Thomas Blondeau (1978 – 2013): een laatste interview

In de estafetteserie LEESLINT interviewt de ene schrijver de andere. Deze aflevering: Thomas Heerma van Voss voelt Thomas Blondeau aan de tand over diens nieuwe roman 'Het West-Vlaams versierhandboek'. 'Ik vind mezelf als schrijver beter dan als mens.'

Een verbijsterend bericht: schrijver Thomas Blondeau is op 35-jarige leeftijd overleden. Niemand kon de afgelopen weken om hem heen: Blondeau en zijn West-Vlaams versierhandboek sierden de covers en cultuurpagina’s van de bladen en kranten. Spontaan en enthousiast nam hij deel aan de schrijversestafette LEESLINT in het TPO Magazine-kanaal van A Quattro Mani: hij werd enkele weken geleden geïnterviewd door Thomas Heerma van Voss en interviewde vervolgens zelf Roderik Six. Creatief, pittig maar vriendelijk, talentvol. En nu is hij zomaar ineens weg. Lees hier zijn laatste pennenstreken.

Door Thomas Heerma van Voss

Het is drie jaar sinds je vorige boek verscheen. Die roman, Donderhart, heeft een heel nadrukkelijk geëngageerde ondertoon: het speelt zich af in Londen 2005, tijdens de wereldberoemde terroristische aanslagen. Bij deze roman is het decor veel dorpser en daarmee kleinschaliger. Vanwaar die verandering?

‘Ik heb nooit vooraf besloten dat mijn romans ook een politieke dimensie moeten hebben. Toch blijkt die tijdens het schrijven zich altijd op de voorgrond te dringen. Maar zo gaat dat ook in onze beleving van de werkelijkheid. Niet alleen de forenzentrein die ons naar het werk brengt is tot stand gekomen door een politieke beslissing, in die trein lezen mensen ook nog eens de krant. Me beperken tot het liefdesverdriet of de zelfmoordfantasieën van de reiziger is me tot nu toe altijd te kunstmatig overgekomen.

De schaalverschuiving tussen die twee romans is gedicteerd door het feit dat regionalisme steeds meer aan aandacht wint in tijden van wereldeconomie en globalisatie. En omdat mijn hoofdpersonage in een crisis zit door het verlies van zijn geliefde. Als je niet meer weet wie je bent, is het verleidelijk om op je stappen terug te keren. Dat doet op zijn minst vertrouwd aan. En mijn hoofdpersonage Raf is nu eenmaal een plattelandsjongen.’

Over Donderhart gesproken: in de Volkskrant noemde je die roman slechts ‘oké’. In het interview met De Standaard gebruik je zelf de term ‘mislukt’. Doel je hiermee op de receptie, of heb je het vooral over de inhoud van de roman? (Dat laatste lijkt mij zelf een uiteindelijk nog veel vervelender gevoel van ‘mislukking’.)

‘Zonder al te romantisch te willen klinken: als mijn volgende boek niet beter wordt dan het vorige hoef ik geen nieuwe te schrijven. Als Donderhart een half miljoen had verkocht, had ik er allicht met meer zachtmoedigheid op teruggeblikt. Maar ik haatte mijn eerste roman toen ik mijn tweede schreef. En mijn tweede toen ik Het West-Vlaams versierhandboek schreef. Ik vermoed dat die leertijd van zelfhaat nu voorbij is. De andere boeken durfde ik zelfs tot een jaar na verschijning niet te openen. Uit angst een spelfout of, nog erger, een krakkemikkige zin of metafoor aan te treffen.
Dit gezegd hebbende, er is een groot verschil tussen psychologie en literatuur als manier om het over jezelf te hebben. Anders verwoord, ik vind mezelf beter als schrijver dan als mens. Maar mensen nodigen me uit op hun feestjes – dus ik zal wel weer overdrijven.’

In de net genoemde interviews wordt voortdurend gehamerd op de autobiografische achtergrond en voedingsbodem van Het West-Vlaams versierhandboek. Hoe heb je er tijdens het schrijven voor gezorgd dat deze roman relaas het persoonlijke zou ontstijgen, dat het ook voor mij interessant zou worden?

‘Door de lezer serieuzer te nemen dan de schrijver. Alles wat waard is opgeschreven te worden, is het waard goed opgeschreven te worden. Iedereen die het waard is te leren kennen, is het waard om goed te leren kennen. Hoe je dat doet? Door de regels van literaire voorkomendheid in acht te nemen. En dat wil zeggen: zinnen of beelden of inzichten te hanteren die nog niet verstard zijn.’ 

Je hebt gekozen voor een afwijkende structuur: je roman is vormgegeven als handboek, met een fragmentarische opbouw en af en toe zéér korte hoofdstukken, die uit niet meer dan één of twee zinnen bestaan. Hoe kwam je bij die opbouw terecht?

‘Diepe rouw ervaar ik als een slijkerige loopgraaf waarin iedere poging om je voet op te heffen erin resulteert dat je een vacuüm onder je zool trekt waardoor je nog dieper komt te zitten. Je kan dan alleen maar blijven staan tot de grond opdroogt. Ondertussen kan je alleen maar kijken. Je bent blootgesteld aan de wereld in en om je heen. Die dringt zich voortdurend aan je op. Door middel van gesprekken van anderen, herinneringen, je eigen gedachten… Dat fragmentarische heb ik proberen recht aan te doen door die korte hoofdstukken te gebruiken. Tegelijk zorgen die ervoor dat je de lezer niet vervreemdt van het boek. Je gunt hem een adempauze.’

Het startpunt van de roman is: de liefde. Of eigenlijk: het stuklopen van een relatie in Rafs leven. Toch is  Het West-Vlaams versierhandboek niet primair een liefdesverhaal geworden; waarom niet?

‘Waarom zou ik een meer klassiek liefdesverhaal schrijven? Dat is er al.’

Er zit drie jaar tussen Donderhart en Het West-Vlaams versierhandboek. Wat was de grootste moeilijkheid waar je tijdens het schrijven tegenaan liep?

‘Ik heb geen drie jaar over de boeken gedaan – er zit drie jaar tussen, dat is wat anders. Daarnaast heb ik mijn kantoorbaan, mijn columns en ander freelancewerk. Ook nog twee bloemlezingen samengesteld. Ik ben wel relatief snel aan een boek gaan werken na het vorige. Maar telkens begon ik aan iets anders. De grootste moeilijkheid was een antwoord op de vraag formuleren waarom dit boek er moest komen. Een boek schrijven, dat kan ik nu wel. Ik wilde iets maken dat bestaansrecht had anders dan dat de schrijver graag weer met zijn kop in de krant wil. Ik kom graag met mijn kop in de krant, maar dat is zeker niet mijn hoofdmotivatie. Anders had ik wel geprobeerd om tv-presentator te worden.

Waarom dit boek er dan moest komen? Lees vijftien andere Nederlandstalige romans, zou ik zeggen. De kans is groot dat die net zo goed in 1973 of 1993 hadden geschreven kunnen worden.’

Even terug naar de structuur. Je hebt niet alleen besloten het persoonlijke liefdes-gegeven in een groter, maatschappelijk (politiek) decor op te nemen, je hebt het ook op een afwijkende vorm opgeschreven – niet alleen fragmentarisch, maar ook met tientallen voetnoten. Af en toe bestempelt de verteller zijn eigen overpeinzingen hierin als clichématig, voorspelbaar, beperkt of leugenachtig. Hoe kwam je daarbij?

‘Zo gaat dat in het hoofd van iemand die geplaagd wordt door naargeestigheid en deprimerende gedachten. Op de achtergrond zit voortdurend een kwaadwillende commentator die alles belastert. En tegelijk wilde ik op die manier mijn onvrede met veel van de literaire praktijk kenbaar maken. Veel boeken zijn eenvormig en de receptie daarvan ook. Als ik wil opschrijven dat mijn verteller kijkt naar hoe de borsten van de heldin zich aftekenen in haar hemd, ben ik mij tegelijk bewust van dat dit seksistisch kan overkomen en dat het gewoon ook een manier is waarop mannen naar vrouwen kunnen kijken. De luie lezer zal zich maar bewust zijn van één van die zienswijzen. Door daar een noot aan toe te voegen kun je spelen met dat gegeven. En tegelijkertijd langer in het boek bezig zijn met borsten. Waar je nooit lang genoeg over bezig kunt zijn.’

Welke (karakterologische) ontwikkeling maakt Raf door sinds zijn aankomst in zijn geboortedorp?

‘Ik beloof hierbij plechtig een fles champagne uit te reiken aan de lezer die me het meest bevredigende antwoord geeft. Regels: zet een foto van jezelf met het boek op Facebook, word vrienden met me op dat netwerk, stuur het antwoord naar me op. De wedstrijd sluit op 1 november.’

Je bent nu vijfendertig en hebt drie verschillende soort romans geschreven. Er zijn schrijvers bij wie dat duidelijk de inzet is, die zichzelf iedere roman opnieuw willen uitvinden. Is dat bij jou ook een missie? En, breder: welke plaats neemt Het West-Vlaams versierhandboek in binnen jouw oeuvre, en op welke manier wil je dat oeuvre hierna ontwikkelen?

‘Ik weet niet of mijn zoektocht naar steeds een beter boek zal samenvallen met het schrijven van steeds een ander boek. Ik sluit het niet uit. Wat betreft de ontwikkeling van mijn oeuvre: de ene dag overweeg ik om nooit meer een boek te schrijven, de andere dag heb ik een schema uitgetekend waarop staat hoeveel poëziebundels, theaterstukken, verfilmingen en romans ik nog wil maken in dit leven. Een vermoeiende manier van tegen de toekomst aan te kijken. Maar het is dat u er naar vraagt, anders zou ik er zelf niet over beginnen.’ 

Volgende keer: Thomas Blondeau interviewt Roderik Six.

 

Mijn gekozen waardering € -

Geef een reactie