Dit boek is ondermeer van belang gezien de uitgebreide discussie over ‘Onderwijs voor een Nieuwe Tijd’ (O4NT); beter bekend als iPad- of Steve Jobs-scholen, naar de inspirator en zijn apparaat dat als leermiddel deze nieuwe vorm van basisonderwijs domineert.
De Hond wilde graag een objectieve journalistiek blik op zijn initiatief vastleggen, omdat het debat volgens hem te weinig over de inhoud en praktijk van zijn innovaties gaat.
De boektitel luidt ‘Ieder kind is anders – Onderwijsvernieuwing op de ‘iPad-scholen’ en wordt uitgegeven door O4NT zelf. Joost Ramaer werkte voor ondermeer NRC en De Groene Amsterdammer. Over de opdracht later meer.
Enthousiasme
Het boek bevat vier delen:
1. Proloog;
2. Het Begin;
3. De Praktijk – De Ontplooiing
4. De Ontknoping – ‘ Als ze geweest zijn, dan snappen ze het pas’
Het tweede en derde deel vormen de kern van het boek. ‘Het begin’ bevat portretten van, en vraaggesprekken met de inspirators en pioniers van de nieuwe scholen: Sir Ken Robinson, bekend van ondermeer Changing Education Paradigms; Maurice de Hond zelf; onderwijzeres Yvonne Kieft, nu directeur van de Digitalis scholen; Hans Theeboom, ‘onderwijsveteraan’; Irene Felix, onderwijzeres; Monique van Zandwijk, schooldirecteur; Janet Visser, schoolleider en – vernieuwer. Ook sprak de schrijver met Han van der Maas, geestelijk vader van de belangrijkste apps voor dit onderwijs, Rekentuin en Taalzee.
Aanstekelijk enthousiasme
Deze initiatiefnemers en vernieuwers hebben gemeen dat ze het niet eens zijn met het huidige onderwijs dat volgens hen kinderen onvoldoende tot ontplooiing laat komen. Grootste grief vormt de (invloed van) de Cito-toets. Ze waren heel blij met de komst van O4NT.
Ook komen in dit deel andere onderwijsvernieuwingen aan bod zoals Jena, Montessorie en de Bouman-academie. Ze tonen voortgaande tendens van gedreven pogingen van vernieuwers om traditioneel klassikaal onderwijs te verbeteren, waaroe O4NT zich ook toe rekent.
In het derde deel van het boek – de Praktijk – staat het tegendeel van onvrede centraal, namelijk een vrijwel grenzeloos enthousiasme en optimisme over de uitvoering van O4NT in het dagelijks onderwijs; aan de hand van gesprekken en observaties op De Ontplooiing, een school in Amsterdam-West.
De vrij- en verantwoordelijkheden worden beschreven. Zo is het onderwijs heel flexibel ingedeeld en opgebouwd en zijn alle docenten voor alle leerlingen op de school verantwoordelijk. Er is heel veel feedback voor ouders die daardoor op de vorderingen en het welbevinden van kinderen op school ook thuis kunnen inspelen.
Eenvoudig is het niet, want kinderziektes moesten overwonnen worden, bijvoorbeeld met software. De Ontplooiing kreeg bovendien een ‘erfenis’ van kinderen met leer- en gedragsproblemen, van vaak shoppende ouders rusteloos op zoek naar ‘het beste voor mijn kind’.
Ouders met ‘moeilijke kinderen’ uiten zich in dit boek buitengewoon enthousiast over deze vorm van onderwijs; O4NT is vaak een thuiskomst na jaren van ellende voor hun onbegrepen koters.
Geestig is de tegenstelling in het boek tussen het enthousiasme van ‘onversneden gadget freak Vincent Everts en zijn vrouw Katie Lee Weille die O4NT met scepsis beziet ondanks het succes van hun kinderen daarin.
Te vroeg voor conclusies
Boeiend is ook een interview met Hoofdinspecteur voor het basisonderwijs Arnold Jonk. Hij stelt nuchter vast dat O4NT weliswaar ‘erg leuk en inspirerend’ is, maar dat dit niet wil zeggen dat de Hond cs. ineens het Walhalla op aarde gesticht hebben. Steeds meer basisonderwijs neigt naar meer aandacht voor individuele ontwikkeling van kinderen. Zo durft Jonk ook kritiek te uiten op de ‘agressie’ waarmee Ken Robinson huidig onderwijs beoordeelt.
“Voor een beoordeling van O4NT is het nog veel te vroeg”, luidt Jonks conclusie. Dat is een mooi opstapje naar het afsluitende deel waar de heftige discussie tussen voor- en tegenstanders van O4NT aan bod komt. Hier neemt de schrijver soms zelf kritisch standpunten in, die overeenkomen met de grieven van zijn opdrachtgever Maurice de Hond. Die hij eerder als ‘een succesvolle ondernemer’ introduceert.
‘Niet onafhankelijk’
Ramaer schrijft in de verantwoording van het boek: ‘Nee, inderdaad ben ik niet onafhankelijk in de zin dat De Hond mijn opdrachtgever was en de eerste rekening betaalde. Maar zijn loopjongen was ik evenmin. O4NT is geen Potemkin-dorp en dit boek is geen propaganda’, schrijft Ramaer in zijn verantwoording.
Jammer is dan dat bijvoorbeeld het financiële deel van ‘Ieder kind is anders’ erg mager is in vergelijking met het grondige onderzoekswerk dat Ramaer eerder toonde. Ook hier volgde hij voor het boek de woorden van zijn opdrachtgever over kosten en mogelijke opbrengsten.
In plaats van een standpunt innemen in het – beperkt verwoorde – debat was de objectiviteit van het door O4NT bekostigde boek wellicht beter gediend geweest met een uitgebreide beschrijving van het onderzoek naar de effecten van O4NT, dat de Open Universiteit uitvoert.
Overigens lijkt me dit onderzoek een moeilijke opgave met een nog piepjong O4NT, waarvan je lange termijn effecten meet met longitudinaal onderzoek. En uiteraard kun je niet, zoals De Hond oppert, als buitenstaander een definitief oordeel vellen door er louter een dagje te gaan kijken. Dit boeiende promotieboek is al informatiever.
O4NT is buitengewoon succesvol tot nu toe met reeds 22 opgerichte scholen en ongekende buitenlandse belangstelling. Het brengt, zo toont ook dit boek aan, groot en aanstekelijk enthousiasme teweeg in vele geledingen, bij kinderen, onderwijzers, directeuren en ouders. Alle reden voor trots. En om nuchter te blijven, want Nederland mag zich gelukkig prijzen met veel goed onderricht van begeesterde onderwijzers.
*) Foto van O4NT-site: Uitgever Maurice de Hond, Staatssecretaris Sander Dekker en schrijver Joost Ramaer