Alberto Garlini: ‘Schrijven en lezen is één grote oefening in tolerantie’

Afgelopen dagen stond de Italiaanse plaats Pordenone weer in het teken van literatuur. Organisator Alberto Garlini, auteur van 'De Wet van de haat', gelooft in de kracht van fictie en verbeelding, zeker in moeilijke tijden. ‘Als mensen meer goede romans zouden lezen, zouden ze opener en ruimdenkender worden.’ Een rondwandeling door Udine met Alberto Garlini, de plaats waar zijn roman zich afspeelt.

Met De Wet van de haat schreef Alberto Garlini een indringende roman over het fascisme en de ‘anni di piombo’, een periode van aanslagen en geweld in Italië. Tegelijk is het boek ook een spiegel voor de huidige economische tijd en samenleving.

Als vanouds stonden het politieke links en rechts in Italië als kemphanen tegenover elkaar toen De wet van de haat van Alberto Garlini verscheen. De lijvige roman over de fascist Stefano Guerra, die door een fatale fout steeds verder verstrikt raakt in het gewelddadige web van de neofascisten, maakte de tongen los. ‘In Italië is het lastig om een politiek debat te voeren zonder geruzie,’ vertelt schrijver Alberto Garlini (1969), een goedmoedige glimlach op zijn gezicht. ‘Iedereen denkt altijd dat hij het bij het rechte eind heeft. Er waren wel eerder romans geschreven over deze periode, maar altijd vanuit een links standpunt, nog nooit vanuit het perspectief van een neofascistische terrorist. Voor een deel van links was het not done om het gezichtspunt van een fascist in te nemen; ze wilden er niets van weten. Rechts riep juist: iemand die links is heeft het recht niet om over ons te schrijven.’

Compromisloos

Het menselijk onvermogen zich open te stellen en te verdiepen in de visie van een ander, dat door deze reacties feilloos werd blootgelegd, was een illustratie van hetgeen Garlini laat zien in zijn indringende, compromisloze ‘romanzo criminale’, over het kwaad in al zijn facetten. De wet van de haat, Garlini’s eerste roman die in het Nederlands is vertaald,  werd in Italië vergeleken met De welwillenden van Jonathan Littell, vanwege de fascistische hoofdpersoon en de enorme (on-Italiaanse) omvang van de roman. Het boek vertelt het verhaal van de ‘anni di piombo’, de ‘loden jaren’, een periode tussen pakweg 1968 en 1979, waarin zowel de communisten als de fascisten aanslagen pleegden op personen, treinen, bankgebouwen. Een periode van oog om oog, tand om tand.

Tijdens de studentenopstanden in Rome van 1968 doodt neofascist Stefano Guerra per ongeluk de communistische student Mauro. Franco Revel, de leider van de fascistische groepering in Rome, is de enige die weet wat er is gebeurd en gebruikt deze wetenschap om Stefano te chanteren en in te zetten voor allerlei acties. Als Stefano ook nog verliefd wordt en een relatie krijgt met de zus van Mauro, Antonella, heeft Franco een sterke troef in handen. Maar hij is niet de enige die de jongen in de tang houdt.

De brute en gewelddadige Stefano vormt met zijn vrienden een fascistische cel in Udine, de stad waar hij opgroeide met zijn moeder, mede onder de hoede van Rocco, die een soort stiefvader werd voor Stefano nadat zijn ‘echte’ vader zelfmoord had gepleegd – een ingrijpende gebeurtenis waarvan huiveringwekkende toedracht pas tegen het einde van het boek helemaal duidelijk wordt. Rocco runt een slagerij, maar blijkt zijn losbandige leven te bekostigen met wapenhandel. Via Franco en Rocco raakt Stefano betrokken bij wapensmokkel, overvallen en aanslagen, waaronder die op een bankgebouw aan het Piazza Fontana in Milaan in 1969. Na Mauro volgen er nog meer slachtoffers, direct of indirect door Stefano’s toedoen. Een lange reeks gebeurtenissen eindigt ten slotte met de dood van Stefano zelf, op een manier die de dood van Mauro en Stefano’s vader weerspiegelt.

Obsessie

‘Vijf jaar samenleven met Stefano Guerra was verschrikkelijk,’ verzucht Alberto Garlini, terwijl hij door de straten en langs de pleinen van Udine wandelt waarop hij de plekken in zijn roman losjes heeft gebaseerd. In Udine was in die ‘loden jaren’ werkelijk een cel van de extreemrechtse, terroristische Ordine Nuovo gezeteld, en Garlini deed er veel research. De voorbereiding en het schrijfproces bij dit boek vielen veel zwaarder dan bij eerdere werken, vertelt hij. ‘Als ik met een boek bezig ben, zit ik er altijd volkomen in, haast obsessief, en leef ik zij aan zij met de personages. Dat was nu extreem heftig, zeker in het laatste jaar toen ik aan het schrijven was. Het was de eerste keer dat ik schreef over een personage dat ik verschrikkelijk vond. Tegen het einde kon ik Stefano niet meer uitstaan! Ik moest met hem tot het laagste, het diepste van het kwaad. Dat dwong mij te onderzoeken welke eigenschappen ik met hem gemeen had. Ik was genoodzaakt het slechte in mezelf aan te kijken en eruit te werken. Wraakgevoelens bijvoorbeeld. Als iemand je iets aandoet, vind je al snel dat je iets mag of moet terugdoen. Dat beschouwen we dan meestal niet als wraak, maar als gerechtigheid. Ik realiseerde me dat veel van onze handelingen helemaal niet draaien om gerechtigheid, maar eigenlijk versluierde vergelding zijn. En ik besefte ook dat je slechtheid in jezelf niet kunt rechtvaardigen; je moet het onder ogen komen en je ervan bevrijden.’

Dus als je een goed mens wilt worden, zegt hij breed grijnzend, moet je een boek schrijven zoals dit. ‘Ik ben losgekomen van agressie en kwaad in mijzelf. Nu ben ik een boeddhist, ha ha.’

Eigenlijk was hij niet eens van plan een boek over het fascisme te schrijven – het zou een roman worden over Bruce Chatwin, de Britse schrijver van romans en reisverhalen. Zijn theorieën over de rusteloze natuur van de mens en de oerdrang om rond te trekken zouden het centrale uitgangspunt worden van de nieuwe roman. Maar het liep anders. ‘Ik wilde Chatwins ideeën over het nomadenbestaan laten botsen met iets een tegenovergesteld idee. Dat werd het fascisme, omdat fascisme juist gaat over worteling, verbondenheid met de grond. Maar in plaats van een boek over Chatwin met een bijrol voor een fascist werd het uiteindelijk een roman over een rechtse extremist met een bijrol voor Chatwin.’

De reden daarvan was dat Garlini ontdekte dat hij eigenlijk nauwelijks iets wist over het Italiaanse fascisme. ‘Het is een onderwerp waarover niet gesproken wordt. Het is een taboe.’ Daarnaast brak de werkelijkheid in: de Noor Anders Breivik vermoordde tientallen jongeren, in Griekenland rukte de neonazistische partij de Gouden Dageraad op (die krijgt nu ook een Italiaanse afsplitsing in de partij Alba Dorata) en in Italië doodde een extremist twee mensen. ‘Ik begon in te zien dat fascisme de sleutel kan zijn om het heden te begrijpen en een antwoord te geven op wat er gaande is. Door de crisis staan we voor grote veranderingen. In het verleden kon de politiek de onvrede en woede van het volk nog kanaliseren en omzetten in concrete doelen, maar op dit moment is er geen politicus die enige hoop of vooruitzichten kan bieden. Als iemand geen werk heeft en zijn gezin niet meer kan onderhouden, welke politieke horizon kan hem dan houvast bieden? Geen enkele. Daarom neemt het geweld toe. Met de wederopstanding van het fascisme bedoel ik dan ook vooral antropologisch fascisme; het reageren met geweld op wat er gebeurt. In de jaren zeventig kwamen de gewelddadigheden ook niet allemaal voort uit ideologie; een groot deel ervan was destijds eveneens antropologisch. Geweld lokt geweld uit; het is besmettelijk, het wordt steeds een beetje erger, en mensen grijpen het aan om hun eigen onvrede te botvieren. Het belangrijkste is dus om ervoor te zorgen dat het niet tot ontbranding komt.’

Schuld

Het nazisme kwam aan de macht in een economisch slechte tijd, waarin de schulden flink opliepen, zoals ook nu het geval is. Schuld is dan ook een belangrijk thema in De wet van de haat. Zo pleegt Stefano’s vader zelfmoord omdat hij tot zijn nek in de schulden zit en geen enkele uitweg meer ziet. ‘De roman gaat over schuld in al zijn verschijningsvormen, financiële en persoonlijke,’ aldus Garlini. ‘Stefano heeft het gevoel dat hij zijn schuld moet inlossen, bij zijn bazen, bij Antonella. Dat snijdt hem af van zijn toekomst; hij heeft geen controle meer over zijn eigen leven. We moeten opnieuw nadenken over ons economische systeem en het concept van schuld. Landen verkopen op dit moment bij wijze van spreken hun ingewanden om hun financiële verplichtingen te kunnen nakomen. Maar waar ligt de grens? Hoe ver gaan ze daarin?  Als je als land geen ziekenhuizen meer kunt bouwen, scholen niet kunt onderhouden, wat voor rijk heb je dan nog? Dat is in Griekenland nu aan de hand; er is eigenlijk geen staat meer, alleen nog maar schuld.’

In Italië is het trouwens niet veel beter, aldus Garlini. Vroeg of laat gaat het land failliet, denkt hij. ‘De Italiaanse staat heeft grote schulden, en maakt zijn burgers daarvoor medeverantwoordelijk door te beweren dat ze te veel hebben uitgegeven. Mensen voelen zich daar schuldig over, terwijl het helemaal niet klopt. De schuldenlast van de regering is enorm gestegen, omdat 23 procent van het bruto nationaal product is gebruikt om de Italiaanse banken te redden van de crisis.’

Toch wil de schrijver, hoewel zijn roman een waarschuwing bevat, niet nadrukkelijk een boodschap uitdragen. ‘Schrijven met een boodschap levert meestal geen goede literatuur op. Wat literatuur wél doet, is iemand leren zich in te leven in de gedachten en beweegredenen van anderen, andere standpunten te begrijpen, niet zozeer met je verstand, maar met je gevoel. Er zijn veel essays geschreven over het fascisme, die uitleggen waarom het slecht is. Ze appelleren aan de ratio, terwijl fictie probeert je te laten voelen wat de personages voelen, waardoor je dingen op een andere manier gaat begrijpen.’

Dat is dan ook het grote geschenk van de literatuur, zowel voor de schrijver als voor de lezer, vindt Garlini, die zelf bijna een boek per dag leest en bovendien bevlogen organisator is van een groot literair festival in zijn woonplaats Pordenone. Boeken bieden de mogelijkheid om even in andermans schoenen te staan en mee te maken wat diegene meemaakt. ‘Het schrijven en lezen van literatuur is eigenlijk één grote oefening in tolerantie.’

Alberto Garlini glimlacht. Ja, hij dicht de literatuur een hoge waarde toe, knikt hij. ‘Ik geloof echt dat als meer mensen goede romans zouden lezen, ze opener en ruimdenkender zouden worden.’

Alberto Garlini, De wet van de haat (704 p.). Vertaald door Jan van der Haar. De Bezige Bij, € 23,90.

Mijn gekozen waardering € -