Blijft 225-jarige Koninklijke Bibliotheek papieren boeken archiveren?

In november 2023 bestaat de Koninklijke Bibliotheek 225 jaar. Het is de Nationale Bibliotheek van Nederland, waar in principe elk in Nederland uitgebracht boek en veel andere publicaties bewaard worden. De Koninklijke Bibliotheek (KB) vormt een essentieel deel van het nationale geheugen. Omdat de stroom aan publicaties, zowel op papier als digitaal blijft toenemen, ziet de KB zich genoodzaakt keuzes te maken. Niet tot ieders vreugd. Wat is er aan de hand?

[uitgebreid met antwoord van de British Library, 17-10-2023]

Vóór een antwoord te geven op die vraag, eerst een korte historische uitleg: “Op 8 november 1798, nam de Tweede Kamer van het Verteegenwoordigend Lichaam des Bataafschen Volks het besluit de verzameling van de drie jaar tevoren gevluchte stadhouder Willem V te nationaliseren en er een ‘Nationale Bibliotheek’ van te maken. Het ging om zo’n zesduizend titels”, aldus Roelof van Gelder in het NRC Handelsblad, 28 augustus 1998 (€).

De oprichting van de Nationale Bibliotheek was naast het sensibiliseren van bloeddorstige Friezen bij het Kollumer Oproer (1797), het verslaan van de Brits-Russische invasiemacht in Noord-Holland (1799) en het opstellen van de eerste Nederlandse Grondwet (“De staatsregeling voor het Bataafsche Volk, 1 mei 1798) een van de zegeningen die de eerste echte democraten van Nederland aan ons onnozel volk hebben nagelaten.

Konijn-koning-zetbaas

Helaas lijfde Napoleon Bonaparte de Bataafse Republiek in, doopte het toenmalige grondgebied om tot Koninkrijk Holland en stelde in zijn dictatoriale almacht zijn broer Lodewijk Napoleon, die zichzelf “konijn” noemde, aan als koning-zetbaas. Als zodanig doopte hij de Nationale Bibliotheek om tot “Koninklijke Bibliotheek.”

Na het vertrek van de Fransen bleef die naam gehandhaafd. Van Gelder: “De KB onderscheidde zich in de negentiende eeuw noch in behoudzucht noch in vernieuwingsdrift van andere nationale bibliotheken. “Pas met de benoeming in 1895 van de als megalomaan gekenschetste bibliothecaris W.G.C. Byvanck werd er ‘een steen in de stille vijver’ geworpen. Tijdens zijn bibliothecarisschap, dat tot 1921 duurde, heeft deze dynamische, veel publicerende en ambitieuze man talloze vernieuwingen aangebracht. Er werd een moderne leeszaal gebouwd, die ook ’s avonds open was, en omdat het aantal bezoekers en het aantal boeken toenam werd het budget verhoogd en het personeel uitgebreid. Byvanck probeerde ook de KB een eigen identiteit te geven, dat wil zeggen een eigen taakomschrijving, die tot dan toe vrij diffuus was.”

Taken en plichten

Er bestaat één wezenlijk verschil tussen de KB en veel andere Nationale Bibliotheken: hoewel de KB van de overheid de taak heeft gekregen (in 1974!) om – kort door de bocht – alle Nederlandse publicaties te bewaren, zijn uitgevers niet verplicht een exemplaar van de door hun uitgegeven werken aan de KB te geven.

In veel andere landen bestaat die plicht, bekend als depotplicht, wél. Zoals in Begië. Op de site van de Belgische Nationale Bibliotheek KBR staat uitgelegd wat dat inhoudt: “Alle Belgische uitgevers, met inbegrip van de mede-uitgevers, drukkers/uitgevers en auteurs die zelf hun werken uitgeven (‘in eigen beheer’)” zijn verplicht “2 exemplaren van hun niet-periodieke publicaties, boeken en brochures te deponeren”. Voor kranten en tijdschriften bestaat die plicht ook, maar hoeft slechts één exemplaar ingeleverd te worden.

In veel andere landen bestaat die plicht ook. Die naar aller waarschijnlijkheid niet is ingevoerd om een nationaal geheugen te vormen, maar eerder om van staatswege uit te kunnen controleren wat er allemaal in drukvorm verscheen en – als het de goedkeuring van de censuur had – daar belasting over te heffen. Een vorm van repressie dus.

Die aan de uitgevers opgelegde depotplicht en aan de Nationale Bibliotheken opgelegde bewaarplicht zorgt evenwel voor grote problemen: er is vanaf het midden van de 19de eeuw, door de industrialisatie en de bevolkingsaanwas, een gigantische toename in het aantal publicaties. Die dus in veel landen allemaal gearchiveerd moeten worden. En dat is een kostbare zaak.

Alarmbel in Engeland, 1994

Dat bracht al in 1994 de British Library, de Engelse Nationale Bibliotheek, er toe om aan de alarmbel te trekken, Dick Wittenberg berichtte daarover in het NRC Handelsblad: “ De British Library ziet zich gedwongen om een einde te maken aan een traditie die teruggaat tot 1662. De bibliotheek ontfermt zich sinds dat jaar over elk boek, elk tijdschrift, elk dagblad, dat in Groot-Brittannië en Ierland gedrukt wordt. Dat is zelfs een wettelijke plicht geworden. Maar de British Library kan de stroom niet meer verwerken. De bibliotheek heeft de Britse regering gevraagd de verzamelplicht te versoepelen zodat ze bij de opslag selectiever te werk kan gaan.”

De persafdeling van de British Library (BL) bericht ons dat de verplichte deponering wettelijk geregeld is sinds 1662 (het is dus géén traditie), en dat uitgevers nog steeds verplicht zijn één exemplaar van elk werk dat ze in het Verenigd Koninkrijk uitbrengen aan de BL te sturen. Sinds 2013 vallen ook digitale publicaties onder de depotplicht.

Nederland

In Nederland bestaat dus noch een depot- noch een bewaarplicht. Wel probeert de KB vanaf 1974 van iedere publicatie (boek, tijdschrift en krant) die in Nederland verschijnt één exemplaar te verzamelen. Sinds de jaren 90 van de 20ste eeuw verzamelt de KB ook digitale Nederlandse publicaties, en vanaf circa 2005 ook zelfs websites.

Uitgevers deponeren derhalve hun werken bij de KB op vrijwillige basis. Dit betekent dat zuinige uitgevers, onder het excuus van “we zijn uitgevers en geen weggevers” óf soms óf structureel geen boeken naar de KB sturen. Dat, gekoppeld aan het beleid van de KB van vóór 1974, brengt met zich mee dat het Nederlandse nationale geheugen wat betreft drukwerk een onbekend aantal hiaten bevat.

Ik vond het daarom niet vreemd toen ik onlangs in de KB-catalogus de debuutbundel van Babs Gons opzocht en zag dat daar alleen een digitale versie van aanwezig was. “Het zal wel misplaatste zuinigheid van de uitgever zijn”, dacht ik, en wijdde er een kort grappig bedoeld stukje op mijn Facebook-account aan.

Facebook-reacties

Maar in tegenstelling tot de door mij verwachte lacherige reacties verschenen daar vervolgens vooral bijdragen van verontruste mensen. Zoals van Bram Oostveenlid van de aan het Huygensinstituut verbonden onderzoeksgroep “Digitale Edities. Hij schreef: “Het is mijns inziens niet grappig en het zit ook net iets anders. Lees deContentstrategie [pdf] van de KB (…): ‘we nemen alleen nog fysieke exemplaren in onze collectie op als er geen digitale verschijningsvorm beschikbaar is. In de praktijk betekent dit bijvoorbeeld dat waar mogelijk van een nieuwe Nederlandse roman alleen het e-boek wordt opgenomen, niet meer het papieren exemplaar.’”

Een ander die reageerde was Bertram Mourits, hoofd collecties van het Literatuurmuseum. Hij merkte onder meer op: “Het is verschrikkelijk – Kiki Coumans heeft zich er ook al druk om gemaakt.”

En inderdaad, op X (voorheen Twitter) vond ik een bericht dat Kiki Coumans (vertaler van Franse literatuur, poëzierecensent en redacteur van tijdschrift Awater) op 8 juni 2022 had geplaatst: “Alles van waarde is weerloos: de KB gaat digitaal. Boeken waarvan een e-book bestaat, worden NIET meer in de collectie opgenomen. Een verbijsterend verlies. Het instituut dat bij uitstek voor ze zou moeten zorgen, onze Koninklijke Bibliotheek, geeft niet om boeken.”

Bij KB gedeponeerde vragen

Alle aanleiding om enkele vragen over bovenstaande te deponeren bij de KB, die antwoordde bij monde van Jasper Faase, projectmanager innovatieve projecten en “teamleider uitgeversrelaties (ai).

Reporters Online (RO): Wanneer is het door Bram Oostveen gesignaleerde document “Contentstrategie. Wat zijn de plannen” precies verschenen?

Jasper Faase: “In 2020. Met het nieuwe collectieplan zijn we aan de slag. Dat willen we nog dit jaar publiceren.”

RO: Over het louter opnemen van fysieke exemplaren in de KB- collectie op als er geen digitale verschijningsvorm beschikbaar is. Komt dit voort uit bezuinigingsoverwegingen, of ligt hier iets anders aan ten grondslag. Indien het laatste: wat?

Faase: “Nee. Dit is geen bezuiniging. Het publicatielandschap is radicaal veranderd de afgelopen decennia. Waar mensen vroeger afhankelijk waren van een uitgever om te publiceren, kan anno 2023 iedereen via blogs, websites, self-publishing platforms en social media zijn of haar mening of gedachtengoed publiceren. Met in potentie een veel groter bereik dan op papier mogelijk is. Maar ook is publiceren veel meer dan vroeger een vluchtig proces: want wat vandaag online staat, kan morgen alweer verdwenen zijn.

Deze ontwikkelingen stellen nationale bibliotheken wereldwijd voor nieuwe vragen: welke keuzes maken we als het gaat om het verzamelen en duurzaam toegankelijk maken van wat we publiceren? Hoe leggen we in een tijd waarin publiceren een vloeibaar proces is geworden een collectie vast voor toekomstige en de huidige generaties, die representatief is voor onze tijd?”

Volgen van de publicatiecultuur

RO: Inderdaad, hoe?

Faase: “Wij kiezen er bewust voor om in te zetten op het volgen van de publicatiecultuur in Nederland. Dit betekent ook direct dat we breed te kijken naar wat we verstaan onder de noemer publicatie. Dat is niet per se een boek maar kan ook een website zijn of een online artikel, een tweet of blog. Deze verbreding van wat we als publicatie beschouwen is noodzakelijk om een representatieve afspiegeling te kunnen zijn van de publicatiecultuur van onze tijd waarin we online meer publiceren dan ooit op papier het geval was. Tegelijkertijd stelt zo’n algemene definitie ons ook voor de noodzaak om scherpe keuzes te maken in wat we wel en wat we niet doen.

De afgelopen jaren heeft de KB beleid gevoerd waarbij we afspraken hebben gemaakt over automatisering van de aanlevering van zowel fysieke als digitale boeken. Deze afspraken zijn gebaseerd op het principe dat we alleen nog een papieren boek ontvangen als we nog geen digitaal exemplaar geleverd hebben gekregen. We doen dit omdat we liever één verschijningsvorm ontvangen van veel verschillende publicaties dan dat we meerdere verschijningsvormingen ontvangen van veel minder publicaties want er zitten grenzen aan wat we kunnen verwerken.”

Uitzonderingen

RO: Geldt dat voor alles?

Faase: “Op deze regel maken wij overigens wel uitzonderingen voor kinderboeken, kunstboeken, poëzie én voor alle publicaties die vallen onder de bijzondere collecties.

RO: Diverse onderzoekers berichtten dat een onbekend aantal e-boeken / pdf’s niet integraal geraadpleegd kunnen worden in het fysieke KB-gebouw. Klopt dit?

Faase: “We mogen ook digitale titels vanuit de afspraken, net als papieren publicaties, gewoon beschikbaar stellen op onze studiezaal. Maar wel op zo’n manier beveiligd dat de e-boeken, die vaak nog verkocht worden, niet verspreid kunnen worden vanuit onze leeszaal. Technisch moet deze beveiliging nog ingericht worden. Hiervoor is inmiddels een project gestart omdat we voorzien dat we geleidelijk meer vraag gaan krijgen als steeds meer titels uit de handel raken. Pas als dat project is afgerond, kunnen de boeken beschikbaar gesteld worden.”

Duurzaamheid

RO: Hoe duurzaam raadpleegbaar zijn door uitgevers aangeleverde e-boeken, als ze niet in pdf-vorm uitgebracht zijn? Is er enige garantie dat de software die daarvoor nodig is over 10, 20 of 100 jaar nog werkt?

Faase: “Veel publicaties verschijnen (vanuit het brede begrip dat wij voorstaan) alleen maar digitaal. Het toegankelijk houden van de digitale collectie is dus geen bijzaak maar kern van ons werk en zeer noodzakelijk als we willen voorkomen dat we straks een zwart gat in ons collectieve geheugen hebben. Zie voor meer toelichting hoe we dit doen: digitale preservering.” 

Tot zover het verhaal van de kant van de KB.

Kritische geluiden

Nu is uw verslaggever zowel grootgebruiker van e-boeken en e-studies alsmede uitgever van gratis e-boeken en als zodanig groot voorstander van het digitaliseren van al het erfgoed. Opdat dit straks, als de dijken breken, in ieder geval in die vorm bewaard blijft.

Maar er zijn velen die daar genuanceerder over denken. Een van hen is onderzoeker en politicoloog Harold Makaske. Reporters Online vroeg hem naar zijn mening over digitaal archiveren:

Makaske: “Enige tijd geleden sloot de laatste gespecialiseerde dvd-shop in Amsterdam. In een artikel in één van de landelijke dagbladen over dit einde van een tijdperk las ik dat in de filmwereld archivarissen zich grote zorgen maken over het steeds minder beschikbaar komen van films op ‘fysieke’ beelddragers. Ondanks dat digitaal opslaan en een goede inventarisatie films vindbaar houden, bestaat de vrees dat een digitaal systeem veel films van minder bekende filmmakers uit beeld laat verdwijnen omdat zij uitsluitend bij gerichte zoekopdrachten ‘boven water’ komen. Een harde kopie kan links en rechts opduiken, een digitale kopie zal veel minder zichtbaar zijn. Dat gevoel en die zorg deel ik.

Er is een zekere analogie met het verschaalde geschiedenisonderwijs. Als je geen behoorlijke basiskennis meer hebt, kun je geen verbanden leggen, omdat je geen idee hebt wat je moet zoeken. Deze discussie speelt in het onderwijs waar steeds vaker wordt opgemerkt dat leerlingen vaak geen clou hebben over de context van artikelen die zij moeten analyseren bij een vak als Nederlands.”

Gevaren

RO: Maar wat betreft boeken?

Makaske: “Op dat vlak zijn nog een paar andere overwegingen. De pen wordt door machthebbers gezien als een gevaarlijk wapen. Het heden en verleden tonen aan dat politiek onwelgevallige boeken zonder schroom uit de maatschappij worden geweerd. Je hoeft niet terug te gaan naar de boekverbrandingen en kunstvernietiging door de nazi’s, maar kijk naar de VS, waar zelfs het Dagboek van Anne Frank tot een ‘ontaarde’ tekst is verklaard. Door uitsluitend digitaal te archiveren wordt het deze lieden wel heel gemakkelijk gemaakt om met een paar drukken op de knop hele delen van het maatschappelijk erfgoed te verwijderen.

Een ander gevaar is het maken van menselijke fouten bij het beheer. Een digitaal boek dat foutief wordt ingevoerd in het systeem zal praktisch onvindbaar zijn. Bij een gedrukt exemplaar staat het in ieder geval nog op de plank om gevonden te worden.

Zelf heb ik gemerkt dat aanwezige titels in een prachtige databank als delpher.nl soms niet opduiken bij de standaard zoekopdracht op titel of auteur. Een laatste argument is dat een e-boek (geldt in mindere mate voor een pdf) de ‘look and feel’ van een gedrukt boek ontberen. Veel boeken ontlenen hun waarde niet alleen aan de inhoudelijke tekst, maar ook aan de opmaak en het illustratiemateriaal. Dat is een onlosmakelijk onderdeel van ‘het boek’ en gaat verloren met het uitsluitend digitaal archiveren. Het mag duidelijk zijn dat ik geen voorstander ben van het uitsluitend digitaal archiveren door de Koninklijke Bibliotheek.”

Waarom geen digitale versie van boek?

RO: Nu heb je onlangs het alhier besproken boek Zwarte propanda. Een politieke documentaire over Anton Musserts Nederlandsche Nationaal-Socialistische Uitgeverij (NENASU) uitgebracht. Alleen op papier. Waarom? Een digitale versie leent zich toch veel beter voor nader onderzoek, qua zoek-efficiëntie?

Makaske: “Waarom ik bomen laat vellen voor mijn Zwarte propaganda? Daaraan liggen, behalve de hierboven genoemde argumenten tegen uitsluitend digitaal archiveren, voornamelijk twee argumenten ten grondslag. De eerste heb ik ook hierboven al genoemd, maar dan nu met een persoonlijke kant: de ‘look and feel’ van een fysiek boek. Ik ben van de oude stempel en heb een studeerkamer met stapels boeken. Er gaat voor mij niets boven het vasthouden en lezen van een gebonden boek of een in meerdere opzichte muffe brochure.

Daarom wilde ik ook per se dat Zwarte propaganda met harde band verscheen. De andere reden is niets meer dan platte ‘greed’. Om het boek te schrijven heb ik decennia geïnvesteerd in honderden boeken en brochures van foute uitgeverijen. Hoewel ik weet dat de uitgave van het boek slechts een verwaarloosbare fractie van de investering gaat opleveren, vind ik het niet nodig om mijn tijd, geld en kennis gratis weg te geven. Dat gebeurt namelijk als je het boek digitaal uitgeeft. In de huidige tijd weet je dat een digitale tekst in no-time over het internet vliegt en op de pc van lezers terechtkomt, die geen enkel mededogen hebben met het bloed, zweet en de tranen van een zwaar vermagerde in lompen gehulde auteur.

Onderzoek is afzien

Voor onderzoekers is mijn keuze vervelend, want een digitale tekst laat zich veel gemakkelijker gebruiken, maar onderzoek doen is afzien, dat heb ik als geen ander in de jaren negentig ondervonden. Met de huidige communicatiemiddelen is het overigens eenvoudig om met een auteur contact op te nemen. Mocht een geïnteresseerde vragen hebben, ben ik altijd beschikbaar om die snel te beantwoorden. Dat levert wellicht voor de vraagsteller ook meer informatie op dan uitsluitend het boek, want dat is ‘slechts’ een samenvatting van mijn onderzoek. Dit laat onverlet dat ik niet uitsluit dat over een aantal jaren alsnog een digitale versie zal verschijnen met daarin een groot aantal illustraties. Tot die tijd zal men het moeten doen met de gedrukte versie met daarin de link naar een aantal illustraties online.”

Tot slot

De collectie van de Koninklijke Bibliotheek bestaat momenteel uit zo’n 121 kilometer plankruimte aan boeken, tijdschriften en kranten. Dagelijks komt daar zo’n tien meter bij. Alleen al het archiveren en catalogiseren van elk werk kost veel geld (naar verluid 145 euro per titel) – naast het bewaren. En hoewel de gas- en steenkoolmijnen onder Groningen en Limburg leeg staan en zich voor vele honderden kilometers onder de Nederlandse bodem uitstrekken, zijn deze mijngangen niet bepaald geschikt voor het duurzaam bewaren van papieren geschriften. Dus mochten tóch alle titels ook als papieren editie bewaard moeten, dan zal dat ernstige gevolgen voor de Rijksbegroting hebben. 

Foto: Olaf Janssen, bijgeknipte foto van het op Wikipedia geplaatste origineel.
CC -BY-SA 2.0

 

Mijn gekozen waardering € -

Onderzoeksjournalist, dichter en samensteller van de Nederlandse Poëzie Encyclopedie.
Werkt aan een boek over het Hitler-de-kunstenaar en het nazivervalsingencircuit.