Apothekers met smaak

Wat is de overeenkomst tussen de voedingsgiganten Nestlé, Coca-Cola en dr. Oetker? Al die bedrijven werden in de negentiende eeuw gesticht door apothekers. Farmaceutische voedselpioniers waren bepaald geen uitzondering. Van drop tot margarine, we danken het aan apothekers.

‘Heerlijk. Verfrissend. Opwekkend. Versterkend. De nieuwe en populaire sodadrank die geneeskrachtige extracten bevat van de fantastische cocaplant en de bekende kolanoot’. De eerste advertentie voor Coca-Cola liet er in 1889 geen onduidelijkheid over bestaan: Coca-Cola was meer dan een dorstlesser, het was ook een medicijn. John S. Pemberton (1831-1888) had lang aan zijn geheime recept gewerkt. Met de uitvinding van Coca-Cola meende de apotheker uit Atlanta eindelijk een succesformule in handen te hebben. De geschiedenis zou hem meer dan gelijk geven, alleen maakte Pemberton dit zelf niet mee. Hij overleed in 1888 aan gastro-enteritis.

Wereldmerk

Gelukkig bleek zijn geesteskind bij de nieuwe eigenaar in goede handen. Met gedurfde reclamecampagnes maakte Asa Candler (1851- 1929), die eveneens apotheker was, van Coca-Cola een wereldmerk. Daarvoor moest hij wel eerst afrekenen met een mythe die hij zelf in het leven had geroepen. Zat er werkelijk cocaïne in Coca-Cola? Candler deed er geheimzinnig over. Op die manier kon het bruine drankje zijn claim op een geneeskrachtige werking behouden. Maar toen cocaïne eind 19de eeuw taboe raakte en Justitie zijn bedrijf wilde vervolgen, haalde Candler alles uit de kast om te bewijzen dat Coca-Cola gewoon een onschuldige frisdrank was. Een chemicus deed nauwkeurig onderzoek, en wat bleek: het populaire drankje bevatte inderdaad ‘een zweem’ cocaïne, maar je moest minstens tweehonderd glazen drinken om enig effect te merken. In 1906 verdween ook de laatste cocaïne uit de receptuur.

Allerlei gezondheidsdrankjes

Coca-Cola was het product van een apotheker. Hetzelfde geldt voor aartsconcurrent Pepsi-Cola, dat rond 1900 werd bedacht door de apotheker Caled Bradham uit North-Carolina. Hij voegde het enzym pepsine toe en verkocht zijn cola als kalmerend middel voor de maag. Ook Dr Pepper (1885), Royal Crown Cola (1905) en Canada Dry (1907) danken hun bestaan aan apothekers. Dat juist 19de-eeuwse apothekers zich bezighielden met commerciële gezondheidsdrankjes is niet vreemd. Het apothekersvak was weliswaar oud, maar in die tijd nog niet ver ontwikkeld. Het beroep leerde je in de praktijk, wetenschappelijke opleidingen ontstonden pas rond 1850, en het aanzien van de beroepsgroep was nog beperkt. Apothekers, schreef de Schotse moraalfilosoof en econoom Adam Smith in 1790, zijn de artsen van de armen in all times, en de artsen van rijken when the danger is not very great. In Nederland golden apothekers sinds 1804 als de ‘tweede medische stand’.

Drogisterij met bar

De 19de-eeuwse apotheek deed denken aan onze hedendaagse drogisterij. Naast geneesmiddelen waren er allerlei andere producten te koop, zoals zoete ‘medicinale’ drankjes. Ook bronwater, dat als geneeskrachtig werd beschouwd, was er verkrijgbaar.

Toen het eind 18de eeuw lukte om koolzuur aan water toe te voegen, ontstonden ook kunstmatige mineraalwaters. Een apotheker uit Pennsylvania vroeg in 1819 patent op een tafelmenger waarmee smaakjes aan mineraalwater konden worden toegevoegd. Een andere Amerikaanse apotheker ontwikkelde een spuitwatermachine met meerdere siroopkraantjes. Deze ‘soda fountain’ werd een rage in de Verenigde Staten. Apothekers voorzagen hun zaak van een bar en serveerden hippe soda drinks aan klanten, een lucratieve business. Rond 1900 waren er zo’n 50.000 soda fountains in de Verenigde Staten, en ze zouden tot ver in de 20ste eeuw populair blijven.

Erg origineel was John Pemberton met zijn drankje overigens niet. Coca-Cola was in feite een alcoholvrije variant op Vin Mariani, een in Parijs populaire mix van rode wijn en cocabladeren. Ook deze partydrug avant la lettre was trouwens het product van een apotheker.

Grootste voedingsconcern

Net als in Amerika werd er in Europa geëxperimenteerd met koolzuurhoudende limonades. Toch zouden apothekers aan deze kant van de oceaan vooral naam maken in de voeding. Experimenten met voedingsextracten die een (vermeende) geneeskrachtige werking hadden, waren van alle tijden. Dat resulteerde onder meer in drop, in 1760 bedacht door de Engelse apotheker George Dunhill (het zoetwarenbedrijf dat hij grondvestte, is nu onderdeel van de Duitse snoepfabrikant Haribo). Maar de grootste impact op de voedingsindustrie had Henri Nestlé. Met zijn uitvinding van poedermelk legde hij in 1867 de basis van een bedrijf dat nu het grootste voedingsconcern ter wereld is. Henri Nestlé (1814-1890) werd geboren als Heinrich Nestle in Frankfurt. Strikt genomen was hij geen apotheker, maar de geboren Duitser had wel een gedegen apothekersopleiding in de praktijk gehad, eerst in zijn geboortestad en daarna in Zwitserland. Waarom hij geen apotheker werd, is niet duidelijk. Misschien kwam het doordat hij in 1843 een goedlopende levensmiddelenfabriek kon kopen in de Franstalige plaats Vervey (vandaar de naamsverandering in Nestlé). De voormalige apothekersgezel maakte lampolie, likeur, rum, absint en azijn. Maar vooral maakte hij mineraalwater, waarschijnlijk was hij de eerste producent van tafellimonades in Zwitserland. Toen de markt overspoeld werd met goedkoper Duits mineraalwater stopte Nestlé met deze handel, en ging hij zich toeleggen op de ontwikkeling van vloeibaar gas voor straatverlichting.

Poedermelk tegen babysterfte

Pas rond zijn 50ste begon Nestlé te experimenteren met het product dat hem beroemd zou maken. Volgens de officiële bedrijfsgeschiedenis ontwikkelde hij een poedermelk voor baby’s om iets te kunnen doen aan de hoge babysterfte. Dat zal ten dele waar zijn. Feit is dat Nestlé deze roeping pas laat in zijn carrière vond, en nadat vele andere pogingen tot commercieel succes niet het gewenste resultaat hadden gebracht. In die tijd stierf 15 tot 25 procent van de Duitse en Zwitserse kinderen in het eerste levensjaar. Langzaam drong het besef door dat dit met slechte en verontreinigde voeding te maken had. Borstvoeding was niet populair. De meeste vrouwen werkten op het land of in de fabriek en hadden geen tijd hun kind zelf te voeden. Veel baby’s kregen een papje op basis van meel en dierlijke melk, waarvan de kwaliteit sterk kon wisselen. Op basis van experimenten lukte het Nestlé een houdbare melkpoeder te maken uit een mengsel van koemelk, meel en suiker, waaruit hij het zetmeel en zuur haalde voor een betere verteerbaarheid en houdbaarheid.

1,6 miljoen blikken

Nog maar nauwelijks had hij zijn uitvinding in 1867 klaar of er kwam iemand bij hem met een ernstig verzwakte baby die geen moedermelk of andere voeding kon verdragen. Het kind was door de artsen al opgegeven, maar overleefde dankzij de poedermelk van Nestlé. Het nieuws van dit ‘wonder’ verspreidde zich snel in Zwitserland, en de naam van het levensmiddelenfabriekje was gevestigd. Na krap een jaar exporteerde Nestlé naar de buurlanden en opende hij een kantoor in Londen.

Binnen 5 jaar verkocht hij zijn Farine Lactée Henri Nestlé in Zuid-Amerika en Australië. Toen hij zijn fabriek in 1874 van de hand deed om te gaan rentenieren, had hij 1,6 miljoen blikken poedermelk verkocht in 18 landen. Dat succes dankte hij aan zijn onmiskenbare ondernemerschap, maar zeker ook aan de kwaliteit van zijn product, dat hij met wetenschappelijke apothekermethodes had ontwikkeld.

Uitvinder van het bakpoeder

Volgens de mythe kwam Nestlé tot zijn poedermelk omdat een aantal van zijn zusjes jong (maar niet als baby) was gestorven. Eenzelfde verhaal gaat over die andere Duitse apotheker die zijn fortuin maakte in de voedingsindustrie: August Oetker, de vermeende uitvinder van bakpoeder. Misschien ging Oetker (1862-1918) inderdaad farmacie studeren vanuit het idee dat zijn overleden broer met de juiste medicijnen nog had geleefd. Maar waarschijnlijker is het dat hij, net als Henri Nestlé, vooral economische motieven had. Oetkers lievelingsoom Louis Dohme was als farmaceutisch ondernemer in Amerika zo rijk geworden dat hij elk jaar in Duitsland op vakantie kon. (Dohme’s bedrijf Sharpe & Dohme zou in de 20ste eeuw fuseren met farmacieconcern Merck, zijn naam leeft voort in de lettercombinatie MSD).

Dr. Oetker

August Oetker werd geboren in het stadje Obernkirchen, tussen Osnabrück en Hannover. Hij was een vlijtig student, en ging als tiener in de leer bij een apotheker (hij moest er dagelijks 16 km voor lopen), zette zijn studie voort in Berlijn en promoveerde in Freiburg op een onderwerp uit de plantkunde. Na 10 jaar opleiding en met een zwangere vrouw was het tijd zich te settelen. Dat deed Oetker in Bielefeld (in Noordrijn-Westfalen, een kleine 150 km vanaf de Nederlandse grens bij Hengelo), waar hij een apotheek kocht. Al snel begon hij met de ontwikkeling van een bakpoeder – Backin – dat kon worden toegevoegd aan deeg (in plaats van gist) en dat het bakken eenvoudiger maakte. Als bakkerszoon wist Oetker als geen ander waaraan huisvrouwen behoefte hadden. Volgens de website van het Oetker-concern werkte August avond aan avond en in het geheim aan zijn succesformule. Maar volgens biograaf Rüdiger Jungbluth was de bijdrage van de apotheker aan de ontwikkeling van bakpoeder minimaal. Het product bestond al jaren in Engeland en Amerika, en was als luxe-import ook te koop in Bielefeld. Dat in zijn nalatenschap nooit recepturen zijn gevonden, versterkt het idee dat Oetker op een bestaand product varieerde.

Marketingpionier

Waarin Oetker zich wél onderscheidde, was zijn marketingstrategie. Hij claimde dat zijn bakpoeder op dezelfde wetenschappelijke wijze was ontwikkeld als geneesmiddelen. Ook de naam ‘Dr. Oetker’ was slim gekozen, want die gaf vertrouwen: een academische graad maakte in die dagen nog veel indruk. Als een van de eersten deelde hij gratis proefmonsters uit en verspreidde hij recepten onder huisvrouwen. In 1895 verscheen het ‘Dr. Oetker-kookboek’, waarvan er binnen 5 jaar 200.000 verkocht werden. De ondernemer was buitengewoon inventief. Hij verpakte zijn bakpoeder niet in dozen van 250 gram, zoals de Amerikanen deden, maar in kleine zakjes van 20 gram: precies genoeg voor een pond meel. De prijs van 7 pfennig per zakje leek laag, maar gaf een flinke winstmarge. De bevolking van Duitsland groeide tijdens Oetkers leven van 41 tot 67 miljoen mensen. Het land industrialiseerde en de welvaart nam toe. De voormalige apotheker profiteerde maximaal.

Arbeidsethos

Binnen 10 jaar was Oetker een vermogend man, al deed die rijkdom geen afbreuk aan zijn arbeidsethos. De ondernemer vond dat een mens elke minuut op aarde nuttig moest besteden, en hield dit ook zijn personeel voor. Hij was de archetypische paternalistische directeur die zijn werknemers stimuleerde zich geestelijk te ontwikkelen. August Oetker behoorde tot de nieuwe elite die vond dat het steeds sterkere Duitsland zijn plek op het wereldtoneel moest opeisen, goedschiks of kwaadschiks. Te laat drong het besef door dat het land bij een oorlog niets te winnen had. Ook Oetker werd in de jaren 1914-1918 zwaar getroffen. Dat zijn onderneming steeds moeilijker aan grondstoffen kon komen, was tot daaraan toe. Maar de dood van zijn enige zoon en opvolger in de Slag bij Verdun was een klap die Oetker niet te boven kwam. Hij stierf in 1918, maar zijn bedrijf overleefde de stormachtige 20ste eeuw. In 2010 telt het niet-beursgenoteerde concern meer dan 300 ondernemingen, en wordt het vermogen van de Oetker-familie op 7,5 miljard euro geschat. Met bakpoeder verdienen de Oetkers vrijwel niets meer, met diepvriespizza’s en bier des te meer. Tot het conglomeraat behoren ook hotels en scheepswerven.

En in Nederland?

Een aantal apothekers, onder wie Willem Brocades (1778-1849), was belangrijk voor de opkomst van de chemische industrie. Maar op het gebied van voeding dringt één naam zich op: Lodewijk van der Grinten (1831-1895), de zoon van een Venlose horlogemaker. Nadat hij op zijn 17de wees was geworden, kwam Van der Grinten in huis bij de kleindochter van een bekende Venlose apotheker. De jonge Lodewijk koos zelf ook voor dit vak, schoolde zich in de praktijk en vestigde zich in 1857 in zijn geboortestad. Daar was de concurrentie echter groot. Op een bevolking van nog geen 9000 waren er zes apotheken. Met een snel uitdijend gezin – Van der Grinten en zijn vrouw kregen tien kinderen – was een bijverdienste noodzakelijk. Noord-Limburg was een sterk agrarische regio. Boeren zaten met het probleem dat hun boter in de winter te bleek was, omdat de koeien geen vers gras konden eten. Daarom werd de boter van oudsher bijgekleurd met geraspte wortel.

Boterkleursel

Toen de boterproductie in de tweede helft van de 19de eeuw begon te stijgen, ontstond er behoefte aan betere kleurmiddelen. Die werden door apothekers gemaakt, en ook Lodewijk van der Grinten legde zich toe op deze markt – naar verluidt op advies van zijn vrouw. Hij was niet de uitvinder van boterkleursel, maar had er door de hoge kwaliteit van zijn product en door zijn ondernemerschap wel het meeste succes mee. Met de komst van margarine, dat veel langer houdbaar was dan roomboter maar van zichzelf kleurloos was, kwam er nog een nieuwe, snelgroeiende afzetmarkt bij. In 1890 splitste Van der Grinten zijn onderneming in een apotheek, voortgezet door zoon Wiel, en een boterkleurselfabriek onder leiding van zoon Frans (die net als Wiel een apothekersopleiding had gehad). Onder Frans van der Grinten richtte de fabriek zich op kopieermachines en kreeg de naam Océ, maar boterkleursel werd nog tot 1970 geproduceerd. In dat jaar kocht Unilever het procédé voor zijn eigen margarines. Dat die imitatieboter een uitvinding was van een 19de-eeuwse apotheker/chemicus, de Fransman Hippolyte Mège Mouriès, zal na het voorgaande niemand verbazen.

Ook in cosmetica

Apothekers zijn niet alleen de grondleggers van toonaangevende voedingsbedrijven, ze stonden ook aan de basis van een aantal grote cosmeticaconcerns. Apotheker Carl Paul Beiersdorf kreeg in 1882 patent op gecoate pleisters, vanaf 1922 bekend onder de naam Hansaplast, en was ook de ontdekker van een chemische stof die water en olie kon binden. Aan dit laatste product, Nivea, ontleent Beiersdorf nog altijd zijn grootste bekendheid. Een andere Duitse apotheker, Hans Schwarzkopf, opende in 1898 een parfumerie waar hij vanaf 1903 zijn eigengemaakte poedershampoo verkocht. De Japanse apotheker Arinobu Fukuhara begon in 1872 een Westers georiënteerde apotheek waaruit Shiseido zou ontstaan, nu het naar omzet zevende cosmeticabedrijf ter wereld. Ook Nederland kent zijn apothekers in de cosmetica. De zeep die de Leidse apotheker Nicolaas Sanders in 1851 in zijn kelder fabriceerde, totdat zijn vrouw hem dit verbood vanwege de stank, leidde tot Royal Sanders, bekend van Melkmeisje en Odorex. Het parfummerk Boldoot vindt zijn oorsprong in de Amsterdamse apotheek van Jacobus Cornelis Boldoot (1766-1838). Chemicus Jan Keune begon vanuit zijn drogisterij in 1922 een bedrijf in shampoo, nu Keune Haircosmetics.

Bronnen:

Margreet Algera, Mens en medicijn. Geschiedenis van het geneesmiddel, 2000.

Frederick Allen, Coca-Cola, het verhaal: hoe geniale marketing en creatieve handelsgeest van Coca-Cola het bekendste product ter wereld maakte, 1994.

prof. dr. H.F.J.M van den Eerenbeemt, Van boterkleursel naar kopieersystemen. De ontstaansgeschiedenis van Océ-Van der Grinten 1877-1956, 1992.

Rüdiger Jungbluth, Die Oetkers. Geschäfte und Geheimnisse der bekanntesten Wirtschaftsdynastie Deutschlands, 2004.

Albert Pfiffner, Henri Nestlé. Von Frankfurter Apothekergehilfen zum Schweitzer Pionierunternehmer, 1995.

Gyvel Young-Witzel, Het sprankelende verhaal van Coca-Cola, 2002.

Dit artikel verscheen eerder in Arts & Auto.

Image by Klaus Dieter vom Wangenheim from Pixabay

Mijn gekozen waardering € -

Rutger Vahl (1972) is journalist en biograaf. Hij schrijft vooral over boeken, popmuziek, geschiedenis en de combinatie van die drie. Hij publiceerde ‘Cornelis Vreeswijk. De blues tussen Stockholm en IJmuiden’ (Nijgh & Van Ditmar, 2014), ‘Wally Tax. Leven en lijden van een outsider’ (Nijgh & Van Ditmar, 2015), 'Xandra Brood. Rock 'n' roll widow' (Nijgh & Van Ditmar, 2016), 'Laurie Langenbach. Brieven, dagboeken en een geheime liefde' (De Arbeiderspers, 2017) en ' Nu weet ik het zeker, ik hou van George Baker' (Nijgh & Van Ditmar, 2018). Momenteel werkt hij aan de biografie van Herman Brood.