldermaaiveld uitstijgen als ze geen hecht doortimmerd, aansprekend programma hebben of geen overtuigende resultaten boeken.

Precies dat is wat er in de ogen van veel kiezers in Nederland aan de hand is: ‘men’ doet weinig tot niets aan problemen die iedereen direct raken, zoals woningnood, vergrijzing, een vastlopende overheid en geopolitieke dreiging. In plaats daarvan neuzelt de ‘Haagse elite’ over in veler ogen marginale zaken als een papieren stikstofprobleem en genderneutrale wc’s. Of men dreigt met dure verplichtingen vanwege het klimaat zonder overtuigende winstprognose. Niemand krijgt spontaan een warm gevoel bij ‘het halen van de doelstellingen van Parijs’.

Dat schept ruimte voor stokebranden en one-issueclubs om de onvrede daarover door polarisatie te mobiliseren. Daarbij worden inhoudelijke plannetjes vervangen door mannetjes, die als charismatische ‘leiders’ worden gepresenteerd. Politieke campagnes verworden tot soms platte duels tussen lijsttrekkers, het premierschap wordt buiten alle proporties opgeblazen.

Brallerig

Moderne media helpen daaraan enthousiast mee. En met succes, getuige de komeetachtige opkomst van Forum voor Democratie door heel de rest van politiek en bestuurlijkNederland weg te zetten als ‘het kartel’. Wij tegen de rest, zo grof mogelijk: de kiezers vraten het. Niet alleen de eenvoudige Henk en Ingrid van Geert Wilders, juist ook hoog opgeleide mensen met goede banen holden achter de populist Baudet aan.

Maar diens succes bleek klatergoud, want achter alle brallerige ophef zat niks. Iets dergelijks was de PvdA al in 1977 overkomen. De partij, die er toen al een jaar of tien naar streefde het land te polariseren om zo het christendemocratische midden uit zijn sleutelpositie te verdrijven, ging na het kabinet-Den Uyl de verkiezingen in met de holle slogan ‘kies de minister-president’.

De kiezer trapte erin en bezorgde de PvdA een klinkende stembusoverwinning. Maar het gepolariseerde tij was allang verlopen, terwijl alle linkse borstklopperij de verhoudingen verziekt had. Zo belandde Den Uyl met al zijn 53(!) zetels pardoes in de politieke marge, terwijl de christendemocraten vrolijk doorregeerden met Wiegels VVD.

Klatergoud

Polarisatie speelt ook de lopende formatie parten. PVV en BBB zijn beide uit woede en rancune geboren, en daarmee typische exponenten van ‘wij tegen de rest’. Dat verdraagt zich slecht met het zoeken naar een programma waarin alle deelnemende partijen zich kunnen vinden. Daar komt nog bij dat het onmiskenbare succes van Wilders op maar één pijler rust: de weigering van de andere partijen om te erkennen dat, terecht of ten onrechte, verreweg de meeste Nederlanders drastisch paal en perk gesteld willen zien aan niet-westerse immigratie.

Maar opnieuw viel de kiezer voor klatergoud, want Wilders blijkt geen serieuze politicus. Na twee hele decennia bestaat zijn immigratieplan nog altijd uit slechts twee woorden: ‘grenzen dicht’. Hoe? Geen idee, er is geen werkbaar plan, geen aanzet, niets.

Een tikje overdrijven kan dingen verhelderen en zaken scherp stellen kan soms geen kwaad. Maar moderne polariseerders blijken wel de kiezer te kunnen bespelen, maar daarna strijk en zet niet te kunnen of willen leveren. Polarisatie is hollevatenpolitiek die ons allemaal schaadt.

(Dit artikel verscheen op 8 mei in Wynia’s Week)

Mijn gekozen waardering € -

Taalkundige, schrijver, vertaler en wetenschapsjournalist @rik_smits_ @RikSmitsAuthor