De devaluatie van woorden is al langer zichtbaar. Racisme, fascisme, xenofoob, antisemiet, zionist, islamofoob, genocide, fundamentalisme, vrijheid, ideologie, communisme, extreemrechts, feminisme, terrorist, onderdrukking, progressief, conservatief, rechts, links, al deze vaak beladen woorden worden steeds leger, omdat niet iedereen dezelfde definities hanteert. We passen een woord toe om iets gewicht te geven met als averechts effect dat geen mens er meer van wakker ligt. Wie maakt zich druk om het woord ‘fascist’ als dit woord inmiddels totaal naar de filistijnen is geholpen door zogenaamde anti-fascisten? Of moeten we dan juist niet indommelen en vooral wakker blijven? Woorden worden steeds groter, verkeerd begrepen, al dan niet opzettelijk misbruikt en ontdaan van hun ware betekenis.
Wie zwijgt, stemt toe
Zo heb ik in de afgelopen jaren regelmatig het woord medeplichtig gebruikt of aangehaald zien worden uit bekende citaten, in de zin van ‘wie zwijgt is medeplichtig’, of ‘stilte is medeplichtigheid’, want ‘stilte is toestemming geven aan onrecht’, etc. Dat werd uitgedragen bij bijvoorbeeld de grote Black Lives Matter protesten naar aanleiding van de dodelijke mishandeling van de Afro-Amerikaan George Floyd in mei 2020. En uiteraard de oorlog in Gaza sinds oktober 2023. Als je je niet zou uitspreken tegen de ‘terreurstaat’ Israël en de ‘genocide op de Palestijnen’ ben je volgens sommigen medeplichtig aan ‘de moord’ op tienduizenden onschuldige burgers.
Niet in mijn naam
Vandaag kwam de hulporganisatie Oxfam Novib met een actie om aandacht te vragen voor de Palestijnen in Gaza. “Al meer dan een jaar lijden Palestijnen, en ook mensen in omringende landen, onder onvoorstelbaar oorlogsgeweld. De bevolking van Gaza dreigt zelfs volledig uitgeroeid te worden. Maar de Nederlandse politiek is medeplichtig en draagt actief bij door Israël te blijven steunen. Niets doen is medeplichtigheid. Ons kabinet, in naam van alle Nederlanders, draagt actief bij aan ongekend leed en onacceptabel onrecht,” staat onder meer op de website. “Nederlanders worden medeplichtig gemaakt aan oorlogsdaden in Palestina en Libanon,” zo stelt de organisatie op haar social media-kanalen. De hele dag verschenen zwart-wit portretten van diverse politici en allerlei BN’ers met daaronder de tekst Niet in mijn naam in rode letters. Zij roepen de Nederlandse regering op te stoppen met steun aan Israël. Sommigen zijn er als de kippen bij met hun oproep aan minister-president Schoof.
Los wat je van deze actie vindt, het blijft vreemd dat het maken van onderscheid tussen burgers en hun overheid telkens niet gebeurt. Israëli’s worden immers ook maar al te vaak op één lijn geplaatst met de daden van hun regeringsleiders. ‘Medeplichtigheid’ is tegenwoordig een modieus en dus leeg woord. Het zegt mij weinig dat ik medeplichtig zou zijn aan een oorlog bijna 4.000 km van mij vandaan. Dan zou ik aan heel wat ander geweld en leed ook medeplichtig zijn. Aan de wapens die volop geleverd worden aan Oekraïne en waarmee ook onschuldige Russen gedood worden bijvoorbeeld. Wapens, die volgens NAVO-baas, Mark Rutte lang niet voldoende zouden zijn (de oorlog duurt straks drie jaar) en waarvan er vooral méér moeten komen. Het woord medeplichtig verkeert in een woordcrisis.
Taalgrenzen
Juist toen alle niet-in-mijn-naam portretten op de sociale media aan mij voorbij kwamen, van de beschaafde Frans Timmermans tot aan de veeg-Israël-van-de-kaart strijder Stephan van Baarle, stuitte ik op een prachtige column van Theodor Holman van 11 december jl, die onbedoeld volledig aansloot bij mijn gedachten over een woordencrisis. Hij citeert de woorden van taal-filosoof Wittgenstein (1889-1951): “De grenzen van mijn taal betekenen de grenzen van mijn wereld.” En zo komt het goed uit “om elkaar express verkeerd te begrijpen, definities op te rekken en goed en fout door elkaar te halen,” schrijft Holman, die “politiek dobbert op een vlot” en vermoedelijk dobbert hij niet alleen.
Laatst las ik in een stuk van de journalist Johan van de Beek over ‘de vijfde versnelling in taalgebruik’ in de huidige tijd van media, sociale media en politiek. Woorden die groter en zwaarder worden. Het is geen oorlogsgeweld, maar onvoorstelbaar oorlogsgeweld. Het zijn geen tienduizenden doden, maar het is uitroeiing van een bevolking. Het is geen leed, maar ongekend leed, geen onrecht, maar onacceptabel onrecht.
Te groot
Als iemand meedoet aan deze niet-in-mijn-naam actie maakt dat van hem of haar niet automatisch een antisemiet of Jodenhater, zoals sommigen nu stellig beweren. Dat zijn te grote woorden. Bovendien zijn de niet altijd terechte beschuldigingen niet bevorderlijk om het toenemende Nederlandse antisemitisme te bestrijden. Maar als de door Oxfam Novib gewenste stopzetting van Nederlandse steun aan Israël betekent dat het land zich niet meer goed zou kunnen verdedigen (lijkt me sterk, maar toch) tegen het geweld van Hamas en van omringende landen, ben ik daar niet meer zo zeker van.
Er worden steeds grotere woorden gebruikt. Net als psychiater en schrijver Esther van Fenema zou ik willen pleiten voor kleinere woorden met zoveel mogelijk feiten, met daarbij de opmerking dat aan kleinere woorden doen, niet betekent dat we dan bagatelliseren of wegwuiven. Beslist niet. Kleinere woorden betekenen mijns inziens vooral ook genuanceerde woorden. In overspannen tijden zouden we daar juist meer van moeten hebben in plaats van de grotere en helaas ook hysterische bewoordingen die nogal eens gekozen worden.
Beeld: Pixabay