Bepaalde groepen binnen het Kosovo Bevrijdingsleger UCK ontvoerden in 1999 en 2000 systematisch hun tegenstanders, die vervolgens werden gemarteld en vermoord. Deze conclusie trok speciaal onderzoeker John Clint Williamson in 2014 over de nasleep van de Kosovo-oorlog.
Geruchten over oorlogsmisdaden die de rebellen hadden begaan gingen al rond sinds 1999
Nadat Servische troepen in 1999 door Navo-bombardementen uit Kosovo waren verdreven, pakte het UCK honderden tegenstanders op; leden van de Servische en Roma-minderheid, maar ook Albanese Kosovaren die het UCK niet welgezind waren. De vervolging van minderheden kwam volgens Williamson neer op een “etnische zuivering”.
Williamson werkte drie jaar aan dit rapport. Geruchten over oorlogsmisdaden die de rebellen hadden begaan gingen al rond sinds 1999. De hoofdaanklaagster Carla del Ponte van het Joegoslavië-tribunaal onderzocht de zaak en Dick Marty, speciaal onderzoeker voor de Raad van Europa, bracht in 2010 een vernietigend rapport uit waarin hij tal van getuigen aan het woord liet. Hij weigerde echter om zijn bronnen, die doodsbang waren voor represailles, prijs te geven. Veel getuigen in rechtszaken en hun familieleden zijn de afgelopen jaren in Kosovo bedreigd of vermoord, ondanks speciale beschermingsprogramma’s. Het tribunaal zal veel moeten doen om mensen te overtuigen naar Den Haag te komen.
Mythevorming
Williamson moest daarom van voor af aan beginnen. Hij werd daarbij continu op de rug gezeten door Servië en Kosovo, die ieder hun eigen versie van de recente geschiedenis hebben. Kosovo wil nog altijd geen kwaad woord horen over de bevrijders van het UCK, terwijl Servië klaagt over selectieve justitie. Veel Serviërs zijn al eerder vervolgd voor oorlogsmisdaden in Kosovo.
Williamson probeert feiten en proporties terug te brengen in de hoogbeladen discussie over de oorlogsmisdrijven van het UCK in 1999. Continu zoekt hij de balans. Niet een middenweg tussen de Servische en de Albanees-Kosovaarse versie van het conflict, maar de balans die de feiten hem opdringen.
De misdaden waren georganiseerd en werden goedgekeurd door individuen in de top van het UCK — John Clint Williamson
Hij weerlegt klachten dat zijn rapport probeert het hele UCK zwart te maken en spreekt consequent over “bepaalde groepen” binnen dat losse samenwerkingsverband dat UCK heette. Maar niemand moet denken dat de moordpartijen dus het werk waren van losgeslagen individuen, zoals veel Kosovaren zeggen. “De misdaden waren georganiseerd en werden goedgekeurd door individuen in de top van het UCK”, schopt Williamson een heilig huisje omver.
Eenzelfde balans vindt hij in de meest emotionele van alle beschuldigingen; lichamen van sommige vermoorde gevangenen zouden zijn opengesneden, hun organen geroofd en verkocht op de zwarte markt. Williamson spreekt van “zeer sterke aanwijzingen” dat enkele slachtofffers dit lot trof. Hard bewijs ontbreekt, hoewel hij niet uitsluit dat dit nog wordt gevonden.
Orgaanhandel zit dan ook niet bij de geheime aanklachten, die openbaar worden zodra de speciale rechtbank is opgericht die deze zaken moet behandelen. Zo’n rechtbank tribunaal is nodig omdat het Joegoslavië-tribunaal, dat was opgericht voor dit soort zaken, binnenkort sluit en geen nieuwe zaken meer aanneemt. En berechting in Kosovo zelf, door Kosovaarse rechters, is voor Servië onacceptabel.
De aanklachten blijven geheim om de verdachten niet de kans te geven om de komende rechtszaken te manipuleren. Om dezelfde reden is ook niet bekend wie de verdachten zijn. Bronnen die bekend zijn met het onderzoek spreken van een stuk of tien voormalige UCK-leden. Mensen uit het middenkader van de organisatie.
Gevraagd naar aantallen slachtoffers van orgaanhandel stak Williamson twee handen in de lucht: “Maximaal tien.” Dat doet volgens hem niets af de ernst van het misdrijf, maar het dient ook geen enkel doel om de aantallen te overdrijven. Sensationele berichten in vooral de Servische media dat honderden landgenoten wellicht op deze manier zijn geslacht verwerpt hij: “Het veroorzaakt onnodig pijn en angst bij de families die nog zoeken naar hun geliefden.”
Politiek mijnenveld
Het onderzoek en de komende rechtszaken zijn politiek hypergevoelig. Een buitenlandse diplomaat noemde het in 2010 informeel “de ergst denkbare nachtmerrie” om deze hete aardappel toegespeeld te krijgen.
Kosovo en Servië hebben hoog ingezet op hun lezing van de feiten en willen hun gelijk bevestigd zien in een vonnis. Commentatoren die feiten die hun mythen ondersteunen. Servië ziet het Williamson-rapport als de gelegenheid om een balans te brengen in de vervolging en gerechtigheid te krijgen voor Servische slachtoffers.
Kosovo vindt juist dat die balans met een speciaal tribunaal doorslaat, en wijst erop dat Servische oorlogsmisdaden talrijker waren. De rebellen van het UCK worden in Kosovo nog altijd als helden gezien. De civiele opvolger van het UCK, de PDK-partij van de huidige minister van buitenlandse zaken en oud-UCK-commandant Hashim Thaci, is al jaren aan de macht in het land. Nu prominente PDK-ers moeten vrezen voor vervolging, zullen zij nog minder geneigd zijn om de macht op te geven.
Kosovo maakt dan ook geen haast met de procedure van de oprichting van het tribunaal. Al heeft Nederland nu eindelijk een verzoek gekregen om als gastland op te treden, en heeft het dat verzoek ingewilligd, dan nog is niet precies duidelijk wanneer het ook echt zijn deuren kan openen.
We moeten dit doen vanwege onze banden met de Europese Unie en de Verenigde Staten — Petrit Selimi
Het tribunaal wordt in Kosovo gezien als een handreiking van de internationale gemeenschap aan Servië, waar Kosovo voor wordt opgeofferd. “Zijn we blij om het enige volk op de Balkan te zijn dat een nieuw speciaal tribunaal moet accepteren? Nee”, zei Petrit Selimi, onderminister van Buitenlandse Zaken namens de PDK in 2014. “Maar we moeten dit doen vanwege onze banden met de Europese Unie en de Verenigde Staten.”
Williamson probeerde de politieke afwegingen in de kiem te smoren. Verdachten met UCK-banden worden niet “eruit gepikt”, zei hij: “We onderwerpen ze alleen aan hetzelfde rechtsproces als Servische daders.”
Het rapport is ook pijnlijk voor de internationale gemeenschap. De misdaden vonden plaats nadat Servië zich uit Kosovo had teruggetrokken en in de tijd dat de Verenigde Naties het bestuur hadden over Kosovo. Zij hebben de etnische zuivering niet weten te voorkomen. Ook werd er in de ruim negen jaar dat de VN het gebied vervolgens bestuurde, zelden iemand vervolgd voor de misdaden van 1999.