Literaire pareltjes uit Hongarije

Crisis in de boekenwereld? Dat zou je niet zeggen als je weet hoeveel nieuwe uitgeverijtjes het levenslicht zien. Leuke enthousiaste initiatieven die zowel in print als digitaal uitgeven, ieder met hun eigen niche. Keybooks van Jasper Maassen gaat voor Nederland een tamelijk nieuwe wereld ontsluiten: literaire schoonheid uit Centraal- en Oost-Europa. Tijd voor een proeverij.

Ladder naar de mist. Hongaarse verhalen. Keybooks, €10,- (e-book). www.keybooks.nl

Ladder naar de mist’, de eerste uitgave van Keybooks, is een prachtige verzamelbundel van Hongaarse literatuur, een eerbetoon aan het rijke palet aan kleuren en smaken die de geschiedenis van Hongarije reflecteren. De bundel is het resultaat van een bijzondere samenwerking tussen uitgever Jasper Maassen en vertaalster Györgyi Dandoy. De bloemlezing, waar Dandoy al sinds 2008 aan werkte, bleek koren op de molen van uitgever Jasper Maassen, die in 2014 met Keybooks begon, een uitgeverij die voornamelijk digitaal en met printing on demand werkt.

Maassen is een bevlogen uitgever, die iets anders wil bieden dan wat we al kennen. In een tijd waarin veel uitgevers ‘veilig’ kiezen voor bekende, toegankelijke taalgebieden en de winkels overstelpt worden door thrillers uit Scandinavië, is het uitgeven van literatuur uit Centraal- en Oost-Europa beslist een gedurfde keuze. ‘Mijn interesse werd gewekt door mijn Hongaarse schoonfamilie, die met prachtige boeken kwam aanzetten die ik niet kon lezen. Zo rijpte het idee om die werken te laten vertalen en toegankelijk te maken voor Nederlandse lezers. Ik doe de papieren uitgave beslist niet in de ban, maar voorlopig geef ik voornamelijk digitaal uit, omdat we zo meer kunnen uitbrengen terwijl we de kosten laag houden. We werken onder meer met crowdfunding, een manier om het publiek deel uit te laten maken van het proces van een literaire vertaling.’ Op dit moment wordt onder meer gewerkt aan vertalingen van Sloveense, Hongaarse en Tsjechische titels.

Hongaarse verhalen

Vertaalster Györgyi Dandoy begon aan het samenstellen van een bundel moderne Hongaarse verhalen in de opgewekte sfeer van bruisende ideeën en grenzeloze nieuwsgierigheid die de tijd kenmerkte net voordat de wereldeconomie door de recessie in elkaar zakte. ‘De belangstelling voor Hongaarse literatuur was een aantal jaren eerder gewekt door het enorme succes van romans van Sándor Márai, de Nobelprijs van Imre Kertész en blijvende herinneringen aan het statische, maar zeer indrukwekkende vierluik Nauwgezet en wanhopig van documentairemaker Wim Kayzer, waarin hij, door simpelweg vier vooraanstaande intellectuelen te laten vertellen over hun eigen leven, inzicht gaf in wat achteraf de ‘korte twintigste eeuw’ ging heten. Eén van hen was György Konrád, die door deze uitzendingen eind jaren tachtig in Nederland meer bekendheid genoot dan in eigen land. Daarmee werd Hongarije weer op de kaart gezet en langzaamaan werden de contouren zichtbaar van de werkelijk grootse literatuur in de Hongaarse taal door het werk van onder anderen Dezs? Kosztolányi, Antal Szerb, Géza Ottlik, Magda Szabó, Zsuzsa Rakovszky en zeer recent nog Frigyes Karinthy en László Krasznahorkai, dat in Nederlandse vertaling verscheen.’

Volgens Dandoy hebben deze werken, voornamelijk romans, drie opvallende kenmerken gemeen: ze zijn onlosmakelijk verbonden met de historie en de maatschappelijke toestand van het Hongarije waarin ze zijn ontstaan en refereren er nadrukkelijk naar; ze komen alle voort uit de specifiek Hongaarse context, maar sluiten qua inhoud en vorm naadloos aan bij de moderne Europese literatuur; en tot slot bevatten ze talrijke onderlinge referenties, waardoor duidelijk wordt dat de Hongaarse literatuur van de twintigste eeuw één organisch geheel vormt. ‘Bij het samenstellen van de verhalenbundel heb ik me dan ook, onbewust wellicht, door deze kenmerken laten leiden.’

Van elke auteur die in de bundel is opgenomen koos ze een voor haar of hem stilistisch kenmerkend verhaal. Ook vond ze het essentieel om auteurs van zo veel mogelijk verschillende achtergronden en over zo veel mogelijk verschillende onderwerpen aan het woord te laten. ‘Voorts heb ik enigszins gelet op de achtergrond van de auteurs,’ zegt Dandoy. ‘Niet met de bedoeling wie dan ook negatief of positief te onderscheiden, maar omdat er tegenwoordig in Hongarije steeds luidere stemmen op gaan om het ‘nationale’, het ‘puur Hongaarse’ boven het ‘kosmopolitische’ te stellen, wat zelfs als ‘nestbevuilend’ wordt aangemerkt. Daarom vond ik het van belang om te laten zien hoe groot de bijdrage van ‘vreemde elementen’ is aan de wat mij betreft puur Hongaarse literatuur.’

Het belangrijkste, vindt ze, is dat alle zesenveertig verhalen in de bundel stuk voor stuk boeiend, aangrijpend, onderhoudend en uitdagend zijn, en tot nadenken uitnodigen. ‘Alle verhalen samen zijn meer dan hun optelsom. Ze staan niet op alfabetische volgorde naar auteur, maar naar de datum van ontstaan of verschijning om op deze manier een kijkje te geven in de droevige, in nevelen gehulde geschiedenis van de afgelopen honderd jaar.’

De titel, Ladder naar de mist, ontleend aan het verhaal van Károly Balla D., is nog treffender met bijgaande opdracht van de auteur: ‘De toekomst is al gebeurd. Alleen leefden wij toen nog niet.’

TWEE VERHALEN

István Örkény (Boedapest, 1912 – Boedapest, 1979)

Örkény werd geboren in een welgesteld geassimileerd joods gezin. Na een gedegen katholieke opvoeding bij de piaristen begon hij een studie chemie, maar studeerde uiteindelijk af in de farmacie. Zijn literaire ambities begonnen al 1934, toen hij, samen met vrienden, een literair blad oprichtte en daarin zijn eigen verhalen publiceerde. Later kwam hij in contact met de kring rondom de geniale proletariërdichter Attila József. Zijn eerste verhalenbundel, met een kolderiek verhaal over een krankzinnigengesticht waar de gekken de leiding overnemen – een spookbeeld van het fascisme – viel al op door een absurdistische invalshoek en Örkénys gevoel voor het groteske. Na een verblijf van enkele jaren in het buitenland keerde hij op 1 september 1939 met de laatste trein uit Parijs terug naar Hongarije. In 1942 werd hij als jood gedwongen tewerkgesteld in dienst van het leger aan het Russische front – in deze oorlog bleef Hongarije tot de laatste snik bondgenoot van Duitsland. Toen hij zich voor zijn tewerkstelling moest melden, verscheen hij in zijn officiersuniform – hij had immers in het leger gezeten – waardoor hij zijn loopbaan als kanonnenvlees meteen met een flinke straf begon. Hij werd gevangengenomen en kon pas eind 1946 naar Hongarije terugkeren. Hij werd onmiddellijk lid van de communistische partij. Zijn werken verschenen in verschillende literaire bladen. Vrijwel onmiddellijk na zijn terugkomst begon hij te schrijven over zijn oorlogservaringen in een documentaire, sociografische stijl, en deze stukken bewerkte hij meteen ook voor toneel. Tot 1956 verschenen zijn werken zonder al te grote conflicten; in ’51 kwam Örkény even in aanvaring met József Révai, de almachtige partijbons die ging over culturele zaken, maar een jaar later leverde hij weer een bijdrage aan een bundel ter ere van de verjaardag van partijleider Rákosi. Weer een jaar later bekritiseerde hij de stand van zaken in de letteren, en tijdens de opstand van ’56 formuleerde Örkény de tekst, waarmee medewerkers van de staatsradio spijt betuigden: ‘Wij hebben overdag gelogen, wij hebben ’s nachts gelogen, wij hebben op alle golflengtes gelogen.’ Hij probeerde na het neerslaan van de opstand zelfkritiek te plegen, maar kreeg toch een schrijfverbod opgelegd. Dit verbod werd in 1960 opgeheven en hij mocht weer publiceren.

Met zijn Egyperces novellák (Eén-minuut-verhalen) creëerde Örkény zijn eigen genre, waarmee hij in een paar regels op ongekend briljante wijze een situatie, een probleem of een grap schetst. Deze verhalen zijn eigenlijk de samenvatting van het leven dat hij – de mens – door de twintigste eeuw voorgeschoteld kreeg. Zoals hij in het motto van een van zijn bundels schreef: ‘hoe stevig de mens ook op zijn benen staat, bij elke stap riskeert hij onderuit te gaan.’

 

DE RELATIVITEIT VAN DE ANGST

 

Wanneer twee vliegen – alledaagse, doodgewone, inheemse vliegen, het verschil met hun vlieggenoten is haast onzichtbaar – elkaar zo af en toe tegenkomen op het plafond van een kamer, de kop omlaag hangend, zoals bij ons gebruikelijk, wisselen ze nieuwtjes uit en wordt al het aangenaams en onaangenaams dat hun is overkomen tot in de kleinste details besproken.

‘Hoe is het met je, collegavlieg?’ vraagt de een aan de ander.

‘Nog nooit zo slecht geweest.’

Het is hier oppassen geblazen! Vliegen zijn notoire jokkebrokken. Men hoeft niet elk woord van hen voor waar aan te nemen, maar toch is hun grootspraak de moeite waard om over na te denken.

‘Jij ziet er ook niet best uit.’

‘Nee, ik heb er ook alle reden toe. Wil je het horen?’

De ander wil wel, dus de ene vertelt hoe hij twee dagen eerder, op zondag, op de afschuwelijkste dag van zijn leven, in alle rust zat te genieten van een heerlijk najaarszonnetje boven op een paardenvijg, midden op straat voor het net verbouwde Hoofdstedelijk Groot Circus, waar hij – aangezien het een feestdag betrof – geen last had van hinderlijk autoverkeer.

‘Wat heb je nog te klagen?’ vraagt de ander verbaasd. ‘Ik heb al weken geen spoor van een paardenvijg gezien.’

‘Wacht maar af,’ zei de ene.

Toen hij daar zat, vervolgt hij zijn relaas, hoorde hij plotseling een verschrikkelijk gebonk, een gekrijs door merg en been, oorverdovend gegil, het gedreun van voeten die zich uit de voeten maken. Hij was nog niet bijgekomen toen vanuit het net verbouwde circus een monsterlijk wezen uitbrak en als in een afschuwelijke nachtmerrie rechtstreeks op hem afrende.

‘Maak het niet nog langer; ik word gek van de spanning,’ zegt de ander om hem aan te sporen, terwijl hij over zijn hele lichaam trilt.

‘Ik maak het niet langer, maar ik ga toch aftellen. Tien, negen, acht, zeven, zes, vijf, vier, drie, twee, één… En Godzijdank! Ik overdrijf niet als ik zeg dat het monster op nog geen anderhalve meter afstand van de paardenvijg, waarop ik zat, langsdenderde! Het scheelde maar een haar, en hij had me verpletterd.’

‘En wat was het nou voor een monster?’ vraagt de ander bevend.

‘Een leeuw,’ zegt de een. ‘Wat maakt je zo bang?’

‘Ik dacht dat het een zwaluw was,’ antwoordt de ander met een zucht van opluchting.

Ze barsten allebei in lachen uit, nemen afscheid en vliegen weg.

 

DEDICATIE

 

Barmhartige Heer! Bid voor ons, lafhartige mensen, die elke uitgebroken, langs denderende, brullende leeuw schrik aanjaagt. Terwijl de zwaluwen, alleen de zwaluwen, gevaarlijk zijn. Van hen, smeken wij u, onze sterfelijke ziel te verlossen, amen.

 

János Háy (Vámosmikola, 1960-)

Háy werd geboren in een klein dorpje in de heuvels tegen de – toen nog – TsjechosSlowaakse grens aan. Hij ging naar de middelbare school in Boedapest; toen al bleek zijn bijzondere interesse voor literatuur en expressievakken. Deze interesse werd dan ook met een magere voldoende gewaardeerd. Hij studeerde Russisch en geschiedenis en begon in 1982 met publiceren. Zijn eerste gedichtenbundel verscheen in 1989, met daarin zijn statement: ‘Er bestaat geen persoon met de naam János Háy’.

Háy is een van de markantste figuren van de ‘jonge’ generatie – de generatie die rond of na de omwenteling met publiceren begon. Hij schrijft poëzie, romans en toneelstukken, zowel voor volwassenen als voor kinderen. Zijn taal is heel actueel, nadrukkelijk van de huidige tijd en maatschappij. Zo ook zijn visie op de wereld – van waaruit hij ook naar vroeger tijden terugkijkt. Samen met László Darvasi vertegenwoordigt hij een wezenlijk andere geschiedenisopvatting dan de zijns inziens beperkte nauwe blik die zich slechts op een enkele, Europese, natie of naties richt. Zijn wereld is al de postindustriële, transnationale, globale maatschappij, waarin zich nieuwe soorten (familie)relaties en ideologieën met ingewikkelde structuren presenteren, die hij in zijn werk tracht te ontleden. Háy is ook beeldend kunstenaar, zijn eigen illustraties vullen zijn woorden aan.

 

GEHEIM (2006)

 

De vrouw wist het niet. Daarom juist kon de zaak als geheim beschouwd worden, omdat zij het niet wist. Ze ademde regelmatig, zoals alleen mensen kunnen ademen die het niet weten. Het is goed dat ze het niet weet, dacht de man. Het was nacht. Na tweeën. Dit was de tijd dat hij doorgaans wakker werd alsof zijn dromen onder soldatenkisten waren vermorzeld. Hij schrok op en probeerde vervolgens tevergeefs weer in te slapen, want hij wist het wel. Urenlang lag hij te piekeren over wat er komen ging, welke vorm zijn leven zou krijgen, maar een geruststellende uitkomst die wellicht ook de rust om verder te slapen zou geven, bleef uit.

De vrouw vermoedde niets. Niet alleen wíst ze niet wat er gaande was, ze wílde het ook niet weten. Ze vroeg de man niet: waarom ben je afgevallen, wie wil je imponeren, of is er iemand die je fysiek zo in beslag neemt dat de overtollige kilo’s er vanzelf zijn afgegaan. Op een zondagochtend zei ze misschien je ziet eruit als toen je vijfentwintig was, toen ik verliefd op je werd, alleen iets anders, want de jaren zijn natuurlijk niet terug te draaien; de lange, lange tijd die de zenuwen en het gezicht vergruizen.

De kinderen sloten zich bij de echtgenote aan, wat is papa slank geworden. Vast omdat hij geen vlees meer wil eten, zei de vrouw, en lachte er een beetje bij, alleen al die groente als vervanging.

De laatste maanden was de man inderdaad radicaal van dieet veranderd. Hij weigerde nog langer vlees te eten, bijvoorbeeld. Maar de echtgenote trok hieruit niet de conclusie dat er een ander in het spel was, met grillen, van wie je alleen vegadingen mocht eten, want al het andere was ongezond, sterker nog, moorddadig. Volgens wie vleeseters allemaal misdadigers of ten minste handlangers van misdadigers waren, deelgenoten van de panmenselijke moordpartij die voor iemand met moderne opvattingen onaanvaardbaar is. Terwijl het die jonge, of tenminste vergeleken met zijn echtgenote beduidend jongere vrouw om niets meer ging dan de diepe haat die ze koesterde jegens haar eigen vader en die ze ook hierin tot uitdrukking bracht. Ze wilde niet eten wat haar vader altijd met zulk plezier naar binnen schrokte. Terwijl die vader een doodnormale vader was die zijn dochter aanbad, en de dochter adoreerde hem ook jarenlang, maar toen haar duidelijk werd dat haar vader altijd vader voor haar zou blijven en nooit haar partner kon worden, is ze hem in haar teleurstelling gaan haten en ontwikkelde ze tegelijk een hartstocht voor oudere mannen.

Maar de echtgenote dacht niet aan deze, overigens plausibele, verklaring, ze dacht eerder dat haar man toevallig een lifestylemagazine had gekocht, dat de man van de krantenkiosk hem had opgedrongen, een die was overgebleven en die hij nu voor de helft van de prijs kreeg. Er zat een horoscoop in en al was de rest waardeloos, die kon hij toch wel goed gebruiken. Hij zou zich een kramp lachen om zijn geluksdag bijvoorbeeld, want het was toch wel klinkklare onzin dat iemand je zegt welke dag van de week het meest te genieten valt. De echtgenote dacht dat haar man in dat toevallig bij hem terechtgekomen magazine over gezonde en gepaste levenswijze gelezen moest hebben; zo tegen de vijftig hoor je wat beter op de gezondheid te letten. Zelf zou zij het ook wel doen als ze er de tijd voor had, maar ze had geen tijd voor zichzelf, nog niet eens om een zucht te slaken. Geen moment. Het verbaasde haar evenmin dat haar man ook speciale bioproducten at, geneeskrachtige plantenextracten ter verbetering van het immuunsysteem, en dat hij was opgehouden met zijn nachtelijke drinkgelagen, hij dronk bijna geen druppel meer, niet eens koolzuurhoudend mineraalwater, uitsluitend nog water zonder bellen. Ook koffie liet hij staan. Het leven is op deze leeftijd al zo ondraaglijk dat iedereen een bezigheid voor zichzelf verzint. Voor de een is dat de alcohol, voor de ander zijn werk of vissen… Als je man uren naar het water zit te turen, is dat toch ook afschuwelijk. Dan is zo’n gezonde levensstijl nog altijd beter en, niet in de laatste plaats, buitengewoon nuttig voor het gestel.

Ze had geen argwaan. Andere vrouwen wantrouwen hun man al wanneer hij per ongeluk een nieuw soort douchegel meeneemt, met kokosgeur bijvoorbeeld, die ze nog nooit eerder in huis hebben gehad. Ze vallen hem meteen aan, waarom heb je deze gel gekocht, waarop hij slechts na enige aarzeling kan antwoorden dat deze toevallig in de aanbieding was bij de drogist. Dat gaat de vrouw de volgende dag controleren en onmiddellijk blijkt dat de kokosgeur nooit in de aanbieding is geweest. Dus je hebt die alleen maar gekocht, schreeuwt ze die avond tegen haar net thuisgekomen man, omdat die vuile hoer − met deze benaming omschrijft ze de veronderstelde vreemde dame −, die vuile hoer deze ook gebruikt en je wilde niet door de geur in de problemen komen. Zijn echtgenote deed dit nooit. Toen de man met een dergelijke douchegel thuiskwam, kreeg ze geen argwaan, maar vroeg alleen waarom, en de man zei, omdat die in de aanbieding was, daarom.

Maar geheimen zijn net als levensmiddelen, nadat ze de datum van uiterste houdbaarheid hebben bereikt, zijn ze niet meer als geheim te beschouwen. Het was een donderdagochtend toen de vrouw niet naar haar werk ging, omdat ze nog recht had op een paar dagen ouderschapsverlof; haar kinderen waren nog geen zestien en ze was toch niet gek om die dagen bij haar werkgever te laten staan, kom nou. Die dag, beter gezegd een van die dagen, nam ze juist op een donderdag op om eindelijk eens het wasgoed weg te strijken, want je staat er niet bij stil wat voor bergen een vrouw te strijken krijgt. Al die moderne strijkbouten die worden uitgevonden ten spijt, de techniek kan de toename van het strijkwerk niet bijbenen. Het komt allemaal doordat je steeds schoner moet zijn; de omgeving reageert al op de minste lichaamsgeur en je krijgt meteen de naam er onverzorgd bij te lopen. Als het nodig is moet je wel twee keer per dag een schoon hemd aan en dat genereert was, en de was op zijn beurt genereert strijkwerk. En in plaats van genieten van het moederschap, ging die moederverlofdag op aan dat rotwerk dat elke vrouw haat en eigenlijk zou ze alleen al daarom feministe worden, als ze daar de tijd voor zou vinden na al dat gestrijk.

De echtgenote streek, de tv stond aan; een programma over politiek waarin antipathieke mensen zaten te praten. Waarover wist ze niet; ze lette niet op. Misschien ging het over of het leven beter of slechter was geworden sinds zij of die anderen aan de macht waren en of de mensen er beter of juist slechter van zouden worden bij een wisseling van de wacht. In deze zowel visueel als akoestisch weerzinwekkende omgeving vroeg de echtgenote aan de man: moet je vandaag niet weg. Ik moet je iets vertellen, zei de man. De echtgenote schrok; nu zou ze te weten komen wat ze in werkelijkheid nooit, in ieder geval niet tijdens zijn leven, te weten had willen komen en opeens schoot haar de douchegel te binnen, het afvallen en de nieuwe interpretatie van gezonde voeding, die behoorlijk afweek van zijn eerdere opvattingen. Misschien hoeft het niet, zei ze. Het kan jammer genoeg niet geheim blijven. Ik dacht zelf ook dat het kon, maar gisteren bleek dat het niet kan. Dat alles wat ik heb ondernomen, en dat is behoorlijk wat, het proces niet heeft kunnen keren. Welk proces?, vroeg de echtgenote, en ze was er welhaast zeker van dat die vrouw in verwachting was en dat ze er natuurlijk niet over piekerde het kind weg te laten halen om zo de man, háár echtgenoot, te kunnen chanteren en hem ertoe te dwingen uit zijn gezin te stappen, want eigenlijk was hij een fatsoenlijk man die een vrouw met een kind dat van hem was, niet aan haar lot overliet. Volgende week… Wat is er volgende week?, viel ze hem in de rede. Dan gaat het beginnen, zei de man. Wat, vroeg de vrouw nerveus. De chemotherapie, zei de man. Ik begrijp het niet, zei de echtgenote, ik begrijp het niet… wat voor een… ik begrijp het niet… Met deze woorden zakte ze neer in de leunstoel die vlak naast de strijkplank stond. Ik wilde het niet vertellen, zei de man, want ik wist dat je toch al genoeg zorgen hebt; de kinderen en je ouders en natuurlijk dat stomme kantoor waar het niemand interesseert dat je ook een privéleven hebt. Ik wilde niet dat dit er ook nog bij kwam, en er was een homeopathische arts die me de hoop gaf dat ik het met een andere leefwijze nog de baas kon worden, dat het negen van de tien keer lukt, maar het lijkt erop dat ik de tiende ben geweest. En dat hij jaren niet naar de longscreening was geweest en toen hij was gegaan bleek dat niet slechts één plek, maar de hele long onder de kleine vlekjes van kwaadaardige gezwellen zat en vandaag werd ook duidelijk, beter gezegd: er was gisteren een CT-scan van zijn hele lichaam gemaakt, en daarop zagen ze dat de tumor ook al in de lever zat en in de nieren en dat er niets anders aan te doen viel dan chemotherapie.

De echtgenote was met stomheid geslagen. Pas minuten later zei ze: waarom moest je ook al die jaren roken en die alcohol heeft er vast ook geen goed gedaan. Ze zocht een buitenlichamelijke vijand die het leven van haar echtgenoot via een zwakke plek in zijn karakter binnen was geslopen om er jarenlang de beest uit te hangen tot het hele lichaam ten onder was gegaan. Het overkomt ook mensen die niet drinken, zei de man, het overkomt ze net zo goed. Maar jou is het overkomen omdat je wel zoop en pafte, zei de vrouw, en huilde.

Dat weekend kregen ook de kinderen te horen wat er met vader aan de hand was. Nu wist iedereen dat de man chemotherapie kreeg en later dat die chemotherapie geen halt kon toeroepen aan het woekeren van de kwaadaardige cellen. Dankzij de arts, een vrouw die om de een of andere reden sympathiseerde met de man, of misschien had ze medelijden met de echtgenote en de kinderen die straks zonder vader achter zouden blijven, kreeg hij nog twee kuren en overleed pas na de derde behandeling, krap twee maanden na het onthullen van het geheim.

Er waren maar weinig mensen voor de begrafenis uitgenodigd. De ouders, want die waren er nog. De moeder zei het ook bij de baar, waarom lig ik daar niet. Een paar nabije verwanten, zijn broer bijvoorbeeld, die in de oren van zijn echtgenote fluisterde dat die vijftien jaar dat zijn broer rookte en er ook behoorlijk bij dronk, zich nu in deze dood manifesteerden en zijn vrouw knikte: wat goed dat wij voor een andere weg hebben gekozen. Later waren ze natuurlijk erg verrast toen ook hun weg naar een vergelijkbaar einde leidde, maar op dit moment hadden ze daar nog geen benul van. Van de vrienden waren er ook een paar gekomen; ze hadden medelijden met de man, hoewel ook zij ervan overtuigd waren dat hij zelf medeschuldig was aan zijn dood, al was het maar omdat hij niet wílde leven. Toen duidelijk was geworden wat hem mankeerde, gaf hij het op. Dat soort gaat wel dood, zei een van hen die goed op de hoogte leek van dergelijke toestanden. Degenen die het leven niet prijsgeven, kan kanker niet te grazen nemen. Vooraan zat de echtgenote te huilen, geflankeerd door de twee kinderen. Ze was bedroefd om haar man en om zichzelf, dat ze er nu alleen voor stond, hoewel ook de mogelijkheid van een nieuw leven, anders dan voorheen, door haar heen flitste en aangezien de man een zorgzaam type was geweest en ontelbare verzekeringspolissen en beleggingen naliet, leek zo’n nieuw leven nog best te financieren.

Daar stonden ze, vol medeleven met de vrouw en verwijt jegens de overledene, waarbij niemand aandacht schonk aan dat lange meisje met zwart haar. Ze was misschien zelfs nog langer dan de dode, maar dat was niet meer na te gaan. Ze stond aan de zijkant, afgezonderd van de rest. Niemand zag dit meisje, noch zag men haar verdriet. Niemand merkte haar aangename geur op, die lekkere kokosgeur die de douchegel had achtergelaten. Ze bestond immers net zo min als hij, de man, nog bestond.

Lees ook het interview met Györgyi Dandoy over het samenstellen en vertalen van deze bundel in 'De vertaler verhaalt: Ladder naar de mist'

A•Quattro•Mani reist de wereld over voor recensies van de mooiste literatuur en persoonlijke, exclusieve interviews met schrijvers die ertoe doen. Ze publiceren in TPO Magazine, en op Blendle/Cafeyn. Klik hier voor een overzicht.

Niets missen? Neem een abonnement op A•Quattro•Mani bij TPO Magazine.

Volg A•Quattro•Mani ook op Twitter en Facebook.

Mijn gekozen waardering € -