Saskia de Coster (1976) is kunstenaar, toneelschrijver en bovenal de auteur van een boeiend en eigenzinnig literair oeuvre. Ze heeft diverse romans op haar naam staan, waaronder Eeuwige Roem (2006), Held (2007), Dit is van mij (2009) en Wij en ik (2013). Met deze laatste roman dingt De Coster mee naar de BNG Literatuurprijs 2013.
Saskia De Coster – Wij en ik (420 p.)
Prometheus, €19,95/€8,29 (e-book)
Door Jamal Ouariachi
In je laatste roman Wij en ik komt het volgende beeld voor. Een van de personages, Stefaan, is voor zijn werk op een conferentie in het bloedhete Dubai. Er staat: ‘Op de openingsreceptie van de conferentie stonden tientallen ijssculpturen, om te bewijzen dat de mens de natuur kan overmeesteren. Stefaan heeft er geen respect voor.’ En inderdaad, hij weet zelf niet te ontkomen aan zijn ‘natuur’. Zijn dochter Sarah lijkt daar wél in te slagen. Denk je dat de mens zijn eigen natuur, dan wel genetische noodlot, kan overwinnen?
‘Daar ben ik behoorlijk zeker van. Als je Wij en ik tot één Jerry Springer-achtige boodschap zou willen herleiden, dan is het deze: iedere persoon kan ontstijgen aan zijn achtergrond, zijn milieu en de biologische banden die je binden. Ik denk dat het heel ongezond is om volledig samen te vallen met een ‘wij’, wat die wij ook inhoudt: een familie, een relatie of een majorettesgroep. De kracht van het individu primeert. Als je de wereldgeschiedenis erop naslaat, zie je ook dat het veelal individuen zijn die de aanzet gaven tot grote omwentelingen of revoluties, en dat daarna dan de massa volgt. Een sterke persoon is altijd meer dan de som van wat genetisch materiaal.
Wij laten ons graag aanpraten dat genen buitengewoon determinerend zijn. Het maakt deel uit van onze moderne religie, de wetenschap. Ik vind dat gemakzuchtig. Je kunt je gemakkelijk neerleggen bij zo’n soort van genetisch noodlot. Het leidt tot berusting en papzakkerij.’
De twee personages Babs en Julie in Eeuwige Roem hebben elk een, zachtjes uitgedrukt, problematische familieachtergrond; in Vrije val toon je een vreemd broederduo, in Held raakt hoofdpersonage Lien al bij haar geboorte haar moeder kwijt en ontspoort zelf later behoorlijk. Is familie de bron van alle kwaad?
‘Dat geldt niet alleen voor families, maar voor allerhande sociale netwerken en weefsels. Familie is nu eenmaal een gecondenseerde, verhevigde vorm van samenleven, een mini-maatschappij. Voor de rest ben ik een groot fan van families.’
Is een boek bij jou al goeddeels voltooid in je hoofd voor je eraan begint, of laat je je meevoeren door wat er tijdens het schrijven op het papier (of scherm) gebeurt?
‘In mijn hoofd heb ik al miljarden boeken geschreven, en niet van de minste, mag ik wel zeggen. Als ik met een Serieus Plan voor een roman in mijn hoofd zit, weet ik perfect hoe alles zal verlopen. Ik kan het dromen. Vervolgens schrijf ik de muren van mijn werkkamer vol met schema’s en plannen. Dat oogt erg professioneel. Ik zet me aan het schrijven en gaandeweg merk ik dat mijn mooie schema’s waardeloos worden en ik de muren weer zal mogen wit verven. Maar handenarbeid is gezond en bovendien laat een interne logica van een verhaal zich ook niet forceren. Ik ben de baas over mijn muren, niet over mijn verhaal.’
'Wanneer ik de eindfase van een roman inga, zet ik mijn hele leven on hold.'
In een interview met Hanna Bervoets las ik eens dat zij er het volgende werkschema op na houdt: drie weken werken aan een roman, en dan in één week haar vier Volkskrant-columns voor de komende maand schrijven. Goeie vondst, want niets is zo verstorend voor de concentratie die je nodig hebt voor een roman, als het schrijven van andere teksten tussendoor – in mijn ogen dan. Hoe combineer jij je diverse activiteiten?
‘Ik ben het helemaal met je eens: als je aan een roman werkt, kun je geen andere invloeden verdragen. Ik kan dan zelfs amper een reclamefolder doorbladeren. Laat staan dat je dan zelf nog andere teksten moet gaan produceren. Wanneer ik de eindfase van een roman inga, zet ik mijn hele leven on hold. Dat betekent dat ik dus geen columns schrijf in die periode en dat ik ook met niemand iets ga drinken. Neem dat dus vooral niet persoonlijk, mocht je een keihard nee krijgen op een vriendelijke uitnodiging. (Zou jij dat doen, mij uitnodigen?)’
Er zijn schrijvers die in elke fase van het werken aan een roman overleg voeren met hun redacteur. Zelf ben ik meer van het dictatoriale type dat pas iets uit handen geeft als er naar mijn idee niets meer aan hoeft te gebeuren (waarna ik niettemin mokkend en schoorvoetend een suggestie hier of daar overneem, een zinnetje of twee schrap, een passage verschuif, een troebele scène verhelder – en uiteindelijk dolblij ben met de voorgestelde wijzigingen). Hoe ziet de samenwerking met jouw redacteur eruit?
‘Ik lever grote gehelen in. Daar krijg ik dan feedback op. Sowieso werk ik voor mezelf met heel veel versies en een paar komen bij mijn redacteuren terecht. Voor Wij en ik heb ik met twee redacteuren gewerkt en dat was erg fijn omdat die elkaar af en toe ook tegenspraken. We hadden het over het grote geheel, niet zozeer over zinnen. Ik smeek mijn uitgever ook altijd om een keiharde deadline, op een exacte dag en een precies uur. Het manuscript van Wij en ik heb ik vorig jaar tijdens oudejaarsnacht om middernacht doorgestuurd. Eindelijk een memorabel eindejaarsfeest.’
Moet je gelukkig zijn om goed te kunnen schrijven?
‘Het leven moet zo veel mogelijk weg zijn als ik een roman wil schrijven. Als ik ongelukkig ben, heeft het leven de neiging om erg opdringerig aanwezig te zijn. Maar ik moet wel toegeven dat ik tot mijn verbazing in taaie periodes in mijn leven zaken heb kunnen schrijven die mijn werk wel vooruit hebben geholpen. Zo is mijn derde roman Eeuwige Roem in een absoluut vervelende periode geschreven, maar het boek is belachelijk optimistisch van toon.’
Een slecht boek kan soms net zo inspirerend zijn als een goed boek, omdat je door lezing ervan scherp krijgt hoe je het zelf absoluut niet wilt doen. Gooi de beschaving eens overboord en noem me de vijf verschrikkelijkste boeken die je de afgelopen jaren hebt gelezen (of al na een pagina of twintig door het openstaande raam smeet).
‘Dit vind ik op zich een heel leuke vraag, maar ik filter totale bullshit nogal makkelijk weg uit mijn geest. Wacht, ik denk een paar minuten na … Nee, er komt niets.’
De Taalunie heeft laatst onderzoek gedaan naar leesgedrag onder Nederlandse en Vlaamse lezers: er bleek maar weinig ‘over de grens’ gelezen te worden. Toen we elkaar onlangs op een literair festival troffen, vertelde je dat de verhouding bij jou ongeveer 80/20 is: veruit de meeste van je lezers wonen in Vlaanderen, slechts een klein deel in Nederland. Heb je een idee hoe dat komt? Wat zou er moeten veranderen opdat Nederlanders meer Vlaamse schrijvers gaan lezen, en vice versa? Zie je een rol voor critici, tv-makers, of misschien juist docenten in het middelbaar onderwijs?
‘Het is allemaal de schuld van de media.’
Mijn laatste aardige vraag, want hierna zijn we genadeloos elkaars concurrent bij de BNG Literatuurprijs – als die is uitgereikt, zal ik jou mogelijk voor langere tijd haten, of jij mij. Dus voor nu: hoe kijk je tegen het prijzencircus in z'n algemeenheid aan?
‘Ik ben een voorstander van veel meer prijzen voor veel hogere bedragen. En, Jamal, jij bent toch niet vergeten dat we het prijzengeld delen als jij wint?’
Volgende keer: Saskia De Coster interviewt Maartje Wortel.