Het barre leven van de Nederlandse dubbelspionnen

Gedurende de Koude Oorlog zette Nederland, in samenwerking met de Amerikaanse en/of Britse diensten, tal van dubbelspionnen in. Cees Wiebes verhaalt er fascinerend en gedetailleerd over. Maar wat leverde al die spionage nu op?

Gedurende de Greenwald en Snowden-hype van 2013 lieten talloze collega-journalisten zich massaal ringeloren door Glenn Greenwald, de journalist/p.r. manager van de moedige NSA-klokkenluider Edward Snowden. Zonder dat we antwoord kregen op de meest essentiële vragen: met welke specifieke doelen verzamelen geheime diensten zoveel persoonlijke data? Wat doen ze ermee? En met welk resultaat?

Zonder antwoorden op die vragen is het ook moeilijk een gedegen oordeel te vellen over het massale datagraaien. Waarom wil de NSA al uw chats en likes op Facebook opslaan en mijn tomeloze zoekgedrag op Google? Als we daarmee bijdragen aan het voorkomen van duizenden doden door terroristen, dan dient het nog ergens voor. Tenminste als de inlichtingendiensten op tijd de data weggooien zodat we die straks niet als profielen en/of zwerfvuil als een boemerang terugkrijgen.

Dat ongemakkelijke gevoel van gebrek aan duiding bekroop me ook gaandeweg meer bij het lezen van ‘Samen met de CIA – Operaties achter het IJzeren Gordijn’. Cees Wiebes schreef hiermee een prachtig boek over internationale spionageprojecten van onze geheime diensten BVD (Binnenlandse Veiligheidsdienst) en BID (Buitenlandse Inlichtingendienst).

Die vraag, wat leverde het op? Een paar antwoorden.

1. Philips technologie en Spoetnik

Een onderzoeker van Philips werd vanaf 1953 met instemming van de directie in Eindhoven ingezet als dubbelspion die opereerde voor de Nederlandse BVD en de Russische Groe. Dergelijke dubbelspionnen moesten de tegenpartij voeden met schijnbaar belangrijke documenten: ‘chicken food’ of kippenvoer. Philips moest dus nepgeheimen prijsgeven, en deed dat onder meer over transitoren.

Van zijn Russische partner kreeg deze spion, ‘Jan’, een groot compliment: mede dankzij zijn informatie kon Rusland de eerste kunstmaan in de ruimte brengen in 1957, de Spoetnik-1. Tot grote ontzetting van de Verenigde Staten. Wiebes: ‘Dat was uiteraard sterk overdreven. De Russische diensten wilden Jan echter graag belonen.’ Hij kreeg ook zo’n tien maandlonen aan premie.

2. Operatie Tom

Jan was één van circa tien Nederlandse wetenschappers die als dubbelspion opereerden door de BVD, vaak in samenspraak met de CIA en/of de Britse diensten. Veelal betrof het atoomspecialisten. De belangrijkste was ‘Tom’. Wiebes is er voor dit boek in geslaagd om diens identiteit te achterhalen, en verhult zijn terechte trots niet. Het was ene Teunis Johan Barendrecht die onderdeel uitmaakte van het Nederlandse contingent wetenschappers in de Noors-Nederlandse instelling voor atoomonderzoek Kjeller. Over deze Barendracht, nu 25 jaar dood, is maar weinig bekend. Hij was een sublieme, gerespecteerde wetenschapper die van 1951 tot 1962 actief was als dubbelspion.

Operatie Tom had gedurende de hoogtijdagen van de Koude Oorlog als doel om intelligence te vergaren over de nucleaire onderzoeksinspanningen van de Sovjetunie, de bouw van nucleaire reactors en wapensystemen en die eventueel te vertragen door middel van het aanleveren van wetenschappelijk ‘deceptiemateriaal’ (misleiding of kippenvoer).

Wiebes stelt zichzelf alle vragen over de inhoud van de spionage en het resultaat. Om vast te stellen: ‘Ook dat (het wordt eentonig) viel helaas niet te achterhalen omdat die rapporten niet in de Nederlandse archieven werden aangetroffen en de archieven van de CIA, MI6 en Noorse diensten nog gesloten zijn op dit dossier. Verzoeken mijnerzijds om die archieven te mogen raadplegen, werden afgewezen. In dit opzicht was de AIVD ruimhartiger.’

Maar ook het BVD-archief meldt de belangrijke feiten niet. Wiebes concludeert terecht: ‘De westerse diensten feliciteerden zichzelf en elkaar, maar op grond van welke concrete gegevens? Dat een operatie jarenlang ‘loopt’ is mooi, maar wat was uiteindelijk de concrete opbrengst?’ (p. 241)

Dat lijkt me een hoofdconclusie op zichzelf, die uitwerking verdient. Maar Wiebes maakt vervolgens de fout om het gebrek aan resultaat toe te schrijven aan niet-geopende archieven. Ten eerste is lang niet zeker dat er wel over de inhoud gerapporteerd is in die buitenlandse archieven. Ten tweede is niet zeker dat er concrete resultaten waren.

Succes of dubbelspeeltuin?

Een pagina verder trekt de auteur plotseling de conclusie dat Tom en andere operaties van de Brits-Amerikaans-Nederlands-Noorse samenwerking met dubbelagenten ‘ook een groot succes’ waren. Immers, weet Wiebes, de Westerse diensten ontdekten op deze manier welke Russen in ons land – vaak diplomaten – zich met spionage bezighielden.

En ook welke rol de verschillende organisaties speelden, zoals de Oost-Europese verenigingen hier. Die vormden veelal een allegaartje van tegenstanders van de communistische regimes. Bovendien brachten deze operaties de grote betrokkenheid van de kopstukken van de Communistische Partij Nederland (CPN) bij spionage voor de Sovjet-Unie goed in beeld.

De onopgeloste kernvraag hangt samen met een ander centraal probleem dat Wiebes wel onverdroten beschrijft: er was geen enkele zekerheid over de kennis van de dubbelspionage aan Russische zijde. Uit diverse grote spionagekwesties met gepakte, veroordeelde en/of uitgezette spionnen in Oost en West gedurende die jaren kun je vermoeden dat ter gener zijde in deze Koude Oorlog de spelletjes van Nederland met dubbelspionnen doorzien werden. Maar dat de Russen die wellicht niet wilden verstoren om ons de indruk te geven dat ze zich lieten misleiden.

Was er geen sprake van een ‘dubbelspeeltuin’ waarin de diverse inlichtingendiensten elkaar zoet hielden en genoten van het spel op zich? Zonder belangrijke doelpunten te scoren?

3. Mislukt door egotripperij

‘Samen met de CIA’ begint met een uitgebreide inventarisatie van Nederlandse operaties in Oost-Europa met hulp van de Amerikanen en of Britten in het decennium na de oorlog. Met name in Roemenië en in mindere mate in Bulgarije en Albanië was Nederland zeer actief met spionageteams gedurende de Koude Oorlog.

Het resultaat daarvan tekent Wiebes wel zonder enige twijfel op: de operaties mislukten in feite allemaal en het is wonderlijk dat het Westen er alsmaar mee doorging ondanks onderscheppingen en executies van spionnen. Dat waren overigens meest buitenlanders die de wereld rondtrokken met verschillende paspoorten en al gedurende de Tweede Wereldoorlog in het verzet zaten, al dan niet als Partizaan. Het begon er natuurlijk mee dat ze na een dropping het Roemeens of Bulgaars perfect moesten beheersen.

Wiebes: ‘De geheime Westerse activiteiten liepen, enkele uitzonderingen daargelaten, veelal uit op grote mislukkingen…’, om eraan toe te voegen: ‘met duizenden doden tot gevolg’. Dat laatste is echter niet onderbouwd. Het ging concreet om een beperkt aantal teams van vier of vijf personen

De diepere oorzaken van de mislukkingen tekent Wiebes haarscherp op: ten eerste de beroerde verhoudingen tussen verschillende diensten in de Verenigde Staten onderling, de vijandigheid tussen Amerikaanse en Britse spionagediensten en ruzie tussen hun bazen.

Zo werkten in Nederland de heren Louis Einthoven (BVD en voorgangers), Cees Fock (secretaris-generaal Algemene Zaken) en jonkheer Adriaan Theodore De Muralt (BID) elkaar tegen. Daar maakte de CIA met haar Haagse ‘station’ dankbaar gebruik van. Wiebes vond uit Amerikaanse documenten een ‘ontluisterend beeld’ van met name de wijze waarop Fock en Einthoven tegen elkaar streden via hun Amerikaanse gesprekspartners.

4. Operatie Leunstoel

Deze actie is eerder beschreven in De Correspondent: een langjarige afname door BVD en CIA van zeer kleine afluistermicrofoons het Nederlands Radar Proefstation (NRP) in Noordwijk. Om deze in te bouwen in meubilair en andere objecten die binnengesmokkeld of aangebracht werden in de Sovjet-, Chinese- en Oost-Europese ambassades.

Ook het effect van deze spionage is niet bekend, maar wellicht groot gezien het permanente afluisteren wat veel intensiever is dan documenten overdragen. Maar (ook hier?) hadden de Russen een grote voorsprong in spionage.

Immers, in augustus 1945 schonk een groepje Sovjet-kinderen een houten plaquette van The Big Seal (het Grote Zegel) van de VS in Moskou aan de Amerikaanse ambassadeur. Dit wapenschild hing tot 1952 in de residentie van die ambassadeur in Moskou. In dat jaar ontdekte Amerikanen bij toeval dat deze plaquette een microfoon bevatte waarmee hun ambassadeur zeven jaar was afgeluisterd door de Sovjet veiligheidsdienst.

De microfoon was zijn tijd ver vooruit want werd draadloos gevoed met stroom. De NRP bood uitkomst om de achterstand op de Russen in te halen.

Schitterende verhalen

Niet enkel schiet ‘Samen met de CIA’ helaas tekort in het beschrijven van resultaten van spionage – buiten de schuld van de auteur overigens – ook had Cees Wiebes wat minder bescheiden mogen zijn met analyses. Wat is nu het grote beeld waarin dit past? Wat is de historische betekenis van spionage? Wat leren we er nu nog van?

In plaats daarvan verliest hij zich in talloze, vaak boeiende en niet zelden krankzinnige details, verzameld in monnikenwerk van het doorvorsen van ook veel buitenlandse archieven. Dat, en dat is dan het voordeel, een schitterend boek opleveren over de barre wereld van spionage gedurende de Koude Oorlog.

‘Samen met de CIA’ is een waardige aanvulling van het standaardwerk uit 1998 over Nederlandse spionage, Villa Maarheeze. Dat schreef Cees Wiebes ook, samen met Bob de Graaff. Ook schrijft Wiebes veel toe aan de geschiedenis van de BVD zoals opgetekend door Dick Engelen die, evenals Wiebes, het inlichtingenwerk van binnenuit kent. Dat betekent dat Wiebes zijn boek boeiend weet te houden zonder te vervallen in Kuifje-achtige retoriek. De feiten spreken voor zich, al blijf je met veel vragen achter.

Mijn gekozen waardering € -

Peter Olsthoorn schreef boeken over internet, Google en The Power of Facebook,Œ artikelen over ICT, media (internet vooral), inlichtingendiensten en innovatie. Hij spreekt over deze onderwerpen, treedt op als dagvoorzitter en interviewer op het podium. Was journalist in Oost-Europa, correspondent en oprichter van netkwesties.nl.