Desastreuze onderwijsresultaten doordat vernieuwers niet beseffen dat kinderen gewoon willen leren

Al jaren kachelt de leesvaardigheid van Nederlandse scholieren gestaag achteruit. Inmiddels bungelt ons superrijke land ondanks zijn eeuwenlang relatief hoge graad van geletterdheid ergens onderaan in de OESO-ranglijsten. Hoe kan dat? Een belangrijke factor is dat de onderwijsvernieuwers die het onderwijs al ruim een halve eeuw teisteren overal naar kijken, behalve naar leerlingen en hun behoeften.

Dramatisch is wel de zwakste term om het schijnbaar onstuitbaar achteruithollen van de lees- en schrijfvaardigheid van Nederlandse leerlingen mee te omschrijven  Op het vmbo is de situatie ronduit rampzalig. Daar haalt de grote meerderheid van de leerlingen de uiterst redelijke leesvaardigheidsnormen op geen stukken na. Dat is een nette manier om te zeggen dat ze een gangbare brief of doorsnee formulier niet of nauwelijks kunnen ontcijferen en begrijpen. In een maatschappij als de onze is dat een sta-in-de-weg van jewelste.

30.000 voortijdige schoolverlaters

Vandaar dat staatssecretaris van funderend onderwijs Mariëlle Paul, op instigatie van het verontruste D66-kamerlid Ilana Rooderkerk, een extra jaar aan het vmbo wil plakken – dat vinden ze veel eerlijker, want vwo’ers hebben nu wel twéé jaar langer de tijd om te leren lezen!

Maar afgezien van een waslijst van praktische bezwaren die daaraan kleeft, spannen de ongetwijfeld goed bedoelende dames het paard ook fundamenteel achter de wagen. Ze betonen zich bijvoorbeeld blind voor het pijnlijke feit dat nog voordat hun eindexamen in zicht komt zó veel leerlingen zó hartgrondig tabak hebben van constant falen dat er jaarlijks meer dan 30.000(!) voortijdig de school verlaten, opnieuw vooral op het vmbo. Al die kinderen komen dus na elf, twaalf jaar onderwijs met lege handen op straat te staan. Zonder diploma en met veel te weinig kennis en vaardigheden, dus kansloos. Een extra leerjaar verergert die wantoestand alleen maar, tenzij Paul haar pupillen met prikkeldraad aan de schoolbanken wil ketenen.

Nog erger is het fundamentele onbegrip van de aard van het probleem dat Paul, Rooderkerk en alle OCW-ambtenaren achter hen ten toon spreiden. De oorzaak van het beroerde niveau zit immers niet aan het eind van het opleidingstraject, maar aan het begin, bij de basisscholen. Die leveren op grote schaal kinderen aan het middelbaar onderwijs af die niet voldoende hebben leren lezen en schrijven (enzovoort). Die kinderen hebben een achterstand, vaak al van jaren, die dat middelbaar onderwijs niet meer kan wegwerken – dat heeft z’n handen al vol aan z’n eigen programma. Die kinderen zijn er ook al aan gewend dat ze altijd slechte cijfers halen. Dat vinden ze normaal.

Omgekeerde wereld

Dat is zo gegroeid na de invoering van de Mammoetwet, werd mij als jongmaatje door ervaren collega’s uitgelegd toen ik als leraar op de toenmalige Amsterdamse Grafische School ontdekte dat nogal wat van de 13- tot 16-jarigen in mijn klassen niet eens konden klokkijken – hele uren ging nog, maar verder hadden ze echt geen idee. Vaak konden de oude rotten tot op het semester nauwkeurig aangeven wanneer een leerling op de basisschool was afgehaakt.

Rond diezelfde tijd kwam mijn dochter na een verhuizing in groep vier van de Nicolaas Maesschool terecht, destijds bekend als de beste basisschool van Amsterdam, kweekvijver van de grootstedelijke elite. Ze kon lezen dat de stukken eraf vlogen, en dat deed ze ook. Trots vertelde ze me na een paar maanden hoe de moeizame lezertjes ’s middags naar de leesmoeders op de gang gingen, terwijl zij en haar mede-uitblinkers bij meester Jos in de klas mochten blijven. Mijn broek zakte af: dat moest natuurlijk precies andersom! Goede en enthousiaste lezers als mijn dochter redden zichzelf grotendeels wel, het zijn juist de minder vlotte leerlingen die behoefte hebben aan de professionele aandacht en het pedagogisch vernuft van de meester.

Maar zo ging het dus niet. Op allerlei manieren zat de klad al in het onderwijs. Uit het hoofd leren werd ouderwets gevonden. Kennis was ballast en oefenen stomvervelend en afstompend. Ook op de pedagogische academies, waar de meesters en juffen werden opgeleid, dacht en handelde men zo. De eerste stappen op weg naar latere rampen als het studiehuis en de ontreddering van nu werden toen al gezet.

Eén zo’n stap was de taboeverklaring van zittenblijven. Doubleren is een ingrijpende, met zorg te hanteren maatregel, maar ik ken heel wat mensen die het na de eerste schrik als een zegen hebben ervaren. En het afschaffen ervan heeft op de basisscholen een funeste consequentie gehad: onderwijzers (nee, géén leraren, hun vak is echt iets heel anders dan dat van de vakleerkracht op de middelbare school) konden afhakende leerlingen voortaan simpelweg negeren. Die verdwijnen immers aan het eind van het jaar vanzelf naar het volgende jaar, waar hetzelfde gebeurt, tot ze vanzelf bij het vervolgonderwijs over de schutting gekieperd worden.

Narrig

Maar keek ondertussen ooit iemand naar wat leerlingen nu echt van school en van leren vinden? Zeker in de basisschoolleeftijd, maar ook daarna nog, gaan vrijwel alle kinderen graag naar school, ongeacht de daar gehanteerde lesmethodes, de pedagogische inbedding daarvan en de ideologische dogma’s die daar weer achter schuilgaan. Ze worden narrig als ze langer dan een paar dagen ziek zijn of als de vakantie te lang duurt. Kinderen willen ook echt leren, dat vinden ze van nature leuk. Het zit ze letterlijk in de genen, en ze snappen op de ene of andere manier ook het nut ervan. Zelfs ongezeglijke spring-in-het-velds zijn dan ook graag bereid om dagelijks zonder serieus morren door de meest absurde hoepels te springen en aan de lopende band ogenschijnlijk zinloze, duffe karweitjes te doen.

Heeft u bijvoorbeeld wel eens goed nagedacht over het verschijnsel invuloefening? Dan zijn expres woordjes weggehaald uit een doorgaans zouteloos tekstje, met geen ander doel dan om de leerlingen ze er weer in terug te laten potloden. Dat is toch Kafka meets Orwell? Maar leerlingen steunen soms hooguit even ‘niet alweer’ en gaan vervolgens braaf aan de slag. Dag na dag, week na week, jaar na jaar.

Zo gaat het zelfs bij het vermaledijde tafels opdreunen. Ja, er klinkt altijd gekreun van afgrijzen, maar tien tellen later zit de hele goegemeente vol overgave ‘zeven keer drie is eenentwííín-tig’ te scanderen. Ze vinden het stiekem best leuk, het is bijna net als samen zingen. Maar dat protest en dat gezucht, dat hoort erbij. Het is een essentieel ritueel, een soort goedmoedige uiting van de inmate-solidariteit die je ook in gevangenissen wel tegenkomt. Het is ook een bevestiging dat je ergens bij hoort, wat vooral voor kwetsbare leerlingen even belangrijk als onbespreekbaar is.

Maar goed naar leerlingen kijken en garanderen dat de kennis en vaardigheden van onderwijzers niets te wensen overlaten, kan onderwijsdeskundigen en onderwijsautoriteiten niet boeien. Net als Paul en Rooderkerk concentreren zij zich liever op hun eigen pedagogische stereotypen en ideologische overtuigingen. De desastreuze resultaten daarvan staren ons al decennia lang in het gezicht.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op 13 juli 2024 in Wynia’s Week.

Mijn gekozen waardering € -

Taalkundige, schrijver, vertaler en wetenschapsjournalist @rik_smits_ @RikSmitsAuthor