Na de dichtbundel Hoor de staden en haar herinneringen aan Gerrit Kouwenaar, Een tuin in de winter, had Anna Enquist (72) behoefte aan weer ‘een lekker project’ – een roman dus. Ze schreef een vervolg op Kwartet, haar roman over vier vrienden die tijdens hun repetitie als strijkkwartet door een gevluchte crimineel worden gegijzeld. Want de avond gaat verder waar Kwartetophield. De hoofdpersonen zijn allemaal op hun manier getraumatiseerd en hebben zich verschanst, en het strijkkwartet bestaat niet meer. ‘Ik dacht steeds: hoe moeten die mensen verder?’
Hoe iemand verder moet na een groot verlies is een belangrijk thema in uw werk. Wat valt daar nog aan te ontdekken?
‘Hoe ik ook mijn best doe – of ik nou een historische roman schrijf over kapitein Cook of een opdrachtroman voor het VU-ziekenhuis zoals De verdovers–, de onderliggende thematiek komt inderdaad toch steeds op hetzelfde neer: hoe krabbelen mensen die klappen krijgen weer op? Klappen krijgen, dat overkomt iedereen in het leven. Als psychotherapeut ben ik daar al mijn hele werkzame leven mee bezig. Mensen hebben verschillende manieren om ermee om te gaan, dat zie je terug in mijn personages. Ik was benieuwd hoe het hen zou vergaan.
Jochem en Carolien, Heleen en Hugo zijn vijftigers, dus de grootste veerkracht is er misschien al uit. Ze zijn getraumatiseerd en moeten iets missen wat belangrijk voor ze was: samen musiceren. Jochem is bang geworden en door paranoia bevangen; hij bouwt zijn huis om tot een vesting. Zijn vrouw Carolien is depressief, op het apathische af. Zij doet niets meer, wil niets, en gebruikt het feit dat ze haar pink is verloren als excuus waarom ze niet meer kan werken en geen cello meer kan spelen. Hun huwelijk is hopeloos, en daarom gaat Jochem maar in zijn atelier wonen. Heleen negeert het trauma; ze wil er niets meer van weten. Van een gezellige dikke menselijke vrouw is ze veranderd in een magere dame met kort rood spriethaar, die in een sportschool werkt. En Hugo is gevlucht in zijn werk, hij is naar China gegaan om daar muziekfestivals te organiseren. Ik vind het mooi om al die verschillende manieren om met een traumatische gebeurtenis om te gaan, te beschrijven.’
Nooit bang dat lezers denken: dat weten we nu wel?
‘Nee, eigenlijk niet; mijn boeken hebben toch steeds weer een totaal andere vorm. De ene keer bevindt je je als lezer in een ziekenhuis, dan ben je weer in de achttiende eeuw op een zeilschip. Bovendien is de thematiek zo universeel – dat zal mensen denk ik eerder een gevoel van herkenning geven. Al zijn ze voor de een harder dan voor de ander, we krijgen allemáál klappen in het leven.’
De menselijke neiging is dan meestal te vluchten en gevoelens onder het tapijt te vegen. Waarom kiezen uw personages niet voor een constructievere manier om met hun verlies om te gaan?
‘Carolien voelt het verdriet, en bij haar resulteert dat in een diepe depressie. Maar de anderen verdringen het inderdaad. Vanuit mijn praktijk als psychoanalytica herken ik dat mechanisme. Als zo iemand bij mij in therapie zou komen, Hugo met zijn hyperactiviteit bijvoorbeeld, zou ik proberen bij het gevoel te komen dat daar onder verscholen ligt.’
‘Maar de mensen in dit boek gaan niet in therapie, die blijven er zelf mee zitten. Wat mij het meest verraste was de ontwikkeling van Carolien, die had ik niet bedacht. Zij krijgt het zo benauwd van haar man, die haar onder druk zet, dat ze naar Hugo in Sjanghai vlucht. Langzaam komt ze in beweging, begint ze weer te voelen, raakt ze weer enigszins geïnteresseerd in de wereld om haar heen, zelfs in muziek. De situatie wordt op de spits gedreven omdat ze de prachtige, dure cello van haar muziekleraar erft. Dat instrument fungeert als een breekijzer. Als Carolien terugkomt uit China, pakt ze de cello op om stiekem te spelen. Wanneer Jochem dat ziet, raakt hij ontroerd.’
Er zit vooral opvallend veel ergernis en woede in het boek.
‘Woede is afweer tegen verdriet en machteloosheid. Mensen die zich, net als mijn personages, in een bepaalde situatie enorm bedreigd en machteloos hebben gevoeld, kunnen daar achteraf heel kwaad van worden. Daarnaast is er natuurlijk het gemis van de vriendschap en steun die ze aan elkaar hadden. Hun woede richten ze op alles waar ze het maar op kunnen richten – en natuurlijk vooral op elkaar en zichzelf. De momenten van verdriet in het boek zijn kleine vulkaanuitbarstinkjes door dat schild van woede heen.’
Heeft u dat zo zelf ook ervaren, nadat u uw dochter Margit verloor?
‘Nee, woede is niet mijn sterkste kant. Ik heb blijkbaar minder afstand tot mijn verdriet. Ik zou zelf graag wat kwaaier willen kunnen zijn.’
Ze glimlacht. ‘Daarom was het wel héél lekker om dit zo te beschrijven.’
Wat maakte dat u een vervolg op Kwartet wilde schrijven?
‘De personages uit dat boek, met name Jochem en Carolien, lieten me niet los, en een ander idee voor een nieuwe roman had ik niet. Toevallig – en met veel plezier – had ik afgelopen jaar veel series boeken gelezen, zoals de Napels-romans van Elena Ferrante, die prachtige Old Filth-trilogie van Jane Gardam en in ons eigen taalgebied de Kessels-trilogie van P.F. Thomése. Dat bracht me op het idee dat ik een roman kon schrijven over hoofdpersonen die ik al kende.
Een vervolgroman schrijven biedt speciale uitdagingen, en daar had ik me nog niet eerder aan gewaagd. Zo moet het een zelfstandig te lezen boek zijn, maar wel voldoende informatie bevatten over het verhaal uit het voorgaande boek, en dat is best lastig. Tijdens het schrijven had ik lange tijd het gevoel dat het nergens toe leidde. Als mijn redacteur me vroeg waar het over ging, antwoordde ik: ‘Geen idéé! Mijn personages hebben alleen maar ruzie met elkaar.’ Ik zat in het hoofd van de twee hoofdpersonen, er wordt veel gedacht en inwendig gepraat in het boek, maar dat doen ze nauwelijks met elkaar – over en weer is het vooral verwijt. Hoe gaan die vier elkaar weer onder ogen komen? De oplossing kreeg ik pas toen ik me realiseerde dat er een rechtszaak moest komen waarbij ze moesten getuigen tegen die misdadiger.’
Wordt het schrijven met de jaren makkelijker?
‘In zekere zin wel. Schrijven zonder schema, dat durfde ik vroeger niet. Uit angst dat het anders niks zou worden en ik twee jaar voor niks had geïnvesteerd, deelde ik vroeger mijn romans vooraf al helemaal in scènes in. Bij Want de avond heb ik mezelf echter heel veel ruimte gegeven en wist ik absoluut niet waar het allemaal naartoe zou gaan. Ik heb nog nooit eerder zo vrij geschreven als nu.’
De roman eindigt hoopvoller dan uw eerdere boeken, of niet?
‘Ja, het is best een mooi einde, hè? De vier komen elkaar in elk geval weer onder ogen. Hoe dat verdergaat, of hun vriendschap hersteld wordt en ze weer samen gaan spelen, daar gaat het niet over. Maar in elk geval praten ze weer met elkaar. Dat slot diende zich vanzelf aan, maar ik vond het wel prettig om eens een keer een góéd einde te schrijven.’
Goed om te weten
Want de avondvan Anna Enquist is verschenen bij De Arbeiderspers, €19,99.