Ik sta op het plein boven het centrale busstation van Brasília, het absolute middelpunt van een tot op de vierkante millimeter geplande stad. Het regent pijpenstelen. Een gevoel van melige naargeestigheid bekruipt me. Is dit het dan? De futuristische hoofdstad van Brazilië, in de late jaren vijftig van de twintigste eeuw op een eenzame hoogvlakte uit de grond gestampt in opdracht van de sociaal-democratische president Juscelino Kubitschek, lijkt op dit moment net zo utopisch als, pakweg, het busstation van Amstelveen.
Marktkooplui schreeuwen om het hardst om hun nep-Nikes en gekopieerde DVD’s aan de man te brengen. Ik koop voor omgerekend een euro vijftig een paraplu en loop in de richting van de CONIC-winkelgalerij, een naar een bouwbedrijf vernoemde jaren vijftig-blokkendoos die op deze troosteloze zondagochtend verrassend genoeg het kloppend hart van de skate-scene van Brasília blijkt te zijn.
Terwijl ik in Café Eldorado – waar de tijd al vijfenvijftig jaar lijkt te hebben stilgestaan – een bittere espresso drink zoeven aan de andere kant van het raam tientallen skateboarders voorbij. Heen en weer schieten de in ruim zittend zwart geklede tieners; het gekletter van de wielen van hun skateboards echoot door de duistere, gedeeltelijk overdekte passages van de winkelgalerij. Hard plastic op hard beton.
Creatief met beton
Beton, dat was het lievelingsmateriaal van Oscar Niemeyer, de eigenzinnige architect die met zijn futuristische gebouwen een bijna buitenaards stempel op Brasília drukte. Niemeyer, die in 2012 op 104-jarige leeftijd overleed, zette er tientallen monumenten neer, waaronder de regeringsgebouwen, het nationale museum en de kathedraal.
Hij deed dat op verzoek van Juscelino Kubitschek, de zoon van een Braziliaanse handelsreiziger en een Tsjechische moeder. Direct na zijn verkiezing tot president in 1956 kondigde Kubitschek onmiddellijk de bouw van een nieuwe hoofdstad aan.
Profetie
Dat idee kwam niet uit de lucht vallen. Al in 1761, toen Brazilië nog een Portugese kolonie was, gingen er stemmen op om in het midden van het land een nieuwe hoofdstad te stichten. Nadat de Italiaanse heilige en onderwijskundige Don Bosco in 1891 een voorspelling deed dat in het midden van Brazilië het centrum van een nieuwe beschaving zou verrijzen, werd het voornemen om de hoofdstad van Rio de Janeiro naar de centrale hoogvlakte te verplaatsen in de Braziliaanse grondwet opgenomen.
De bouw begon in 1956; op 21 april 1960 werd Brasília feestelijk in gebruik genomen. Maar de torenhoge buitenlandse schuld die Brazilië met het miljardenproject opliep zou het land nog tientallen jaren als een molensteen om de nek hangen.
Hokjesgeest
Naast Kubitschek en Niemeyer drukte een derde Braziliaan een onmiskenbaar stempel op de stad. Planoloog Lúcio Costa baarde opzien met een stadsplan in de vorm van een vliegtuig: een centrale as met twee vleugels. Verder verdeelde hij de stad in strikt gescheiden sectoren, elk met een eigen functie.
Café Eldorado, waar ik omdat het nog steeds plenst nog maar een espresso bestel, bevindt zich in de Zuidelijke Vermaaksector. Die grenst aan de Zuidelijke Hotelsector en de Zuidelijke Commerciële Sector; aan de andere kant van de Monumentale As die Brasília van west naar oost doorsnijdt liggen de corresponderende noordelijke varianten van deze sectoren. Winkels bij winkels, hotels bij hotels, ministeries bij ministeries. Wonen kun je in het centrum van Brasília niet. Daar zijn de woonvleugels voor: lommerrijke blokken vol identieke jaren vijftigflats die langs brede zesbaanswegen noord- en zuidwaarts strekken.
Leefgeluk
Die woonvleugels moet je in om te begrijpen waarom Brasília volgens het jaarlijkse Quality of Living Survey van het Amerikaanse adviesbureau Mercer de meest leefbare stad van Brazilië is. De parel van de zuidelijke woonvleugel is Bar Beirute, een begin jaren zestig door Libanese immigranten opgezette uitspanning die in de verte doet denken aan het Blauwe Theehuis in het Amsterdamse Vondelpark. Jonge professionals en creatievelingen bespreken er het corruptieschandaal van de dag en spoelen Libanese hapjes weg met ijskoud Braziliaans bier.
De tegenhanger van Bar Beirute in de noordelijke woonvleugel is café en boekhandel Sebinho, waar letterenstudenten van de nabijgelegen Universiteit van Brasília hun MacBooks openklappen en onder het genot van een cappuccino hun levenswerk tikken.
Egalitaire flats voor de elite
Dat er hier überhaupt MacBooks opengeklapt kunnen worden zonder dat de gebruikers bang hoeven te zijn dat die geroofd worden bewijst nog eens een keer hoe elitair de droomstad van sociaal-democraat Kubitschek in feite is. De egalitaire flats van de woonvleugels waren – en zijn nog steeds – bedoeld voor ambtenaren en andere hoogopgeleide professionals; bij de bouw van Brasília werd geen rekening gehouden met het feit dat de werklui die de stad uit de grond stampten ook ergens moesten wonen.
Satellietsteden voor het werkvolk
In een cirkel rondom het futuristische centrum – zo ver weg dat je ze vanaf de uitkijkgalerij halverwege de centrale TV-toren niet ziet – verrezen uitgestrekte satellietsteden. Omdat met het ontstaan daarvan geen rekening gehouden was, bestond er tientallen jaren lang ook geen metroverbinding. Pas sinds 2001 kunnen de inwoners van een aantal satellietsteden met de ondergrondse naar hun werk.
Als ik mijn derde espresso in Café Eldorado op heb houdt het op met regenen. Dit is niet de eerste keer dat ik in Brasília ben; ik kan de architectonische pelgrimstocht langs Niemeyers kathedraal, langs de regeringsgebouwen en door de commerciële en vermaaksectoren ten noorden en ten zuiden van de Monumentale As dromen; ik ben geen onbekende in de woonvleugels. Maar in de satellietsteden ben ik nog nooit geweest. Ik loop naar het dichtstbijzijnde metrostation en stap in de eerste metro die voorbijkomt.
De reis leidt eerst door een woud van witbetegelde woontorens; zo te zien is de wijk Águas Claras het toppunt van modern Braziliaans middenklassewoongeluk: een tweekamerflat in een wolkenkrabber met eigen sportschool, eigen zwembad en een hoog hek eromheen. Maar al snel maken de condominiumcomplexen plaats voor de woonkazernes van het sociale woningbouwprogramma Minha Casa, Minha Vida en uitgestrekte favela’s.
Op het eindpunt stap ik uit. Ik bevind me in Samambaia, waar hoogspanningsleidingen een sloppenwijk van baksteen en golfplaat doorsnijden en waar op een kale vlakte naast het metrostation een geïmproviseerde snackbar koffie uit een thermosfles verkoopt. Voor omgerekend vijftien eurocent koop ik een plastic bekertje van het voorgezoete brouwsel en drink op de droom van Juscelino Kubitschek – een stad die, mooi van lelijkheid, dinsdag zijn vijfenvijftigste verjaardag viert.