Terug naar Bois-Colombes
Het is rustig op het Place de la République, het centrale plein van Bois-Colombes. De kopergroene klokkentoren van het gemeentehuis warmt zich aan de ochtendzon, terwijl een moeder met haar kindje bij de vrolijk klaterende fontein neerstrijkt – het jongetje waggelt enthousiast af op een eend, die zich net zo waggelend uit de voeten maakt. De bonte bloemenperken zijn fraai en kleurig. Het lijkt alsof ze bezoekers met al hun pracht willen verleiden. ‘In december heb ik hier een lezing gehouden,’ vertelt Catherine Millet, wijzend naar het rijzige gebouw achter haar. ‘Ik was uitgenodigd om te komen praten over mijn boek. Het was heel druk, de zaal zat vol met aardige mensen. Het was voor het eerst in lange tijd dat ik weer voet zette in Bois-Colombes. De weg hiernaartoe reed ik jaren geleden voor het laatst toen mijn moeder nog leefde.’
Catherine Millet is kunstcritica, oprichter en hoofdredacteur van het toonaangevende kunsttijdschrift Art Press en essayiste. Buiten Frankrijk is ze vooral bekend als schrijfster over andere zaken dan kunst. In 2001 publiceerde Millet het autobiografische boek Het seksuele leven van Catherine M. Openhartig en nuchter beschreef ze haar ongebreidelde seksuele escapades, en alle manieren en posities waarin ze zich bevond met één of meerdere mannen tegelijk, op feesten, in het Bois de Boulogne, in clubs of kamertjes. Het boek sloeg in als een bom: nog nooit had een vrouw zo onomwonden geschreven over seksualiteit en wellust. ‘De reacties waren overweldigend en vooral heel positief,’ vertelt Millet. ‘Veel vrouwen voelden zich gesterkt. Het boek werd vertaald in vijfenveertig talen en er werden een paar miljoen exemplaren van verkocht. Ik reisde de hele wereld over en had de tijd van mijn leven.’
Vervolgens verscheen Jaloezie, over de verwoestende kracht van de jaloezie die haar gijzelde na de ontdekking dat haar echtgenoot Jacques Henric ook tamelijk promiscue was. En dit jaar verscheen Een droomjeugd, waarin Millet haar jongste jaren beschrijft, haar gezin van herkomst. De kracht van Millets proza is de ongekunstelde, nuchtere manier van beschrijven, observerend en zakelijk, zonder emotie, waardoor het nergens larmoyant wordt – geestig wel.
‘Kijk, daar ben ik geboren,’ wijst ze naar nummer 1 Rue Philippe de Metz, een hoog bruin-wit bakstenen gebouw in een rustige straat van deze Parijse voorstad. We zijn vanaf het bijzondere modernistische station over de Rue des Bourguignons, de scheidslijn tussen Bois-Colombes en Asnières, naar het huis gereden waar ze in 1948 ter wereld kwam. Een tweekamerappartement, waar ze woonde met haar moeder, vader, oma en later haar broertje. Catherine sliep naast oma, in een onderschuifbed in de woonkamer dat elke avond tevoorschijn werd getrokken. Vader was niet meer dezelfde sinds hij terugkwam uit de oorlog, een oorlog die zich thuis voortzette tussen hem en zijn vrouw – geestelijk, maar soms ook fysiek. Er werd gedronken, vreemdgegaan, geslagen. ‘O ja, er zijn zo veel politieagenten hier in de straat geweest…’ zegt Millet opgewekt, die zelf geregeld werd afgeranseld door haar broer.
Geen tijd om graag naar te willen terugkeren, zou je verwachten, dus waarom schreef ze er een boek over? Millet lacht. ‘Mijn uitgeefster vroeg erom,’ bekent ze. ‘In Jaloezie stond een hoofdstuk over mijn tienerjaren. Na de publicatie van die roman vroegen niet alleen mijn uitgeefster, maar ook vrienden me te schrijven over mijn vroege jeugd. Aangezien ik in Jaloezie al over mijn jeugd had geschreven, bestond er misschien toch ook een innerlijke noodzaak. Als mens kijk ik vooruit, als schrijver juist achterom: ik wil vertellen over een normaal leven in een bepaalde tijd, als onderdeel van de geschiedenis, ónze geschiedenis. Mijn jeugd was niet uitzonderlijk; er waren zo veel kinderen die klappen kregen thuis of in een gezin met psychisch geweld leefden. Wie zijn zij, hoe leefden ze, wat waren hun verlangens, van wie hielden ze? Ik wilde niet zozeer getuigenis afleggen voor mijzelf, als wel voor een hele generatie. Mijn persoonlijke doel is bevrijd te raken. Het leven kan behoorlijk zwaar zijn, en ik wil al dat gewicht niet continu meetorsen. Zodra iets op papier staat, ben ik ervan verlost en voel ik me lichter. Ook al is wat ik schrijf autobiografisch, als het boek voltooid is, is dat meisje Catherine iemand anders geworden dan ikzelf.’
We lopen langs haar lagere school met twee boogdeuren. Een stoet kleintjes marcheert net naar binnen. In haar roman herinnert ze zich de directrice als ‘een beminnelijke, waardige vrouw die haar gezag benadrukte met een prominente boezem die, net als bij mijn grootmoeder, mollig haar hooggesloten blouse vulde’, een silhouet dat je tegenwoordig niet meer zo vaak tegenkomt, voegt ze daar fijntjes aan toe. ‘Ik ging graag naar school. Toen ik aan dit boek begon, heb ik de directeur gebeld om te vragen of ik kon komen kijken. Alles was nog precies als toen, de gangen, de deuren, er was niets veranderd, alleen was alles zo klein!’
Door het schrijven herinnerde ze zich alles weer, was ze even weer dat meisje. ‘Maar als het eenmaal opgeschreven is, zijn mijn ware herinneringen vervangen door de beschrijvingen uit mijn boek, de vertaalslag die ik eraan gegeven heb. Begrijp je wat ik bedoel? Het is alsof er een scherm is komen te staan tussen mijn herinneringen en mijn ziel. Dat scherm is het boek.’
Met de familie Millet liep het niet goed af. Nadat Catherines broer op zijn eenentwintigste omkwam bij een verkeersongeluk, besloten haar ouders uit elkaar te gaan. Haar vader stierf later aan longkanker, haar moeder pleegde uiteindelijk zelfmoord. Bij haar begrafenis liep Catherine als enige naaste familie vooraan.
Toch heeft Millet de titel Een droomjeugd niet alleen ironisch bedoeld, vertelt ze als ze ons meeneemt naar de kerk en de oude spoorlijn. Door een nieuwe lijn is die in onbruik geraakt en overwoekerd met gras. Voor haar als klein meisje stonden deze rails symbool voor een ander leven, een andere toekomst. ‘Dit zijn plekken waar ik graag kwam. Ik kon er eindeloos wegdromen.’ Want dat was wat Catherine deed om aan de dagelijkse realiteit te ontsnappen. Ze nam haar toevlucht tot het geloof, maar vooral tot verhalen. ‘Fictie diende als een schuilplaats die ik altijd bij me had, zoals de schildpad zijn schild dat hem beschermt,’ schrijft ze in haar boek.
Door het schrijven van Een droomjeugd is Millet zich gaan realiseren dat haar jeugd voor haarzelf niet alleen ellendig is geweest. ‘Als kind leed ik onder het feit dat mijn ouders met elkaar vochten. Ik hield van hen allebei evenveel – en zij van mij –, en het was mijn diepe wens om ervoor te zorgen dat zij ook weer van elkáár gingen houden. Daar ben ik duidelijk niet in geslaagd. Maar die tijd heeft me ook heel bewust gemaakt van wat het leven behelst. En omdat ik me ongelukkig voelde, begon ik mijn vriendinnen grappige verhalen te vertellen over de dramatique in mijn leven. Het verzinnen van een ander leven was voor mij een ontsnapping. In zekere zin heeft mijn jeugd dus de basis gelegd voor mijn schrijverschap.’
Het werk van Catherine Millet verschijnt bij De Bezige Bij.