Biologische fruittelers vechten niet tegen natuur, maar tegen overheid

Een hectare levert weliswaar wat minder kilo’s, maar de appels brengen meer op, ervaart de eerste biologische appelteler van Vlaanderen. Volgens Danny Billens is niet de natuur de beperkende factor, maar de overheid.

Vijf tot zes hectare fruit is genoeg voor een inkomen, meent Danny Billens Billens uit Oetingen, in het Vlaamse licht glooiende Pajottenland. Zelf heeft hij er bijna negen: Zesenhalve hectare appels, een hectare peren en een halve hectare pruimen en kersen.

Je moet in niet alleen voor de supermarkt willen produceren, vindt hij. De afzet dien je zo veel mogelijk zelf te regelen. Dat geldt vooral voor de tweede kwaliteit. ‘Appels met een vlekje verkoop ik in het seizoen tegen 70 cent per kilo. Half zo duur als de eerste kwaliteit, maar nog steeds een mooie prijs voor mij.’

Van de mindere appels maakt hij appelsap. Zo verkoopt hij zijn fruit via voedselpakketten en een biomarkt, maar vooral in zijn eigen winkel, met een uitgebreid gamma bioproducten en een bakkerij van zijn dochter.

Billens was de eerste in Vlaanderen die zich professioneel met biologische appelteelt bezighield. Dat is nu dertig jaar geleden. Inmiddels is hij het levende bewijs van de mogelijkheid zonder chemische pesticiden appels te telen. En er zelfs meer mee te verdienen dan met gangbare appels.

Netelgier

En het is ook niet zo dat het slechts voor een enkeling is weggelegd. De markt is gigantisch, ervaart de fruitteler. Voor afzet hoeft een fruitteler die omschakelt naar biologisch dus niet te vrezen. ‘We hebben er moeite mee om jaarrond voldoende te leveren’, vertelt Billens.

Biologische fruittelers zijn er dus bij gebaat als de totale appelproductie omhoog gaat. Omdat concurrentie ontbreekt, wisselen Vlaamse en Nederlandse fruittelers onderling graag informatie uit. Dit maakt de biologische fruitteelt een zeer innovatieve sector. Met een uitgebreid aanbod van alternatieve bestrijdingsmiddelen, -technieken en methoden om ziekten en plagen in de hand te houden.

De grootste beperkende factor is de wetgeving, stelt Billens. ‘Als ik bijvoorbeeld een netelgier wil maken om luizen te bestrijden, dan mag dat niet. Volgens de wet mag ik enkel middelen gebruiken die in de handel zijn en een officiële toelating hebben.’ En dat is per land verschillend. ‘We hebben een Europese Unie met één voedselagentschap, toch hanteert elk land z’n eigen regels.’

Twintig jaar terug was die wetgeving minder streng. Toen maakte Billens regelmatig netelgier tegen luizen. Of een thee van Heermoes. Dat kruid bevat van nature veel silicium, wat de algehele immuniteit van de plant versterkt, zodat het minder snel vatbaar is voor ziektes.

Californische Pap

Dit soort middeltjes gebruikt hij vrijwel niet meer, vanwege de strenge regelgeving. Ook Quassia is niet meer toegestaan: een extract van bitterhout. Werkt erg goed tegen de zaagwesp, weet Billens, maar ook tegen luizen en andere insecten.

En dat is meteen een groot nadeel. Als biologische fruitteler wil je juist zo weinig mogelijk dieren doden. Een breedwerkend middel doodt immers ook natuurlijke vijanden. En dat is ook het probleem van de meeste middelen die de afgelopen decennia in de handel zijn gekomen: ze werken wel, maar meestal te breed.

In de biologische sector zijn nog steeds middelen toegestaan die weliswaar niet chemisch zijn, maar toch een zware wissel kunnen trekken op het milieu. Kopersulfaat bijvoorbeeld. Tegen meeldauw, maar vooral tegen schurft. Het grootste probleem in appels, waar nauwelijks alternatieven voor zijn. Ook Billens gebruikt dit, maar alleen in het voorjaar, om de ziektes voor te zijn. En in een dosis die tien keer lager ligt dan die op de verpakking staat.

‘Voor de gangbare sector is het heel normaal om drie tot vijf kilo te gebruiken, zoals de verpakking aangeeft. Wij gebruiken maximaal 500 gram per hectare.’ In België is het nog toegestaan, in Nederland mag het alleen worden gebruikt als sporenelement. ‘Maar dat ziet de plant natuurlijk niet.’

Het gaat in Nederland dan echter wel om de hoeveelheden die hij gebruikt als bemesting. En dat het als sporenelement wordt ingezet, is volgens hem wel logisch. ‘Als je hier later in het seizoen grondmonsters gaat nemen, vind je echt geen normoverschrijdingen. Dat wil zeggen dat de boom het gebruikt. Hij heeft het nodig.’

Alternatieven zijn er ook nauwelijks. In België is stuifzwavel nog toegestaan, gecombineerd met ongebluste kalk. Californische Pap, noemt Billens het. Vroeger maakte hij dat nog zelf, tegenwoordig is het in de handel. ‘Een schoon product’, vindt hij. ‘Want het breekt af tot kalk en daarmee is het meteen ook een bemesting.’ Tussen half maart en half juni mag dit worden gebruikt, wat voldoende is om schurft en meeldauw onder controle te houden.

Resistentie

Een resistent ras is het allerbeste, maar dat blijft een utopie, weet Billens. Vooral als het gaat om de grote markt. ‘De handel en vooral de supermarkt, wil toch de gebruikelijke rassen.’ In Nederland willen ze Elstar, in België Jonagold.

De kanalen waar biologische tuinders het van moeten hebben: de thuisverkoop en de boerenmarkt, bieden wat dat betreft veel meer mogelijkheden. ‘Er is jaren geëxperimenteerd met robuustere rassen. En soms zit er wel een goeie tussen. Een echte smakelijke die veel minder vatbaar is.’

Echt resistent is een plant nooit. ‘Er zijn rassen die tien keer minder last geven. En dat is veel winst.’ Maar resistentie is nooit blijvend. In gentechnologie gelooft hij daarom ook niet. ‘Je kunt de natuur niet manipuleren. Ziektekiemen, vooral schimmels, muteren zich en weten de resistentie vroeg of laat te doorbreken.’

Van de ene op de andere dag zie je dat de resistentie is overwonnen, vertelt Billens. ‘Dan zit de boomgaard ineens onder de meeldauw. Of de schurft.’ Het is daarom dat hij een eigen weerstation heeft. ‘Zo kan ik meten of er een grote infectiedruk aankomt. Dan kan ik precies op het juiste moment maatregelen nemen.’

Neemboom

De appelteler houdt van leven in de boomgaard. Momenteel zijn er nogal wat groene luizen te vinden in de appelbomen. In tegenstelling tot veel andere luizen is deze vrijwel schadeloos. Het geeft alleen wat uiterlijke schade. ‘Hier en daar zie je het blad krullen.’

Sterker nog: Billens ziet ze graag. Luizen bouwen immers de populatie natuurlijke vijanden op. ‘De tafel is als het ware gedekt.’ Kortom: veel groene luizen betekent veel oorwormen en lieveheersbeestjes zodat bijvoorbeeld de roze appelluis onder controle blijft.

Die roze appelluis kan een serieus probleem worden. Ze richten schade aan de boom aan; ze scheiden een entstof af die verhindert dat bomen uitgroeien en die de groei van de appel verhindert. Mocht die roze appelluis toch problematisch worden, dan zet de appelteler Neem Azal in. Een middel afkomstig van de Neemboom. Dat werkt enkel en alleen tegen roze appelluis.

Strobuiltjes

Dat middel gebruikt hij alleen indien nodig en uitsluitend aan het begin van het seizoen. Later kunnen lieveheersbeestjes en oorwormen het wel aan. Die dieren zijn altijd aanwezig in een biologische boomgaard.

Vroeger, toen Billens de biologische boomgaard nog aan het opbouwen was, wilde hij nog wel oorwormen lokken met strobuiltjes: een bosje stro in een potje waar de oorwormen in kunnen schuilen. ‘Voordeel is dat je met die builtjes de oorwormen kunt verplaatsen. Als er ergens oorwormen nodig zijn, hang je het builtje daar gewoon op.’

In die beginperiode zijn er op zijn bedrijf ook wel proeven gedaan met sluipwespen en gaasvliegen. ‘Maar die laten zich niet uitzetten. In een kas is dat wel te doen, maar in de open lucht vliegen ze alle kanten uit.’ Tegenwoordig zijn die uit zichzelf aanwezig in de boomgaard.

Woelmuizen

‘Gaasvliegen leven in de eerste plaats van stuifmeel. Dus moet je zorgen dat er bloemen zijn.’ Maar ook die groeien er vanzelf. Aan de randen zaait hij weidemengsels in, tussen de boomgaard laat hij paardenbloemen, madeliefjes, boterbloemen en knopkruid bloeien.

Onkruiden zijn voor hem nauwelijks een probleem. Ja, wortelonkruiden als brandnetel, distel of zuring doet hij uit met de schop. De bomenstrook houdt hij vrij met schoffelen. Dat vergt wel wat arbeid, maar het is de beste oplossing. Worteldoek heeft hij geprobeerd, maar daar verschuilen de woelmuizen zich onder. Roofdieren krijgen dan geen enkele kans, zodat de muizen een plaag worden.

Maar tussen de rijen laat hij de kleinere onkruiden altijd bloeien. Maaien doet hij om de andere rij. Pas als in het gemaaide gras weer bloempjes bloeien, maait hij de andere rijen.

Minder kilo’s

Leven in de boomgaard is van essentieel belang voor het ecosysteem en voor een gezonde populatie natuurlijke vijanden. Enige concurrentie door het onkruid is iets wat je als biologisch ondernemer voor lief moet nemen. Je moet tevreden zijn met wat een boomgaard oplevert, het onderste uit de kan kun je nooit krijgen. Dan gaat het fout, weet Billens uit ervaring.

‘Als de prijzen omlaag gaan, ben je soms wel eens geneigd om teveel van een boomgaard te vragen. ‘ Het is vrij eenvoudig: Meer bemesten levert meer appels per hectare op. Maar je krijgt dan geheid problemen. Met kanker, met bewaarziekten, met luizen… ‘En van het een komt het ander.’

Als biologisch tuinder moet je minder kilo’s per hectare voor lief nemen en profiteren van de hogere prijs voor je product, en van de lagere kosten voor bemesting en vooral voor gewasbeschermingsmiddelen. En met een beetje slim ondernemerschap valt er uit een relatief kleine boomgaard toch een goed inkomen te halen.

© Marc van der Sterren

Dit artikel is een ingekorte en bewerkte versie van een interview dat onderdeel uitmaakt van ‘How Ecological Solutions can Bloom’, het tweede deel van een rapport van Greenpeace over de alternatieven voor chemische bestrijding in appels
Bewerkingen verschenen ook in het Duits op de website N21 en in het Nederlands in de printeditie van het vakblad Groenten & Fruit.

Over Marc van der Sterren

Check Farming Africa voor nieuws over landbouw in Afrika, een initiatief van journalist Marc van der Sterren. Neem een abonnement op zijn artikelen in TPO Magazine en volg @Farming_Africa voor updates.

Mijn gekozen waardering € -

Marc van der Sterren is freelance journalist en blogger. Hij schrijft, fotografeert en maakt radio en tv. Hij is breed geïnteresseerd, met landbouw, natuur en milieu als specialisatie. Hij is de enige agrarisch journalist van Nederland met als specialisatie Afrika. Maar ook is hij ingevoerd in de lokale berichtgeving over politiek-maatschappelijke ontwikkelingen. Zoals de jeugdzorg.