Al lezend wordt robot Roz steeds menselijker
Kun je een robot domesticeren? Heeft technologie gevoel? En is het humaan om een vleesloze vriend met één druk op de knop uit te schakelen?
Het zijn onverwachte vragen die zich opdringen bij het lezen van ‘De wilde robot’ – een pageturner over ROZZUM Unit 7134 („Maar zeg gerust Roz”). In de wereldwijde bestseller van auteur Peter Brown vergaat een schip, waarna de lading – een stapel kisten met daarin robots – aanspoelt op een onbewoond eiland. De meeste robots raken onherstelbaar beschadigd, maar één overleeft de ramp en wordt geactiveerd door een stel juttende otters. Van het een komt het ander: Roz komt tot leven, wordt door alle eilandbewoners gemeden maar slaagt er door haar overlevingsinstinct en robotintelligentie in om een plekje in de dierengemeenschap te verwerven. Als ze door botte pech een ganzennest vernielt, ontfermt ze zich over het enige ei dat de crash overleefde en wordt ze adoptiemoeder van een kuikentje. Het is het begin van een ongewone relatie die steeds hechter wordt en die Roz en passant steeds menselijker maakt.
Al lezend raak je zo vertrouwd met Roz dat je de kwade technologische machten die haar van het eiland proberen terug te halen wél als robot ziet, maar de aangespoelde machine niet meer. Dat roept interessante vragen op over de grenzen van technologie – waarom zou je bijvoorbeeld de ene robot wel willen ‘doden’, maar de andere niet? – en over de wisselwerking tussen natuur en techniek.
Ook zonder die filosofische discussie is ‘De wilde robot’ – die onlangs opnieuw door Querido werd uitgegeven – een heerlijk boek. De korte hoofdstukken en vele artistieke illustraties nodigen ook minder vlotte lezers uit om zich in het verhaal van Roz vast te bijten.
Dat Roz aan het einde een onbegrijpelijke en uiterst rationele keuze maakt, geeft alle reden om uit te zien naar het volgende deel, dat in februari 2025 verschijnt.
Peter Brown, ‘De wilde robot’ (vertaling: Annelies Jorna), uitgeverij Em. Querido, 280 pagina’s, € 9,99
Spannend stukje onbekende geschiedenis
Het is prettig leven op Hawaii, het eiland in de Grote Oceaan waar elke dag de zon schijnt. Frank en Stanley streken er neer omdat hun beide vaders er zijn gestationeerd vanwege hun baan bij de Amerikaanse luchtmacht. De jongens delen een passie voor striphelden en fantaseren er buiten schooltijd flink op los. Met plechtige stem ondertitelen ze dan hun eigen acties of bedenken ze een nieuw hoofdstuk in hun eigen stripverhaal.
Er lijkt dus geen vuiltje aan de lucht, totdat Japanse vliegtuigen vanuit het niets de marineschepen en luchtmachtbasis aanvallen. Terwijl het ene na het andere schip de lucht in vliegt en de haven in een vuurzee verandert, maken de jongens keuzes die ze niet voor mogelijk hadden gehouden. Maar de aanval op Pearl Harbor is nog maar het begin: opeens zijn alle Amerikanen met Japanse roots verdacht, Stanley incluis. Het zet de vriendschap van de jongens onder grote druk, al zouden ze zelf dolgraag anders willen.
In ’Pearl Harbor’ laat bestsellerauteur Alan Gratz lezers kennismaken met een onbekend stukje Amerikaanse geschiedenis. Tegen het decor van vriendschap, persoonlijke worstelingen en pesterijen schetst hij een pijnlijk beeld van hoe Amerika na de aanval op Pearl Harbor met zijn Japanse burgers omging.
Gratz weet diverse thema’s knap door elkaar te laten lopen, en geeft en passant het signaal af dat niemand zich hoeft te schamen voor zijn angsten. Dat Frank en Stanley wel erg volwassen gedrag vertonen voor beginnende pubers is hinderlijk, maar doet geen afbreuk aan het verhaal. Boeiend en spannend tot op de laatste bladzijde.
Alan Gratz, ‘Pearl Harbor’ (vertaling: Carla Hazewindus), uitgeverij Kluitman, 272 pagina’s, € 17,99
De veldtocht van een naïeve varkenshouder
Justina is knap, maar voor Pietro onbereikbaar. Normaal gesproken zou zij, een meisje uit een adellijke familie, nooit het pad van de jonge varkenshoeder kruisen, maar als Attila de Hun het Romeinse Rijk binnenvalt, wordt het onmogelijke mogelijk. De ontmoeting tussen het rijke meisje en de arme jongen is kort, maar lang genoeg om het ongenoegen van Justina’s vader te wekken. Als Pietro dan ook nog tegen wil en dank op campagne wordt gestuurd om Attila tegen te houden, kan hij Justina wel vergeten.
Intussen heeft de varkenshoeder wel meer te verstouwen. Want wie is hij eigenlijk? Waar komt hij vandaan? En wat is zijn bestemming?
Meesterschrijver Davide Morosinotto verweeft de existentiële vragen met soms heerlijk naïeve beschrijvingen van de veldtocht, gevechten op leven en dood en een nieuw thuiskomen voor Pietro. En dan duikt Justina ook nog eens op.
‘De zoon van de zee’ is prachtig geschreven, maar laat potentiële lezers gewaarschuwd zijn: de thematiek en het taalgebruik zijn niet aan iedereen besteed.
Davide Morosinotto, ‘De zoon van de zee – De sage van de familie Da Mar’ (vertaling: Pieter van der Drift en Manon Smits), uitgeverij Pelckmans, 392 pagina’s, € 19,50
‘Addergebroed’ Jean voert een tevergeefse strijd om gered te worden
In 1765 ontdekken timmerlieden bij toeval een aantal lijken in de grafkelder onder de kerk van het Friese Wieuwerd. Onder invloed van het klimaat zijn de stoffelijke resten nooit vergaan, maar gemummificeerd. Van wie de resten zijn, is niet duidelijk: er zijn mensen die denken dat de ‘mummies’ leden van de vermogende familie Walta zijn, maar anderen denken aan labadisten – aanhangers van Jean de Labadie. Wederdopers dus, die in groten getale hun intrek namen in ‘Waltastate’.
Jean is een van hen, althans in de roman die Margaretha van Andel over de labadisten in Wieuwerd schreef. In ‘Het addergebroed van Slot Thetinga’ worstelt hij met zijn eigen verlangens en het strenge religieuze regime waarin hij geen goed kan doen. Terwijl zijn beste vriend zalig wordt verklaard, moet Jean met steeds grotere droefheid constateren dat geestelijke verlossing voor hem blijkbaar geen begaanbare weg is. Niet omdat hij niet wil, maar omdat de religieuze leiders vinden dat hij daar niet voor in aanmerking komt.
Het levert een grote inwendige strijd op, waarbij Jean op alle manieren de zaligheid zoekt en intussen ziet hoe zijn vrome vrienden de regels niet altijd even strikt nemen. Het leven buiten slot Thetinga wordt daardoor steeds aantrekkelijker.
Van Andel slaagde er goed in om Jeans strijd – en het leven van de labadisten – te beschrijven zonder laatdunkend, cynisch of vijandig te worden. Daardoor kunnen lezers van ‘Het addergebroed van Slot Thetinga’ hun eigen oordeel vormen over het sektarische leven en de geestelijke worstelingen van de hoofdpersoon. ‘Het addergebroed van Slot Thetinga’ is daarmee een geslaagde roman voor een brede lezersgroep.
Margaretha van Andel, ‘Het addergebroed van Slot Thetinga’, uitgeverij Lemniscaat, 282 pagina’s, € 15,99
‘Als de hemel valt’ heeft universele thema’s, maar boeit matig
‘Als de hemel valt …’, zegt Wasay. ‘… heb je een blauwe muts’, krijgt hij als antwoord. Van altijd ‘als, als, als …’ ga je immers alleen maar een onzeker leven leiden – en word je vermijdend, terwijl je helemaal niet weet of je veronderstelling klopt.
Wasay is slechts een bijfiguur in ‘Als de hemel valt’ van Selma Noort, maar gaf de youngadultroman wel zijn titel.
En de hemel? Die viel helemaal niet.
Dat had wel gekund hoor, dat die hemel viel. In de regio waarin het verhaal zich afspeelt, ontstaat op een dag oorlog. De omgeving waarin hoofdpersoon Rosa zich bevindt, komt onder vuur te liggen en dus slaat ze op de vlucht naar veiliger oorden. Als de rebellen ook daar huishouden, moet ze opnieuw de wijk nemen. Niets is meer zeker en nergens is het veilig. Soms dreigt de hemel dan ook te vallen – al was het in de vorm van een bombardement, beschieting of bestorming.
Alle geweld ten spijt, blijkt Rosa voorbestemd voor iets speciaals. Ze ontdekt dat ze, net als enkele andere wereldburgers, zelf helemaal geen wereldburger is. Sterker nog, ze komt van een andere planeet. Aan haar – en haar medestanders – te oordelen of de wereld een tweede kans verdient.
Selma Noort liet zich voor ‘Als de hemel valt’ inspireren door de Nazcalijnen – geogliefen die in Peru werden aangetroffen en waarvan sommigen vermoeden dat ze het werk zijn van buitenaardse wezens.
Thema’s als religie en geweld maken de roman universeel, maar toch weet het boek maar matig te boeien. Dat heeft vooral te maken met gebrekkige diepgang van de personages en de ongrijpbaarheid van het verhaal. ‘Als de hemel valt’ had aan kracht gewonnen als Noort scherpere keuzes had gemaakt qua thematiek, plotontwikkeling en karakters. Dan had het boek zomaar een youngadultroman kunnen zijn die zich qua impact kan meten met ‘Het lied van de profeet’.
Selma Noort, ‘Als de hemel valt’, uitgeverij Leopold, 296 pagina’s, € 18,99