Coffeeshophouder Wouter van Egmond opent de deur naar een wit-verlichte werkruimte. Drie vrouwen zitten elk aan hun eigen tafel met een handzame witte ton met wiet voor hun neus. De weeïge geur in de ruimte ruiken ze al lang niet meer.
Een 38-jarige brunette maakt zakjes wiet van 1 en 2 gram. Ze breekt stukjes af, en weegt ze nauwkeurig op een kleine weegschaal. In twee rode bakjes gaat het afval. De waardeloze takken apart. Het andere bakje wordt nog gezeefd, om de laatste bruikbare wiet eruit te halen voor joints. Twee gram gaat straks voor 17,50 euro over de toonbank. Naast haar duwt een 24-jarige vrouw vloeitjes in piepschuim bak met gaatjes die taps toelopen. Ze drukt de wiet aan met een stokje.
Hier maken we tot 2000 jointjes per week
‘Hier maken we 1500 tot 2000 jointjes met ons logo erop per week’, vertelt Van Egmond. De 60-jarige directeur van de Zwijndrechtse coffeeshop Xpresso heeft een vriendelijke, doorrookte stem en een flinke bos warrig krulhaar. Zelf rookt hij geen wiet, wel soms hasj in het weekend. En veel tabak, al wil hij daarvan af. In zijn shop propageert het ‘blowtje gezond’: een joint met alleen wiet. Wiet is volgens Van Egmond minder schadelijk dan tabak, omdat je er minder van gebruikt.
Kantoorgebouw
In een klein kamertje naast het kantoor met de wiet-wegende dames snijdt een jongen met een klein mesje stukken hasj van een blok. Het heeft wat weg van een flink stuk bruine handzeep – maar dan een met een waarde van honderden euro’s. Het blok legt hij even in een metalen bordenwarmer, om het soepeler te maken.
Dit wat onopvallende jaren-zeventig kantoorgebouw is een ‘stash’ (een geheime voorraadplaats). Hier wordt de wiet en hasj opgeslagen en bewerkt: noodzakelijk voor het functioneren van de coffeeshop van Van Egmond. Maar het mag niet. De locatie van deze stash blijft daarom onvermeld.
Andere coffeeshops houden hun kaken stijf op elkaar over hoe ze hun illegale aanvoer geregeld hebben. Ze zijn bang dat het Openbaar Ministerie hen of hun leveranciers aanpakt als ze daar ook maar iets over loslaten. Van Egmond wil Trouw wel laten zien hoe hij het doet. Hij is daarom het startpunt van dezer serie over de mensen van de achterdeur: de werknemers en ondernemers in de softdrugsbranche die met hun werk – op of over het randje van de illegaliteit – het Nederlandse softdrugsbeleid mogelijk maken. Ik begin aan de achterdeur van de coffeeshop. In drie stappen ga ik terug naar de teler.
Jongerenwerker
Van Egmonds carrière heeft een onwaarschijnlijk verloop. Hij werkte ooit als jongerenwerker en was actief in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Hij had daarnaast ook even een duikschool op Curaçao. Vanwege zijn ervaring als ondernemer én jongerenwerker benaderde een welzijnsorganisatie hem om een niet-commerciële coffeeshop te beginnen. De coffeeshop moest er komen in opdracht van de gemeente Zwijndrecht, die het softdrugsgebruik onder jongeren in goede banen wilde leiden.
Xpresso is zo al dertien jaar een bijzondere coffeeshop: eentje waarvan de winsten niet naar een eigenaar gaan, maar via een ideële stichting opnieuw worden geïnvesteerd in de coffeeshop.
Sommige collega’s hebben een tweede huisje in het buitenland
Van Egmond is geen eigenaar, en wordt dus niet rijk van zijn shop. Hij verdient gewoon een salaris. ‘Vergelijkbaar met een directeur van een middelgrote welzijnsorganisatie’, zegt Van Egmond. Hoeveel precies, wil hij niet zeggen. Soms zou hij wel willen dat hij eigenaar was. ‘Sommige collega’s rijden lekkere auto’s en hebben een tweede huisje in het buitenland. Of ze nemen er een pandje bij, dat ze verhuren. Ik rijd een auto van acht jaar oud, en mijn huis staat net niet onder water.’
De coffeeshop is flink gegroeid. ‘Wij zijn groter dan we willen zijn’, zegt Van Egmond. ‘Wat we dertien jaar geleden in twee weken verkochten, verkopen we nu in één dag.’ Dat komt onder andere door het strenge coffeeshopbeleid in buurgemeente Dordrecht: die sloot drie van haar acht coffeeshops.
Buffer
Van Egmond investeert de stijgende winst van de coffeeshop in het bedrijf. Zijn medewerkers volgen cursussen en workshops. Ook bouwt hij een flinke financiële buffer op. ‘Als bij ons twee keer een 16-jarige wordt aangetroffen, moet ik drie maanden dicht.’ Dankzij de reserve kan Van Egmond zijn personeel doorbetalen als de coffeeshop een tijdje niet mag verkopen. ‘Dan gaan we gewoon de kasten opruimen.’
Het ‘Zwijndrechtse model’ komt niet vaak voor: van de ruim honderd Nederlandse gemeenten met coffeeshops werken er maar vijf met ideële coffeeshopstichtingen. Xpresso is daarmee een relatief nette coffeeshop. Van Egmond is er trots op dat alle medewerkers op de loonlijst staan, ook de dames die de wiet verpakken. ‘Ze vallen onder de cao zorg en welzijn’, vertelt hij.
Mijn medewerkers vallen onder de cao zorg en welzijn
Er zijn meer idealistische coffeeshophouders als Van Egmond. Maar er zijn er natuurlijk ook die vooral voor het geld in de business zitten, en minder hechten aan een transparante bedrijfsvoering. Ook al is Xpresso dan een vreemde eet in de bijt, het probleem waar de shop mee kampt, is precies hetzelfde als dat van commerciële coffeeshops. Hoe zorg je voor een stabiele instroom van goede wiet, terwijl wietteelt verboden is?
Route van de wiet
We gaan verlaten de stash, en gaan naar de coffeeshop. Dit is de route die de wiet aflegt – en om criminelen en het OM niet wijzer te maken, wil Xpresso niet dat we hem beschrijven. De achterdeur van de shop is het eindstation van het illegale proces. Die deur – paars, met dubbel glas en sierlijk ijzerwerk aan de buitenkant – ligt aan een binnenplaats, die met een hek is afgescheiden van de parkeerplaats voor het troosteloze winkelcentrum Walburg. Medewerkers van de coffeeshop nemen voorverpakte hasj en wiet uit de stashes in kleine hoeveelheden door deze deur de shop in. Een stap over deze drempel verandert illegale waar in gedoogde softdrugs.
Plukjes mos
Daar, aan de gedoogde kant, komen de drugs terecht in de moderne, zwart gefineerde keuken achter de shop. Ze worden soort bij soort in plastic bakjes uitgestald, op een kleine metalen trolley. Daar liggen ze, als kleine plukjes mos, elk in een eigen zakje. 500 gram is niet veel. Want dat is de gedoogde voorraad die iedere shop mag hebben. Van Egmond houdt die deze grens scherp in de gaten. Alles wat deze keuken binnenkomt, wordt geregistreerd. Van Egmond tikt wat in op de computer in de hoek van de keuken. ‘473,32 gram voorraad’, meldt het scherm.
De vraag is hoeveel het betekent het dat hier, in deze ruimte, maar 500 gram ligt. ‘Wij hebben per dag 700 tot 800 gram nodig’, vertelt Van Egmond. ‘Stel je voor dat een Albert Heijn-vestiging maar voor een halve dag voorraad heeft. Of dat je een café halverwege de avond opnieuw moet bevoorraden. Dat kan niet. Alle shops hebben een voorraad voor tussen de één en drie maanden. Ergens. Dat kan niet anders, dat durf ik wel te zeggen. Want de aanvoer is zeer onregelmatig.’
Alle shops hebben ergens een voorraad voor tussen de een en drie maanden, dat kan niet anders
De politie controleert regelmatig of de shops zich aan de regels houden. Is er meer dan 500 gram wiet in de coffeeshop zelf, dan kan de burgemeester de shop sluiten. Maar de stashes blijven meestal buiten beeld. Wordt zo’n geheime voorraad toch gevonden, dan vervolgt justitie de eigenaar of huurder van het gebouw waar de wiet ligt. De coffeeshop zelf is niet meteen in gevaar. Coffeeshophouders die met een stash werken, gebruiken daarvoor bijvoorbeeld privéhuizen van henzelf, hun familie of hun medewerkers, of eigen bedrijfspanden elders.
The Grass Company
Het voorbeeld van The Grass Company, een keten met negentig medewerkers en vier coffeeshops en in Den Bosch en Tilburg, laat zien dat het proces in sommige commerciële shops veel lijkt op dat bij Xpresso. De politie viel de afgelopen jaren herhaaldelijk binnen bij panden van de keten – in verband met een witwasonderzoek, dat nog altijd loopt.
The Grass Company bleek te werken met een stash in de kelder van hun bedrijfspand, 5 kilometer van de hoofdvestiging in hartje Tilburg. Ook daar werden zakjes wiet gevuld en jointjes gedraaid door medewerksters die netjes op de loonlijst stonden. Een groep van negen dames was, gehuld in stofjassen, bezig joints te draaien en in doosjes te verpakken. Naast de werkruimte was er een kantine en een kleedruimte.
Verborgen kelderruimte
Pas na meerdere invallen vond de politie in mei 2015 een verborgen extra kelderruimte. Foto’s die de gemeente Tilburg vrijgaf, laten een muurdeel zien dat met een soort hydraulisch systeem van zijn plaats kan worden getild. Het Openbaar Ministerie sprak van een ‘James-Bond-achtige constructie’. In stellingkasten in een verborgen kelderruimte lag 35 kilo wiet. Na de laatste inval werd het bedrijfspand door de burgemeester gesloten voor een jaar. The Grass Company draait nog altijd. Blijkbaar had het bedrijf een alternatief achter de hand.
Of Xpresso ook zo’n verborgen ruimte heeft, blijft in het midden. Van Egmond wil de voorraad niet laten zien. Om het moeilijker te maken voor dieven – of politieagenten, in het geval van een inval – ligt die ‘op verschillende plekken’ in het pand.
Er is ook nog één andere stash, op een andere locatie, wil Van Egmond nog wel zeggen. Niet alleen de wiet wordt over twee locaties verspreid. Ook het contante geld dat binnenkomt in de shop gaat deels naar de bank, en deels naar verschillende stashes om contant af te kunnen rekenen met leveranciers. De panden zijn goed beveiligd met gecertificeerd hang en sluitwerk, camera’s en een alarmsysteem.
Voor justitie is hij ‘niet heel bang’, zegt Van Egmond. ‘De gemeente staat achter ons. Ook het contact met de wijkagent is positief.’
Outsourcing
Als een stash door de politie wordt gevonden, lopen de coffeeshophouders en –medewerkers het risico om vervolgd te worden. Dat komt de laatste jaren steeds vaker voor. Nicole Maalsté en Michiel Panhuysen van onderzoeksbureau Acces Interdit doen veel onderzoek naar de softdrugsbranche, onder andere voor het boek ‘De Wietindustrie’. Ze signaleren de afgelopen vijf jaar een verschuiving in de manier van werken bij de coffeeshops: steeds minder vaak hebben ze een eigen stash, en steeds vaker doen ze aan ‘outsourcing’.
Ze besteden de inkoop van hasj en wiet dan uit, bijvoorbeeld aan een soort zzp’er – soms een oud-medewerker. Of ze doen zaken met een inkooporganisatie, die op haar beurt wiet inkoopt bij telers en tussenhandelaren. De organisatie, die in feite volledig in het criminele circuit werkt, zorgt ook voor de opslag. ‘De coffeeshopondernemer geeft alleen even een seintje als hij bijna door zijn winkelvoorraad heen is’, schrijven Maalsté en Panhuysen.
Inkooporganisaties bestaan vaak niet uit begripvolle hippies
Werken met een externe organisatie brengt ook weer risico’s met zich mee. De coffeeshophouder kan afhankelijk worden van die ene inkoper. Die kan dan de prijs bepalen. ‘Verder heeft de coffeeshop geen poot om op te staan als de organisatie alleen maar slechte wiet aanbiedt. Je komt als coffeeshop niet even snel aan een nieuwe inkooporganisatie. En verder bestaan de inkooporganisaties vaak niet uit begripvolle hippies, die zich er zomaar bij neerleggen dat een coffeeshop overstapt naar een andere inkooporganisatie’, schrijven de Maalsté en Panhuysen.
Criminelen
Van Egmond werkt niet met een inkooporganisatie. Hij heeft een medewerkster die de inkoop doet. Maar ook hij moet zakendoen met criminelen, erkent hij. Omdat wietteelt illegaal is, is iedere leverancier per definitie crimineel. Al spreekt hij liever van ‘jongens van de straat’. In hoeverre zijn de wietleveranciers van Xpresso betrokken bij bijvoorbeeld gewelddadige berovingen van andere wiettelers, of bij criminele afrekeningen?
Van Egmond verstrakt. ‘Ik weet het niet, ik heb daar niet zoveel gedachten over’, zegt hij. Na enig aandringen, voegt hij daaraan toe: ‘Wij zitten in een wereld waar we niet in willen zitten. Er is een monster ontstaan. Ook ik lees ook in de krant over ripdeals van kwekerijen waar oogsten te drogen hangen. Ik lees dat er dooien vallen in de handel. Maar hoe het precies zit, weet ik ook niet. Wij hebben nooit zoiets meegemaakt.’
Teelt regelen
Regel de teelt, en je bent van een groot deel van de problemen af, redeneert de coffeeshopbaas. ‘Ik probeer het netjes te doen, de zuivere weg te bewandelen. Dat is lastig. Het zou mooi zijn als er een gecertificeerd instituut was waar wij onze producten zouden kunnen kopen.’ Van Egmond bereidt samen met de gemeente Zwijndrecht een experiment met gedoogde wietteelt voor. Den Haag wijst dat soort proeven vooralsnog categorisch af, tot grote onvrede van Van Egmond. ‘Dit jaar kopen wij voor meer dan een miljoen wiet in’, vertelt Van Egmond. ‘Dat is wit geld, dat wij in feite ‘zwartwassen’, want het gaat het illegale circuit in. Waarom moet het toch zo?’
Zat ik in de auto-onderdelen, dan zou het een stuk saaier zijn
Van Egmond zucht een keer. Toch maakt het politieke gedoe rond softdrugs zijn werk ook interessant. ‘Het is spannend, het in controversieel. Het is ook heel leuk om te pionieren. Zat ik in auto-onderdelen, dan zou het een stuk saaier zijn.’
Dit artikel verscheen eerder in Trouw.