Het programma van de zaterdagavond van het ILFU was even rijkgeschakeerd als dat van de eerste avond. De Franse schrijver en voormalig leraar Laurent Binet sprak in de Grote Hal over de Werkelijkheid, die volgens hem noch in geschiedkundige, noch in taalkundige zin bestaat. Hoewel het gesprek wat vlakjes bleef – helaas staat een interviewer met grote vakkennis niet altijd garant voor een levendig, onderhoudend gesprek –, maakte Binets innemende persoonlijkheid veel goed. Ook zijn voordracht uit zijn nieuwe roman De zevende functie van taal in het Frans was aangenaam om naar te luisteren.
Zeer onderhoudend was het gesprek in de Postkamer met journalisten Frank Westerman en Patrick Pouw over wat het woord vermag tegenover terreur – een belangrijk en natuurlijk bijzonder actueel onderwerp. Westerman schreef een boek, Een woord een woord, over spraakmakende gijzelingsdrama’s. Pouw publiceerde in 2008 al het non-fictieboek Salaam!, over het jaar dat hij doorbracht onder orthodoxe moslims, en publiceerde onlangs de roman De terugkeerling, over een man die radicaliseert en ervan droomt in de voetsporen te treden van de moordenaar van Theo van Gogh.
Frank Westerman wilde in zijn boek onder meer onderzoeken wat er bij de daders voor nodig was om nog maar één verhaal te willen horen. ‘Die tegenstelling, taal tegenover terreur, daar kan ik nog steeds niet over uit. Taal was toch beschaafd? Maar gaandeweg ontdekte ik dat die tegenstelling geen echte tegenstelling is.’
Want ook extremisten hebben een verhaal waarmee ze hun daden rechtvaardigen – sterker nog, waardoor ze zichzelf zien als een altruïst. Dat bepaalt ook het verschil tussen een terrorist en een crimineel: een crimineel doet zijn (slechte) daden vanuit eigengewin, een terrorist streeft een ideaal na dat groter is dan hijzelf, en waaraan een verhaal ten grondslag ligt. En dat verhaal wordt op een slimme manier aan de man gebracht, vertelde Pouw. ‘IS-filmpjes zijn net zo mooi gemaakt als Hollywoodblockbusters. Er is ook een tijdschrift, Dabiq, dat er heel gelikt uitziet, als een glossy. De Linda., maar dan over onthoofdingen, zelfmoordaanslagen en verbrandingen.’
Volgens Pouw is het niet alleen het verhaal dat moslims doet radicaliseren, maar een giftige cocktail van religieuze overtuiging, propaganda en ijdelheid. En praten verandert daar weinig aan, ook al verschillen terroristen nog zo weinig van onszelf.
Onder het tapijt
Op kleiner niveau kunnen woorden – boeken – wel degelijk iets uitrichten, vertelde schrijfster Griet Op de Beeck. ‘Voor het blootleggen van hinderende patronen is de roman een heel geschikt middel,’ zei ze. Juist omdat personages om de brei heen kunnen draaien of verhullen waar het werkelijk om gaat, houden ze de lezer een spiegel voor of bieden ze herkenning. Als dat gebeurt, komt het vaak heftiger binnen, heeft de Vlaamse schrijfster uit lezersreacties opgemaakt. Een boek kan een belangrijk nieuw inzicht bieden. ‘Als ik hoor dat mijn romans ertoe heeft bijdragen dat iemand anders is gaan kijken of iets is gaan durven voelen wat heel lang onder het tapijt heeft gelegen, vind ik dat heel bijzonder.’
Zo fietste ze ooit zelf eens tegen een brug op toen ze op haar koptelefoon een uitspraak hoorde van schrijver Andrew Solomon. ‘Hij zei dat schaamte een verschrikkelijk destructieve kracht is. Zolang we ons schamen, kunnen we ons verhaal niet vertellen. En verhalen vormen de basis voor onze identiteit. “Godverdorie, dat verklaart veel!” dacht ik. Ik heb me altijd geschaamd voor wie ik was in het diepst van mijn gedachten. En dat was bepaald geen God, eerder een kleine trol,’ grapte Op de Beeck, met een knipoog naar dichter Willem Kloos.
Dat het publiek haar wel hoog heeft zitten, was duidelijk. Niet alleen zijn haar drie romans bestsellers, met haar scherpe uitspraken kreeg ze ook de lachers op haar hand. Bovendien krijgt ze na afloop van optredens vaak hartverwarmende reacties van lezers. ‘Mijn mens- en wereldbeeld is er enorm op vooruitgegaan sinds ik ben gaan schrijver,’ zei ze monter.
Hoewel literatuur pijn kan vrijmaken of verzachten, weet de Syrische schrijfster Samar Yazbek ook van de keerzijde. ‘Schrijver over pijn hernieuwt die pijn, maakt de pijn dieper,’ vertelde ze haar publiek, dat muisstil zat te luisteren naar haar indringende voordracht. ‘Schrijven verankert de pijn juist en bevrijdt niet. Datgene waar je over schrijft, neemt je in gijzeling. Een deel van mij is overleden, heengegaan met de verzwegen oorlogsmisdaden.’
Kim van Kooten schreef in haar debuutroman Lieveling ook over pijn, namelijk die van een vriendin die in haar jeugd jarenlang werd misbruikt. Het kwam erop aan de juiste toon te vinden, te balanceren op het dunne koord tussen waarachtigheid, echtheid en lichtheid, vertelde ze in het gesprek met schrijver Michel Faber. ‘Haar jeugd ligt nu letterlijk voor iedereen te koop. Ik moest zorgen dat het fictie werd, want als er geen filter ligt over zulke gebeurtenissen, is het veel te privé. Dat is niet prettig om te lezen. Veel van de details komen van mijn vriendin, maar toch is het uiteindelijk mijn taal geworden.’
Bibliotheek van 187 miljoen
Het voormalige postkantoor waar het ILFU plaatsvindt, zal de komende jaren worden verbouwd. Als dat maar goed gaat, grapte de Britse schrijver Jonathan Coe, bekend om zijn politieke satirische romans. Hij sprak met Volkskrant-journalist Hans Bouman over zijn nieuwe roman Nummer 11, een geestig en maatschappijkritisch boek waarin onder meer de politiek en zelfverrijking van bankiers en andere rijke Britten op de hak wordt genomen. In de roman komt ook het debacle rondom de nieuwe bibliotheek in Birmingham ter sprake. ‘Het is ontegenzeggelijk een geweldig mooi pand geworden, maar het prestigeproject heeft uiteindelijk 187 miljoen gekost. Een jaar na de opening moesten de openingstijden worden gehalveerd, werd de helft van het personeel ontslagen en werd het publiek gevraagd boeken te doneren, omdat ze geen geld meer hadden die aan te schaffen.’ Coe wierp een blik omhoog. ‘Ik hoop dat ze daar hier wat verstandiger mee omgaan.’
Het leverde de nodige hilariteit op, evenals zijn verhaal over de nieuwste fratsen van de allerrijkste Britten. In zijn boek heeft iemand een kelder onder zijn huis laten graven van elf verdiepingen. ‘Omdat hun huizen aan alle kanten zijn uitgebouwd en ze niet meer de hoogte in kunnen, gaan de allerrijksten nu de grond in. Er worden kelders gebouwd van vier, vijf, soms zes lagen diep, voor garages, bowlingbanen, een bioscoop.’
De kloof tussen rijk en arm is gigantisch, vertelde hij, en het is niet slechts een mooie metafoor dat het leven van zulke figuren zich gedeeltelijk aan het oog onttrokken afspeelt. Vandaar ook het opmerkelijke einde van de roman – dat we hier niet zullen verklappen –, waarover critici gemengde gevoelens hadden, omdat die laatste twee pagina’s van de roman het realisme tarten. Coe: ‘Wat ik daar portretteer is de belichaming van woede. We zijn daar bang voor. De meesten van ons zijn niet bereid de boot zo te laten wiebelen als nodig is om dingen werkelijk te veranderen.’
En zo stuurde het ILFU de bezoekers met het nodige denkvoer naar huis, de nacht in. De eerste editie van het Utrechtse literaire festival onder zijn nieuwe naam stelde niet teleur, al heeft het monumentale pand in zijn huidige, enigszins brakke staat net niet die gezelligheid en sfeer die je van een festival verwacht. Misschien moet het ILFU, net als de bibliotheek de komende jaren, nog een beetje beter in zijn jasje groeien. Maar een aanwinst voor de stad Utrecht en de literatuur in het algemeen is dit festival beslist.