‘Bij ons is het elke dag maandag’ (1/2)

China speelt een steeds grotere rol in Afrika. Maar wie zijn de Chinese arbeiders die zich uit de naad werken in de Afrikaanse hitte? Om dit uit te vinden, logeerden we een week bij Chinese wegwerkers in Oeganda.

‘Al meer dan twee jaar ben ik niet naar China terug geweest’, vertelt de in versleten spijkerbroek en trui geklede Wang Mingzhong (43). De tengere sitemanager neemt een trekje van de in zijn mondhoek bungelende sigaret en veegt met zijn mouw de zweetdruppels van zijn smalle gerimpelde gezicht. Zijn rieten hoed beschermt hem nauwelijks tegen de evenaarszon die ook om 10 uur ’s ochtends al ongenadig over de in de jungle gelegen bouwplaats schroeit. Samen met tientallen Oegandezen in blauwe overalls werkt hij aan een honderd meter hoge staalconstructie die binnen enkele weken ot een betonnen brug moet worden. Zijn lange verblijf in het Oost-Afrikaanse land vindt de timide Chinees alles behalve vreemd. ‘Natuurlijk mis ik mijn familie. Maar door mijn werk hier kan mijn zoon straks naar de universiteit.’

De snelste weg naar het vol mineralen zittende Oost-Congo

Duizenden kilometers auto- en spoorweg, honderden scholen en tientallen voetbalstadions en ziekenhuizen heeft China al in Afrika aangelegd. Deels als ‘presentjes’ voor Afrikaanse regeringen, deels omdat het land met zijn bodemprijzen vrijwel elke openbare aanbesteding wint. Ook het Chinese staatsbedrijf Cico bouwt er driftig op los; in Egypte, Soedan, Tanzania en hier in het groene Rwenzori gebergte in West-Oeganda. Sinds maart 2010 legt het er een asfaltweg, inclusief bruggen, aan naar de grens met de Democratische Republiek Congo. Het wordt vanuit de hoofdstad Kampala de snelste weg naar Oost-Congo, dat barst van de mineralen. 

De ruim zeventig Chinese werknemers hier verblijven in kampen die zijn opgetrokken uit triplex en golfplaten; een perfect voorbeeld van Chinese discipline, zelfopoffering en het talent om de kosten zo laag mogelijk te houden. Zo telen hun eigen groenten; in betonnen hokken worden varkens, eenden en kippen vetgemest. De arbeiders slapen in gehorige ruimten zonder ramen. Na het werk zitten ze op hun gammele bedden zonder matras te pokeren, met hun onderbroeken al bungelend aan waslijnen boven hun hoofd. Stipt om 6 uur ’s ochtends worden ze door een bel uit bed gerinkeld, en dat zeven dagen in de week. Ze werken van zonsopgang tot zonsondergang, alleen met Chinees nieuwjaar en kerst hebben ze een dagje vrij. 

Het corrupte Oegandese justitieel apparaat 

‘Bij ons is het elke dag maandag’, grinnikt de 25-jarige Yu Tiejun. Hij wijt de lange werkweek aan de keiharde deadline. ‘En vrije weekenden zouden het project ook duurder maken’, zegt de slungelige, ingenieur met snorretje, bril en naar voren vallend steil haar. Het leven in Oeganda valt hem zwaar, geeft hij toe. ‘Natuurlijk is het heftig om zeven dagen per week te werken, ik heb al een paar keer malaria gehad, kan nauwelijks slapen door het gesnurk van mijn collega’s, en ik voel me niet veilig.’ Het laatste komt door een recente kennismaking met het corrupte Oegandese justitieel apparaat. Oegandezen stalen 2000 dollar en een laptop uit één van de kamers. Een dag nadat de Chinezen de daders aan de politie hadden overgedragen, waren ze spoorloos verdwenen. ‘Zogenaamd ontsnapt’, verzucht de ingenieur. ‘Als ze zich willen wreken, kunnen ze ons hier zo aanvallen.’

Werken in Afrika geeft jonge pas afgestudeerde Chinezen zoals Tiejun echter een mooi carrière perspectief. ‘Door de toenemende concurrentie is het tegenwoordig ontzettend moeilijk om in China direct na je afstuderen een goede baan te vinden op jouw opleidingsniveau’, vertelt de ingenieur, die in Oeganda verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de aangelegde weg en als 25-jarige al ervaring opdoet met leidinggeven aan een groot team. In Afrika liggen de (Chinese) salarissen ook een stuk hoger. Bovendien hebben de Chinezen geen kosten en krijgen ze hun hele loon pas aan het eind van hun tweejarige contract uitbetaald, op 100 dollar maandelijks zakgeld na. ‘Daardoor kunnen we in korte tijd veel geld sparen om bijvoorbeeld een huis in China te kopen, wat door de waanzinnig stijgende huizenprijzen niet vanzelfsprekend is.’

Drie keer per dag kookt een uit China afkomstige kok

Tiejun komt uit Shanghai, maar de meeste werknemers komen uit Chongqing, een stadsprovincie in het zuidwesten van China – waar het bedrijf Cico ook vandaan komt. Chinese bedrijven geven er vrijwel altijd de voorkeur aan hun personeel uit één regio te halen, zodat iedereen hetzelfde dialect spreekt, maar ook omdat werknemers zo makkelijker onder de duim te houden zijn. Misdraag je je in Afrika, dan bereikt dat nieuws snel genoeg je geboortestreek, en geen enkele Chinees wil thuis te boek staan als een luierik of dief.

Dan rinkelt de bel. Het is 8 uur ’s avonds en de Chinezen haasten zich naar de van golfplaten getimmerde kantine, waar ze zich storten op schalen vol gemarineerd vlees, in knoflook gebakken Chinese kool, pompoen, champignons en viskoppensoep. Slurpend werken ze de Chinese lekkernijen met stokjes naar binnen, drie keer per dag bereid door een uit China afkomstige chefkok. ’s Middags wordt het eten in metalen bakjes bij de Chinese wegwerkers langsgebracht, terwijl de Afrikaanse arbeiders elke dag uit emmers geschepte bonen met maïspap krijgen. 

Uit volle borst meezingen met de karaoke

Na het avondeten is het tijd voor een potje mahjong, een Chinees bordspel waarvan de arbeiders lachend de stenen met een klap op de speltafel slaan. In de weekenden zingen de Chinezen uit volle borst mee met de in één van de kantoren staande karaoke-installatie. In de omringende dorpen komen ze zelden. ‘Wat moeten we daar?’, is het veel gehoorde antwoord van de Chinese arbeiders, die totaal geen behoefte lijken te hebben aan contact met de plaatselijke bevolking. ‘Wanneer zouden we ook moeten gaan? We werken zeven dagen per week.’ 

De Chinese aanwezigheid leidt in sommige Afrikaanse landen tot frictie, blijkt uit een verhaal van constructiemanager Huang Jie, die al twaalf jaar voor Cico werkt. De 59-jarige Chinees met zwarte stekeltjes en kleine lachrimpeltjes werkte eerder in Soedan. Vier jaar geleden schoten soldaten daar de varkens van Cico dood, ze dwongen de werknemers de kadavers met hun machines te begraven en eisten zelfs een vergoeding voor de gebruikte kogels. De in wit hemd aan tafel zittende manager  kan er om lachen. ‘Dat zijn nu eenmaal de regels van een islamitisch land. En we moeten de relatie met een regering goed houden.’ Maar de Chinezen bleven wel lekker illegaal alcohol stoken, grinnikt hij. ‘Af en toe rook het leger dat, maar ze hebben ons nooit gepakt.’

Goede relatie met de Afrikaanse autoriteiten 

Het onderhouden van goede relaties – in het Chinees bekend als ‘guanxi’ – is een heel belangrijke factor in het succes van Chinese bedrijven in Afrika. ‘Als je geen goede relaties onderhoudt met de Afrikaanse autoriteiten, dan zullen ze het je erg moeilijk maken’, glimlacht ingenieur Tiejun. Hij vertelt dat Cico in Oeganda regelmatig langsgaat bij politici, weleens een gebouw optrekt ter gelegenheid van een, ‘kleine presentjes’ geeft, en aan het leger gratis water uitdeelt als het in de buurt komt trainen. Maar dat beschouwt Tiejun niet als corruptie. ‘We geven nooit geld. Wel nodigen we hoge ambtenaren uit voor een etentje, vergoeden we hun benzine, of lenen we auto’s aan hen uit.’

Om te bewijzen hoe goed de relaties met de lokale autoriteiten zijn, nemen manager Huang en ingenieur Tiejun ons mee naar de grens met Congo, waar Cico bijna klaar is met een brug over de grensrivier. Even zwaaien en lief lachen naar de grensbeambten en de Chinezen mogen zonder enige stempel of controle doorrijden. Na een kleine doorwading, rijden we Congo binnen waar een grensbeambte de heren met open armen ontvangt. ‘We trekken de weg hier gratis, weliswaar onverhard, nog veertig meter door’, vertelt Huang. ‘We onderhandelen ondertussen met de Congolese autoriteiten of ze willen betalen om de weg te asfalteren.’ Wanneer op de terugweg één van de Oegandese douaniers toch wat begint te sputteren, herinnert Tiejun hem er fijntjes aan wie binnenkort het douanekantoor van twee verdiepingen komt bouwen. ‘Of willen jullie dat dit vertraging oploopt’, vraagt hij opeens met serieuze blik. Terug in de auto gieren de twee Chinezen het uit, duidelijk genietend van hun machtspositie.

‘Ze stelen alles wat los en vast zit’

Met de Oegandese arbeiders lijkt de relatie minder goed. Zo passeren we op de terugweg een potige Chinees die een foto maakt van een Oegandees die voor een wals twee flessen brandstof vasthoudt. De lokale werknemer is betrapt op het stelen van diesel, iets wat veelvuldig blijkt voor te komen. ‘Ze stelen alles wat los en vast zit; diesel, accu’s, banden’, moppert de Chinees die Cico’s beveiligingsofficier blijkt te zijn en de foto als bewijsstuk maakt. ‘De diesel tappen ze vaak al rijdend af, zodat onze opzichters het niet merken.’ De stelende medewerkers worden niet direct ontslagen, omdat het teveel tijd kost om nieuw personeel te vinden. Wel wordt hun maandelijks bonus van tussen de 15.000 en 250.000 Oegandese shilling (tussen de 4,30 en 72 euro, afhankelijk van hun functie) ingehouden. 

Op hun beurt klagen de Oegandezen dat ze zeven dagen per week moeten werken, veel te weinig verdienen, bij ziekte moeten doorwerken of anders niet betaald krijgen. ‘Dolgraag zou ik ergens anders werken, maar het is dit of niets’, verzucht Robert Sunday terwijl van onder zijn oranje bouwhelm het zweet in stroompjes over zijn donkere gezicht loopt. De ongeschoolde bouwvakker die midden in de jungle meebouwt aan de staalconstructie die een grote betonnen brug moet worden verdient per dag 6500 shilling (1,87 euro) en krijgt maandelijks een bonus van 15.000 shilling (4,30 euro) als hij alle dagen aanwezig is.

Oegandezen besturen bulldozers, graafmachines en graders

Volgens Huang zijn de salarissen helemaal niet zo laag en werden ze vastgesteld in samenspraak met het Oegandese Arbeidsbureau. ‘We hebben gekeken hoeveel een Oegandees nodig heeft om rond te komen en houden ons keurig aan de Oegandese wet.’ Dat laatste is echter een wassen neus. Oeganda heeft nog altijd geen minimumloon en geen regels over vergoeding tijdens ziekte. Hoewel laag, zijn de door Cico betaalde salarissen echter niet vreemd in het Oost-Afrikaanse land. Maar een uitzondering zijn zulke lonen hier niet, door de enorme bevolkingsgroei en de daaruit voortvloeiende werkloosheid.

(Vervolg verhaal in deel 2)

2015 © CompassMedia

Mijn gekozen waardering € -

Andrea Dijkstra is freelance journalist en cultureel antropoloog. Met fotograafΠJeroen van Loon trekt ze sinds juni 2011 voor onbepaalde tijd per auto door Afrika, waar ze schrijft over de achtergronden van oorlog, corruptie en deΠontwikkelingssector en ook over opkomende economieen, jonge creatievelingen en haar persoonlijke ervaringen.