In het piepkleine gangetje waar de lift op uitkomt hangen affiches van hem in jongere gedaante. Het kan niet missen: hier woont António Lobo Antunes. Vriendelijk ontvangt hij ons in zijn rokerige appartement in Lissabon. Het is van plint tot plafond gevuld met boeken – en met hemzelf. Er staan foto’s, een abstract portret van de auteur siert de schouw, en op het beetje muur dat nog zichtbaar is, staan zinnen in zijn handschrift.
Lobo Antunes wuift naar de overvolle boekenkast. ‘Dit zijn de boeken die ik deze week moet lezen, de rest staat in de kelder,’ zegt hij half serieus. ‘Ik word graag omring door boeken, ze zijn goed gezelschap. Als ik ’s nachts wakker word en hier kom om water te drinken, dan slapen ze. Maar écht goede boeken slapen niet. Dat zijn kameraden, ze kijken je aan, stellen je vragen: wat heb je van het leven gemaakt, wat heeft het leven van jou gemaakt? Hun bladzijden zijn spiegels; je ziet jezelf. Niet zoals je denkt dat je bent, maar zoals je wérkelijk bent. De beste manier om met mensen om te gaan is ze nemen zoals ze denken te zijn en ze verder met rust laten…’
António Lobo Antunes (1942) interviewen is als zijn boeken lezen: het is iets wat je ondergaat. Je hebt eigenlijk geen andere keuze dan je over te geven aan een eindeloze woordenstroom die nauwelijks valt te onderbreken. Hij trekt een rookgordijn op, spreekt zichzelf soms tegen of doet uitspraken die niet stroken met eerdere uitlatingen, en hij is weliswaar echt doof, maar ook als het hem goed uitkomt. Zijn gelaatsuitdrukking verandert voortdurend, van fel tot kwetsbaar, geïrriteerd, aimabel of ontroerd.
Zo gaat het ook in zijn boeken: als lezer wordt je langzaam in een web gesponnen van karakteristieke stemmen die door elkaar heen praten, becommentariëren, tegenspreken of met elkaar ruziën. Zinnen worden onderbroken en weer hervat of keren als een soort refrein steeds terug. Het is alsof je in iemands hoofd zit, of in vele hoofden tegelijk.
Al sinds zijn debuut eind jaren zeventig hanteert Lobo Antunes dit bedwelmende en unieke vertelprocédé, dat hij in de loop der jaren steeds meer heeft verfijnd.
Allemansvrienden zijn Lobo Antunes’ boeken, die sinds een aantal jaar prachtig in het Nederlands worden vertaald door Harrie Lemmens, beslist niet: de vertelwijze is intens en vraagt veel concentratie, toon en thematiek zijn rauw en de mens toont zich zelden van zijn mooiste kant.
Ook Paardenschaduw op zee, dat in 2012 in Nederland verscheen, biedt geen fraai schouwspel. Het draait om de teloorgang van een gezin, waarin er meer geheimen waren dan liefde. Bij het sterfbed van moeder ontvouwt zich via vele stemmen de familiegeschiedenis: de overleden echtgenoot was een ontrouwe, gokbeluste man, dochter Rita is aan kanker gestorven, Beatriz heeft twee mislukte huwelijken achter de rug, Joao is homofiel en heeft door zijn nachtelijke bezoekjes aan het park aids opgelopen, Ana is verslaafd aan heroïne en Francisco is voornemens de bejaarde huishoudster op straat te zetten en bekommert zich om het beetje familiebezit dat nog resteert. En dan is er nog een weggestopte bastaardzoon.
In de kritieken werd de roman, waarin de auteur ook zijn eigen sterfelijkheid aan de kaak stelt, zijn somberste boek tot nu toe genoemd. ‘Dit boek is je testament, António Lobo Antunes, je laatste boek, het boek dat ligt te vergelen als jij er niet meer bent’, schreef hij, en dat nodigde uit tot speculaties over zijn afscheid als schrijver.
Maar de kanker die in 2007 bij hem werd geconstateerd, heeft hem geenszins geveld en van een afscheid is geen sprake. Sterker nog, vertelt hij met een twinkeling in zijn ogen en een sigaret in de hand, het schrijven is hem nog nooit zo makkelijk afgegaan als bij het boek waar hij nu aan werkt.
Valt schrijven u doorgaans zwaar?
Hij verzucht: ‘Ja, schrijven is heel moeilijk voor me. In het begin maakte ik altijd een heel gedetailleerd plan. Later begreep ik dat een boek niet aan een plan gehoorzaamt. Ik ben bang om te schrijven, om mensen teleur te stellen die vertrouwen in me hebben en in me geloven. Elk boek is weer moeilijk. Als ik aan een halve pagina per dag kom, is dat niet slecht. Maar het boek waarmee ik nu bezig ben komt zo snel, het is gewoon een wonder. Het is alsof mijn arm en hand vanzelf gaan en iemand anders de woorden dicteert.’
Waar gaat het over?
‘Daar denk ik nooit over na.’
Is dat waar? U heeft een aantal cycli van romans geschreven met een duidelijke vooropgezette structuur en een overkoepelend thema, zoals macht.
‘Ik weet het niet. Neem de personages: ik zie ze niet voor me, het zijn louter stemmen. Men zegt dat ik polyfonische boeken schrijf, maar ik weet niet of ik het daar mee eens ben. Misschien is het maar één stem die steeds verandert, die komt en gaat… Het schrijven is een soort dilerium, weet je. Die eerste versie is soms geweldig om te schrijven. Maar dan komen de correcties en is het soms alsof je het werk van schoolkinderen zit na te kijken. Paardenschaduw op zee is voor mij alweer een oud boek, maar ik weet dat ik er tevreden over was toen ik het had afgerond. Doorgaans vind ik het de eerste twee maanden wel goed. Daarna begin je toch te denken dat het beter kan. Dat je dieper kunt doordringen in het menselijk hart.’
Plompverloren zegt hij ineens: ‘Ik geef bijna geen interviews meer. Het boek moet de vragen beantwoorden, niet ik. Wat is het belang van een interview? Mijn visie is er slechts één – en ik heb bovendien niet zo veel visies. Uitgevers denken dat het een boek promoot. Ze hebben het mis.’
Heeft publiciteit geen nut?
‘Ik denk dat goede boeken het op eigen kracht redden. Ik hoef ze niet te helpen, ze leiden een eigen leven. Ik hou niet van interviews. Natuurlijk niet – ik heb niet veel te melden. Ik heb geen antwoorden, ik heb alleen maar vragen. Elk antwoord verandert weer in een nieuwe vraag. Misschien bestaan er wel geen antwoorden, misschien is het helemaal niet van belang om antwoorden te hebben. Misschien is het alleen maar belangrijk om jezelf vragen te blijven stellen. Natuurlijk heb ik net als iedereen veel interviews met schrijvers gelezen, maar vrijwel altijd zijn de boeken een stuk interessanter. Het schrijven van een boek neemt je tijd, je hoop en je gezondheid. Dus daarna moet het op eigen benen staan.’
Laten we het dan over uw boek hebben. Sommigen noemen Paardenschaduw op zee uw somberste verhaal en…
‘Verhalen zijn vrolijk noch triest. Ik bekijk het ook niet op die manier. Wat mij interesseert, is het werken met woorden en het ontwikkelen van taal. Hoe kan ik emoties vertalen in woorden? Hoe kan ik de kunst van het schrijven veranderen? Of een verhaal als blij of somber wordt ervaren, hangt af van wie het leest. Mij maakt het gelukkig als ik een boek lees dat ik mooi vind; of het blij of treurig is doet niet terzake. Er zijn alleen goede of slechte verhalen. Overigens ben ik geen verhalenverteller. Ik ben niet zoals mijn vriend Gabriel García Márquez. Hij schrijft verhalen. Ik niet.'
Goed, romans…
‘Dat zijn het naar mijn idee ook niet. Het is zo kunstmatig om iets een gedicht of roman te noemen. Geschiedenis is het ook niet. Wat ik graag wil, is een dialoog de belichaming geven van een boek. Ik heb de wereld geen verhalen te vertellen.’
U word steeds weer genoemd als kandidaat voor de Nobelprijs. Stoort u dat?
‘Het laat me onverschillig. Ik heb overal ter wereld literaire prijzen gewonnen. Ik voel me fortuinlijk: hoeveel mensen kunnen nou leven van hun schrijverschap? Veel auteurs moeten er van alles naast doen, zijn journalist of leraar. Maar als je echt wilt schrijven, heb je geen tijd voor andere dingen. Toen ik in Israël de Jeruzalemprijs voor de literatuur in ontvangst mocht nemen, was ik daar samen met een bevriend schrijver, Amos Oz. Ik vroeg zijn vrouw hoeveel uur hij per dag aan schrijven besteedde. Ze keek me stomverbaasd aan en zei: hij schrijft altijd. Ze had natuurlijk gelijk. Het boek waar je aan werkt, is in je – dag en nacht.’
Is het…
‘… Als ik een vrouw was, zou ik nooit met een schrijver trouwen. Ik zou er niet mee kunnen leven. Ik heb drie dochters en zij klagen altijd: “Jij bent de saaiste persoon op aarde, want je bent altijd aan het schrijven, en als je niet zit te schrijven, staar je naar het plafond.” Je bent altijd met je boek bezig, ook als je niet schrijft.’
Voordat hij zich fulltime op het schrijven stortte, werkte Lobo Antunes als psychiater. Als oudste zoon diende hij in de voetsporen te treden van zijn vader, een arts. Toen zijn vader hem vroegde wat hij wilde worden, zei António: “Schrijver.” “Dus je gaat medicijnen studeren,” antwoordde z’n vader.
Na zijn opleiding werd Lobo Antunes in 1971 voor 27 maanden naar Angola gestuurd om deel te nemen aan de koloniale oorlog. De diepe sporen die dit naliet nam hij tot onderwerp in onder meer De judaskus en het magistrale Fado Alexandrino. ‘Ze stuurden ons de dood in, in naam van abstracte begrippen als moederland, eer, moed, glorie. We waren nog kinderen en wisten niets van het leven. Niemand die terugkomt uit een oorlog is nog dezelfde.’
Sommige van uw boeken gaan over de oorlog…
‘Nee, ik heb nooit over de oorlog geschreven. Dat kon ik niet. Ik heb er hooguit zijdelings aan geraakt.’
Toch…
‘Ik heb nooit over de oorlog geschreven. Dat is onmogelijk.’
Fado Alexandrino gaat over invloed van de oorlog op het leven van de soldaten. Dat gaat niet over de oorlog?
‘… Het is onmogelijk. Onmogelijk om een hinderlaag te beschrijven, de wreedheid van een oorlog. Daar heb ik nooit over geschreven, het was te gewelddadig, te wreed. Goede mensen doen vreselijke dingen.’
Denkt u dat…
‘… Elk jaar ga ik met mijn kameraden lunchen. Daarna heb ik altijd twee, drie slechte nachten. Dus stel je voor dat ik erover zou gaan schrijven – ik zou niet meer kunnen slapen.’
Praten jullie erover met elkaar?
‘We verstaan elkaar zonder woorden. Met mijn kapitein heb ik middagen doorgebracht zonder een woord te zeggen, maar het voelde alsof we veel hadden besproken. Toen hij later erg ziek was – hij is jong gestorven aan longkanker – zei ik dat ik hem destijds erg dapper vond, omdat hij soms in het donker met een zaklamp rondliep terwijl we onder vuur werden genomen. Hij zweeg lang en zei toen: “Dat was omdat ik soms liever dood wilde.” Na zes maanden in de oorlog laat het je koud of je leeft of dood bent. Duizenden mannen verblijven nog steeds in psychiatrische ziekenhuizen vanwege posttraumatische stress. Dus nee, je kunt er niet over praten.’
Is het mogelijk om zoiets achter je te laten?
‘Ik weet het niet. Waarschijnlijk zit de oorlog nog in me, maar ik voel me nu gelukkig. Toen ik een paar jaar geleden kanker had, deed dat denken aan de oorlog, met dit verschil dat je destijds degene die het op je had gemunt kon doden voordat hij jou vermoordde. Kanker zit binnenin je. Ik was niet bang; ik voelde alleen een afschuwelijke leegte. Je hebt ineens geen toekomst meer. Er ligt geen weg meer voor je, maar een muur.’
Na een uur vindt António Lobo Antunes het wel welletjes; zijn boek roept. Snel toont hij nog de eindeloze collectie vertalingen van zijn werk, die een hele kamer vullen. Aan de muur hangt een zwart-witfoto van een donkere vrouw. ‘Zie eens het gezicht van die vrouw, de uitdrukking in haar ogen. Mooie vrouw, niet?’
Is het een vrouw uit Angola?
‘Ik denk het wel. Zie je die uitdrukking? Alleen vrouwen hebben zo’n blik. Al het lijden van de wereld ligt erin besloten.’
Het werk van António Lobo Antunes wordt vertaald door Harrie Lemmens en uitgegeven door uitgeverij Anthos, met uitzondering van De judaskus (Cossee). In oktober 2014 verschijnt zijn nieuwe roman Als een brandend huis. Paardenschaduw op zee, 334 p., € 24,95.
Wie is António Lobo Antunes?
António Lobo Antunes wordt in 1942 in Lissabon geboren en groeit op in een gegoede familie waar Braziliaans, Portugees, Duits, Italiaans en Zwitsers bloed door de aderen stroomt. Hij wordt hij opgeleid tot psychiater en dient van 1971 tot 1973 als arts in de koloniale oorlog in Angola. In de jaren daarna strandt zijn huwelijk en neemt zijn schrijverschap een vlucht. In 1979 verschijnt zijn debuut Memória de Elefante, direct gevolgd door twee andere romans, waaronder De judaskus. Door zijn bijzondere stijl en de stevige thema’s die hij aansnijdt – dood, oorlog, eenzaamheid, macht, onvermogen tot liefde, hypocrisie, tijd en geheugen – slaat zijn werk in als een bom. Lobo Antunes groeit al snel uit tot een van de belangrijkste hedendaagse schrijvers uit Portugal. Zijn werk is over de hele wereld bekroond, onder meer met de prestigieuze Camoësprijs (2007) en Juan Rulfo Prijs. Ook geldt hij al jaren als kandidaat voor de Nobelprijs.
Een deel van zijn omvangrijke oeuvre is in het Nederlands vertaald, waaronder zijn bekendste roman Fado Alexandrino, Dans der verdoemden, De glans en pracht van Portugal, De judaskus, Preek tot de krokodillen, Verdwijn niet zo snel in de donkere nacht en Het handboek van de inquisiteurs.