In de grote halfopen kas van biologisch zaadbedrijf De Bolster in Epe staan tussen de veldjes met ijsbergsla, witte kool, courgettes, koolrabi, tomaten, knolselderij en wortels her en der bordjes met nummers. Gekleurde touwtjes hangen aan de gewassen. Hier wordt niet zomaar groente geteeld, hier wordt veredeld. Op zoek naar nieuwe varianten die beter bestand zijn tegen ziektes, langer houdbaar, smakelijker, makkelijker in de teelt.
Bart Vosselman, een gemoedelijke man met volle grijze haarbos en baard, haalt een eenvoudig clipje uit zijn broekzak en sluit daarmee een bloem van een courgetteplant. Het is een mannelijke bloem, vertelt hij. Door hem te sluiten voorkomt hij dat bijen er met het stuifmeel vandoor gaan en zo de veredeling in de war schoppen. ‘Morgen’, zegt hij ‘openen we de bloem en brengen we het gerijpte zaad over naar een geclipte vrouwelijke bloem.'
Verbeterd ras
Met deze gecontroleerde manier van bevruchten is het bedrijf van Vosselman, De Bolster, op zoek naar een verbeterd ras. Het proces van met de hand bevruchten, zoeken naar combinaties, noteren van de uitkomsten, is voor deze courgette al zes jaar gaande. Nog twee jaar en dan is het waarschijnlijk zover: dan komt De Bolster met een nieuw courgetteras dat makkelijker te oogsten is. Met vruchten die wat verder uit elkaar hangen dan gebruikelijk. Vosselman glundert dan ook als hij de vorderingen laat zien.
Hij wandelt van de kassen naar het in 2010 gebouwde bedrijfspand aan de andere kant van het erf en laat zien hoe het bedrijf nu alweer uit zijn voegen begint te barsten. In 2007 nam hij met zoon en een andere jonge vennoot het toen nog in Groningen gevestigde zaadteeltbedrijf De Bolster over en sindsdien verkoopt het bedrijf op grote schaal zaad aan particulieren en de professionele land- en tuinbouw binnen en buiten Nederland.
De zoete geur van venkelzaad
We lopen door de bedrijfshallen met indrukwekkende zoemende en stampende machines die de zaden voor meer dan 350 soorten groenten, kruiden, bloemen en kiemgroenten sorteren, drogen en verpakken. De hallen puilen uit van de balen en kisten. Vosselman opent een nieuwe deur waar stapels witte dichtgebonden katoenen zakken liggen met diverse gewassen. De zoete geur van venkelzaad vult de ruimte. Boven zit een van de veredelaars enthousiast een hoop getallen in te tikken op de computer. Naast haar staan grote stapels kartonnen milkshakebekers. Voor het gisten van tomaatzaadjes en de opslag van kleine porties pompoenzaad.
Op de grijze kantoorkast staan zeven kartonnen doosjes. Daarin zitten honderdduizenden zaadjes uit de veredeling, verklapt Vosselman. ‘Al bied je me 300.000 euro voor die lullige kast met die paar kartonnen doosjes dan doe ik dat nog niet. Nee zeg. Mijn ziel zit in die kast. En je ziel kun je maar één keer verkopen.’
Mijn ziel zit in die kast. En je ziel kun je maar één keer verkopen
Donkere wolk
Maar als een donkere wolk boven dit bezielde, wonderlijke staaltje van het helpen van de natuur hangt het octrooirecht.
Octrooibescherming kwam uit de Verenigde Staten overwaaien met de komst van genetische modificatie. Dure ontwikkelingen in genetisch gemodificeerde maïs, katoen of soja worden zo beschermd. Maar inmiddels doen bedrijven ook octrooiaanvragen op gewone, klassiek veredelde rassen. Of eigenlijk op planteigenschappen. Wettelijk is octrooi op gewassen niet mogelijk, maar het Europese octrooirecht laat sinds 1998, toen de EU-Biotechnologierichtlijn in werking trad, wel octrooien toe voor planteigenschappen.
In mei 2013 kreeg het chemicaliënconcern Syngenta van het Europees Octrooi Bureau (EOB) patent op klassiek veredelde rode peper met insectenresistentie en verwierf de multinational Monsanto octrooi op klassiek veredelde broccoliplanten, -zaden en ‘afgesneden broccolihoofden’.
No patents on Seeds
Er lopen aanvragen en hoger beroepszaken voor onder andere tomaat, meloen en paarse radijskiemen. Volgens de internationale actiegroep No Patents on Seeds zijn er al 1800 octrooien op planten verleend en zijn duizenden aanvragen in voorbereiding.
De aanvragen en toekenningen zorgen voor grote beroering. Dat chemieconcerns die ook in zaden handelen gesteund door grote juridische afdelingen octrooien binnenslepen, wordt als bedreigend ervaren. Door eigenschappen te patenteren kunnen ze concurrenten de pas afsnijden om met een nieuw ras te komen.
Die abstracte juridische werkelijkheid wordt in de kassen van De Bolster concreet. De afstanden (‘internodiën’ heet dat in telersjargon) tussen de nieuwe courgettes van Vosselman komen namelijk in veel gevallen overeen met die van een planttype waar Syngenta een octrooi op heeft aangevraagd. Krijgt Syngenta het octrooi toegekend dan heeft De Bolster het nakijken.
Syngenta kan zeggen: jullie hebben pech gehad
Vosselman: ‘Klassiek veredelen duurt lang. Met die courgettes ben ik nu zes jaar bezig. En dan krijg je straks opeens – boemkee – te horen dat er octrooi rust op deze langere internodiën. Het zou kunnen zijn dat ik straks niet met deze courgette op de markt kan komen. Syngenta kan zeggen: jullie hebben pech gehad. Dan kunnen we gaan bedelen om een licentie en flink gaan betalen voor een ras dat we zelf ontwikkeld hebben.’
Tienduizend euro per octrooi
Als het gaat om wat uiteindelijk op ons bord komt, geldt wie het eerst komt, het eerst maalt. Snel octrooi aanvragen op iedere vondst waarvan je denkt dat dat wat kan worden, is duur. Een octrooideskundige moet worden ingeschakeld, de kosten lopen al snel op tot tienduizend euro voor de aanvraag en daarna betaal je een jaarlijkse bijdrage.
Maar belangrijker: Vosselman is principieel tegen. ‘Ik vind het echt dramatisch dat rechters in beroepszaken volhouden dat er octrooi kan rusten op een eigenschap in een plant. Op iets wat gewoon in de natuur voorkomt dus. Daar kan en wil ik geen eigenaar van zijn.’
Dus houdt hij ook zijn grijsgroene pompoenen die veel productiever en aanzienlijk langer houdbaar zijn dan gebruikelijk nog binnenskamers. Volgend jaar heeft hij een raszuivere nieuwe pompoen, verwacht hij. ‘Dus het zou kunnen dat op de valreep een ander octrooi aanvraagt op die eigenschap.’ Hij zegt het lachend, verwacht dat het wel los zal lopen. Zelf een octrooi aanvragen op die houdbaarheid is voor hem geen optie. ‘Nooit, never!’ klinkt het plots fel.
Drogreden
Voorstanders van het octrooirecht voeren aan dat patenten belangrijk zijn voor innovatie. Alleen als de investering via patenten terug te verdienen valt, zou het lonen om nieuwe rassen te kweken. ‘Een drogreden’, vindt Vosselman. ‘Dat is gewoon niet waar. Binnen het al langer bestaande kwekersrecht is dat al prima geregeld. Je hebt tijd genoeg om je investeringen terug te verdienen. Als je ziet wat alleen al De Bolster de afgelopen jaren aan innovatieve elementen heeft kunnen uitbrengen, waar ook anderen wat aan hebben, dan is dat toch prachtig!’
Rust er octrooi op oranje, dan is één bedrijf alleenheerser over die kleur
Het kwekersrecht bestaat al heel lang en biedt bedrijven die een nieuw ras op de markt brengen de zekerheid dat zij 25 jaar lang als enige zaad en pootgoed van dat ras mogen verkopen. Het grote verschil met het octrooirecht is dat binnen het kwekersrecht veredelaars wel vrij zijn om met eigenschappen uit elkaars producten te experimenteren en zo zelf nieuwe variëteiten te ontwikkelen. Stel dat iemand een kromme oranje komkommer ontwikkelt. Dan kan een concurrent binnen het kwekersrecht met een rechte oranje komkommer op de markt komen. De blijkbaar in de natuur voorkomende kleur oranje is dan niet afgeschermd. Rust er octrooi op oranje, dan is één bedrijf alleenheerser over die kleur.
Kwekersrecht
Dat concurrerende veredelaars het zaad binnen het kwekersrecht gewoon mogen gebruiken om verder mee te kruisen en zo op termijn met andere rassen kunnen komen met vergelijkbare eigenschappen vindt Vosselman ‘prima’. ‘Je moet de maatschappij vooruithelpen.’
De Bolster ontwikkelde op die manier de afgelopen jaren al twee pompoenrassen, twee tuinboonrassen en een gecultiveerde rucola. Een tomatenras en diverse andere nieuwe rassen zijn in de eindfase van ontwikkeling.
Hoe meer de veredelaar zich in het octrooirecht verdiept, hoe bozer hij wordt. ‘Als er ergens strijd voor nodig is, dan pak ik die bijl ook op. Zeker als ik het gevoel heb dat er sprake is van onrecht.’
Meer lezen?
Een uitgebreidere versie van dit artikel is opgenomen in de bundel De laatste paling, sterke verhalen over ons eten, geschreven door Annemarie Geleijnse en Rineke van Houten. Verkrijgbaar via uitgeverij Oostenwind