CDA-Kamerlid Henri Bontenbal: Cynisme over duurzame ambities bedrijfsleven mag tandje minder

Over de duurzame ambities van het bedrijfsleven wordt in de Haagse arena vaak schamper gedaan, constateert Tweede Kamerlid Henri Bontenbal van het CDA. "Men doet alsof die ondernemers in de ochtend uit bed stappen met het idee: ik ga de wereld vandaag weer een stukje verder kapotmaken". Hoe groter een bedrijf, hoe fouter – dat is de cynische regel van sommigen. Dat slaat echt nergens op."

Bij het uitdelen van de duurzaamheidspunten stond het CDA de afgelopen jaren niet vooraan in de rij. De Kieswijzer Duurzame Economie en een analyse van de programma’s van de Tweede Kamerverkiezingen in 2021 door MVO Nederland schilderen de christendemocraten af met een bleek, laten we zeggen allesbehalve groen gezicht.

Met de recent gepubliceerde klimaatvisie van CDA-Tweede Kamerlid Henri Bontenbal kon daar weleens verandering in komen. De christendemocraten lijken weer wat kleur op de wangen te krijgen. “Ik schreef de visie niet om de partij er weer bovenop te krijgen hoor”, waarschuwt hij alvast. “Dat zou wel een heel cynische inzet zijn.”

Nu u er toch over begint, heeft het CDA het christendemocratisch gedachtegoed de afgelopen jaren niet een beetje verkwanseld?
“Dat is een veel te groot woord. We zitten in zwaar weer, dat ga ik niet ontkennen. We hebben afgelopen jaren vaak het compromis verdedigd, zonder goed voor het voetlicht te brengen wat we er zelf van vonden. Ik denk dat de oplossing voor onze partij is: terugkeren naar de bron, recht doen aan waar we voor opgericht zijn. Er is geen betere ideologie dan de christendemocratische; we moeten trots zijn op ons verhaal en het weer op een geloofwaardige manier leren uitdragen, zoals de voorzitter van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, Richard van Zwol, in zijn recent verschenen rapport ook bepleit.
In mijn klimaatvisie pak ik schaamteloos het woord rentmeesterschap weer op. Het lijkt stoffig en suf, en we hebben het lang niet meer gebruikt. Maar we moeten het als een geuzennaam gaan dragen. Dat maakt ons onmisbaar in het politieke landschap, waarin het klimaatverhaal van rechts noch links overtuigend is.”

Naar aanleiding van het rapport van partijbons Van Zwol constateerde politiek duider Arjen Noorlander van de NOS een tikje sarcastisch: “Het CDA wil dus een groene, anti-polariserende volkspartij worden. In het midden. Waar ieder mens telt. Met bijvoorbeeld niet een heilig geloof in neoliberalisme. Dat staat inderdaad wel erg ver van PvdA en GroenLinks af…” Heeft hij een punt?
“Absoluut niet. Deze partijen hanteren een totaal andere visie op de samenleving. Bij ons vind je geen cynisme ten aanzien van bedrijven of mensen.”

Hoe bedoelt u?
“Als het bijvoorbeeld gaat om de rol van bedrijven in het klimaatvraagstuk, wordt er soms gedaan alsof die ondernemers ’s ochtends uit bed stappen met het idee ‘ik ga de wereld vandaag weer een stukje verder kapotmaken’. Hoe groter een bedrijf, hoe fouter – dat is de cynische regel van sommigen. Dat slaat echt nergens op. De grap is dat er bij die ondernemers vaak andersom veel irritatie is over de traagheid van de overheid en haar onbegrip van het bedrijfsleven. Dan hebben ze een duurzame innovatie op de ontwerptafel liggen, maar moeten ze weken tot maanden wachten op een besluit of een subsidieregeling. Veel parlementariërs snappen gewoon echt niet hoe het bedrijfsleven werkt.”

Bij veel ondernemers is er irritatie over de traagheid van de overheid en haar onbegrip van het bedrijfsleven

Bontenbal heeft er zelf wel enig zicht op, zegt hij. Hij werkte zelf in het bedrijfsleven, en in de korte tijd die hem als Kamerlid tot dusver gegeven werd, ging hij iedere maandag en vrijdag op werkbezoek. Over het Haagse wereldje mag hij dan wat somber zijn, van zijn bezoekjes kwam hij bijna altijd “bruisend van energie” weer naar buiten. Hij constateerde dat er “heel veel power, innovatiekracht en creativiteit” in die bedrijven zat. “Ik zag energiecoöperaties die ’s avonds aan de keukentafel bespraken hoe ze het dak van de naburige school met zonnepanelen konden volleggen. Ik zag een ondernemer die een extra hypotheek op z’n huis nam zodat hij z’n startup voor zonnepanelen met een lagere footprint kon opbouwen. En ik zag ook ‘de Shells van deze wereld’ duurzame plannen maken.”

Het klimaatcynisme spitst zich op die laatste soort bedrijven toe, onder andere omdat ze de consument bij de pomp het gevoel willen geven een deugdzaam mens te zijn als hij z’n tank met hun troep volgooit.
“Dat cynisme snap ik heel goed. Ik lees ook de jaarverslagen en zie waar de tientallen miljarden aan investeringen naartoe gaan. Maar neem Bernard Looney, de nieuwe ceo van BP, een miljardenbedrijf. Hij is bezig die hele organisatie ingrijpend om te turnen, onder andere door de winning van fossiele brandstoffen af te bouwen en de renewables met factor tien of twintig te vergroten. Dat vind ik hoopgevende berichten. Ik ben niet het type dat zegt: er is in de toekomst alleen plek voor mensen die het nu al perfect doen. Laten we ook ruimte bieden aan de bedrijven die de omslag nog moeten maken. Want we hebben ze allemaal nodig, de mkb’ers, de energiecoöperaties en de grote jongens.”

In hoeverre zijn de bedrijven of ondernemers die u bezoekt intrinsiek gemotiveerd voor de groene zaak?
“Dat was voor mij vaak de kernvraag bij bedrijfsbezoeken. Bij een raffinaderij van BP in Rotterdam waar ik onlangs was, heb ik gevraagd: wil jullie ceo het echt zelf, of doet-ie het voor z’n aandeelhouders? Dan blijkt dat die man echt enorm geëngageerd is. Je kunt mij naïef vinden dat ik zo’n verhaal geloof, maar ik maak heus wel een inschatting. Ik kom ook de snelle jongens met greenwashing-blabla tegen; dat filter ik wel. Maar ik wil ook geloven in de ambities van de Shells en BP’s.”

Ik kom ook de snelle jongens met greenwashing-blabla tegen; dat filter ik wel. Maar ik wil ook geloven in de ambities van de Shells en BP’s

In het politieke discours hebt u minder fiducie.
“Europa trekt een been bij; de ambitie staat nu op 55 procent minder CO2-uitstoot in 2030. Dat vind ik een goed teken, en ik ben ook een voorstander van Europees klimaatbeleid. Over het vermogen van de Nederlandse overheid om de transitie op een goede manier te kanaliseren en faciliteren ben ik pessimistisch. We zitten soms erg te kruidenieren en naar onze eigen navel te staren. We kijken vooral naar wat er gebeurt binnen onze eigen landsgrenzen. Daardoor doen we soms onverstandige dingen.”

Zoals?
“We wekken in Nederland minder stroom op, maar het tekort importeren we uit Duitsland. Daardoor moeten de kolen- of gascentrales in Duitsland harder draaien. Toch rekenen we het in Nederland als klimaatwinst, want binnen onze landsgrenzen stoten we minder CO2 uit. Sommige partijen lijken volgens analyses meer te doen dan het CDA, maar wie dit soort weglekeffecten doorrekent, waarbij de uitstoot niet vermindert maar gewoon over de grens verdwijnt, ontdekt dat het CDA het ook afgelopen jaren relatief goed heeft gedaan op het gebied van klimaat en het terugdringen van de uitstoot. Er zijn veel meer voorbeelden van dat staren op postzegel NL, wat een vertekend beeld geeft. Klimaatbeleid moet internationaal georiënteerd zijn.”

U schrijft niet alleen dat Europees klimaatbeleid effectiever is, maar ook eerlijker. Waarom?
“Je geeft sommige bedrijven een concurrentienadeel als je te veel afwijkt van wat andere Europese lidstaten doen. Stel dat je de kolencentrales in Europa wilt afbouwen, dan ligt het voor de hand dat je begint met de grootste, oudste, meest vervuilende. Als je zoiets per land gaat regelen, kom je er niet onderuit dat in sommige landen de nieuwere en minder vervuilende centrales per direct moeten worden opgedoekt. Dan krijg je situaties dat bedrijven in België de rotzooi mogen uitstoten die in Nederland verboden is. Dat is oneerlijk.”

Ambitieuzer dan een Europees klimaatbeleid is misschien een voortrekkersrol voor Nederland. Bent u daar voorstander van?
“Ieder land heeft een eigen historisch gegroeide economische structuur. Omdat wij aan zee liggen en dus altijd water ter beschikking hebben gehad om energiecentrales te koelen, is er relatief veel energie-intensieve industrie in ons land. Een land als Denemarken heeft daarentegen een sterke diensteneconomie. Je kunt die twee economieën niet met elkaar vergelijken. Het is daarom ook niet zinvol als landen afzonderlijk bedenken dat ze over de brede linie klimaatkoploper moeten zijn. Je kunt beter per land bekijken op welk gebied geëxcelleerd kan worden. Nederland is, samen met Noorwegen, ver met elektrisch rijden. Daar kunnen we ambitieus en voortvarend mee verder. Je moet Europa zien als een klas waar allemaal verschillende kinderen in zitten met onderscheiden talenten. Zoals mijn collega Esther de Lange in Europa altijd zegt: het gaat erom dat de hele klas overgaat.”

Er is veel polarisatie in het klimaatdebat, zei u in uw maidenspeech. U wilt het “zij aan zij” en “schouder aan schouder” aanpakken. Tegelijk erkent u dat de klimaataanpak niet politiek-neutraal is, maar ideologie-gedreven. Hoe kunnen de huidige politieke tegenstellingen worden overbrugd?
“Het gaat veel breder dan specifiek om het klimaatdebat om de manier waarop de discussie in de Tweede Kamer wordt gevoerd. We moeten nadenken over onze omgangsvormen, over hoe constructief we willen zijn. Er wordt veel gescoord met pittige uitspraken en bij elkaar geknipte filmpjes waarvan men half niet overziet wat ze teweegbrengen. Ik vind het een heel nare kant van de politiek.
Het gaat niet alleen over het ruwe taalgebruik – door Herman Finkers in zijn oudejaarsconference terecht ‘parlementair taalgebruik’ genoemd – maar ook over de vele leugens of halve waarheden die worden uitgekraamd. Bij talkshow OP1 zei Jesse Klaver een tijd geleden over het Nederlandse klimaatbeleid letterlijk: ‘Het kabinet heeft de afgelopen jaren niks gedaan.’ Dat is zó bezijden de waarheid. Ik kan je laten zien hoe er tientallen miljarden naar de subsidiëring van duurzame energie is gegaan, hoe er is geïnvesteerd in elektriciteitsnetten, elektrische auto’s, en ga maar door. Je kunt daarvan zeggen: ‘het was niet genoeg’. Maar als je het framet zoals Klaver dat deed, zet je cynisme in als politiek wapen. Het is een boemerang die op een dag in je eigen gezicht terugvliegt.”

Er wordt veel gescoord met pittige uitspraken en bij elkaar geknipte filmpjes waarvan men half niet overziet wat ze teweegbrengen. Ik vind het een heel nare kant van de politiek

NRC-journalist Tom-Jan Meeus schreef onlangs in een analyse die u op Twitter instemmend deelde iets vergelijkbaars. ‘In het Haagse wereldje vertellen mensen al jaren gelaten dat hun energie vooral gaat zitten in reacties op misstanden. Niet in het voorkomen ervan. (…) Ook wijzen deskundigen al decennia op het verband tussen de stikstof- en CO2-uitstoot en de veestapel: zelden volgde er actie.’
“Het beeld dat hij schetst is herkenbaar, maar ik trap niet in de valkuil van ‘er gebeurt niks’. Ik constateer dat de kortetermijnscoringsdrang hoog is. Als we twintig jaar geleden voortvarend met het klimaatvraagstuk aan de slag waren gegaan, hadden we nu geen haast hoeven maken. Maar daar heb je nu niks aan. Ik vraag mezelf af: wat staat ons nu te doen?”

Hoe hoopvol bent u over het overbruggen van de kloof?
“Er ligt voor politici de taak constructief samen te werken en zich niet te verlagen tot aandachtspolitiek. Daarbij zou het ook helpen als media over de hele breedte wat geïnteresseerder zouden zijn in genuanceerde verhalen. Vaak komt men niet verder dan de reflex ‘maar wat is de nieuwswaarde?’ – wil je er tussenkomen dan moet je dus heel pikante uitspraken doen of naakt op een piano gaan liggen. De dans tussen media en politiek is niet gezond. Elk Kamerlid dat ‘op de inhoud zit’ is weleens opgebeld door een actualiteitenprogramma om vervolgens weer afgebeld te worden met de mededeling ‘we zoeken toch een iets steviger opinie’. Ik vind dat zorgwekkend. Er is een markt voor slow politics, voor mensen die nadenken, stukken lezen en goeie voorstellen schrijven.”

U hebt kort aan de Haagse cultuur gesnoven. Is het u tegengevallen?
“Wat ik betreur is dat er nauwelijks gesprek is over politieke ideologie. De debatten zijn goeddeels technocratisch van aard. Vanmiddag is er een debat waarin we het gaan hebben over de SDE++, het gaat over schotten en bedragen. Maar de ideologische kant van het verhaal blijft buiten schot. Vragen als: Vinden we dat we het bedrijfsleven moeten subsidiëren? Wat is groene industriepolitiek? Hoeveel dwang willen we in het klimaatbeleid? Hoe willen we de kosten over de samenleving verdelen? Hoeveel regelzucht willen we inzetten en met welk type instrumentarium willen we werken? Ik heb geprobeerd die metadiscussie te voeren, maar ik heb gemerkt dat het allemaal snel doodslaat. Pas nog, in een debat met Joost Eerdmans van JA21, een partij van de klimaatscepsis, zocht ik common ground door te vertellen dat ik me tot delen van de conservatieve filosofie voel aangetrokken en dat mensen als Rodger Scruton en John Gray behartigenswaardige dingen hebben geschreven over groene filosofie, uitmondend in de vraag of hij niet bereid is vanuit dat perspectief aan het klimaatverhaal te werken. Maar er komt geen antwoord op zulke pogingen tot verbinding.”

We moeten uitkijken dat de Tweede Kamer niet een grote club ambtenaren wordt die op detailniveau aan beleid zitten te morrelen zonder te weten in welk groter ideologisch verband ze opereren

Is het ideologische verlegenheid of scoringsdrang die Kamerleden belet de diepte in te gaan?
“Ik denk het eerste; weinig politici zijn in staat echt verbinding met ideologie te maken. We moeten uitkijken dat de Tweede Kamer niet een grote club ambtenaren wordt die op detailniveau aan beleid zitten te morrelen zonder te weten in welk groter ideologisch verband ze opereren.”

Ook na de overstromingen afgelopen zomer in Limburg blijven partijen als FVD en PVV klimaatverandering ontkennen. Dat gaat toch nooit in de buurt van uw verhaal komen?
“Met deze partijen ben je inhoudelijk snel uitgepraat. Maar dan kun je alsnog heel pragmatisch bekijken hoe je met gedeelde standpunten samen iets kunt bereiken. Zij vinden het bijvoorbeeld verschrikkelijk om olie uit het Midden-Oosten te halen. Wij ook, zij het om andere redenen.”

De desintegratie van de biodiversiteit, klimaatrampen en de onrechtvaardige verdeling zijn een wake-up call in het licht van onze ongebreidelde hebzucht en consumptie, schreef Paus Franciscus destijds in zijn ‘milieuencycliek’ Laudato Si’. In hoeverre deelt u deze analyse?
“Persoonlijk ben ik erg geïnspireerd door het katholiek sociaal denken. Het gedachtegoed van het CDA, onze kernwaarden en noties, komen hier uiteindelijk ook vandaan. Franciscus schrijft dat we op ramkoers liggen met de planeet. De rapporten geven hem gelijk. De manier waarop wij onze economieën hebben ingericht, is een ramp voor onze planeet. Ik ben ervoor om de architectonische kritiek, zoals Kuyper dat destijds ongeveer bedoelde, weer van stal te halen. We moeten een grondige analyse maken van onze samenleving, van wat er op het ogenblik misgaat. Daar moeten kunstenaars, filosofen, religieuze denkers en politici met elkaar diepgravend over in gesprek.
De vervolgvraag is: wat moet de politiek doen? Want de politiek is niet almachtig. Tegelijk hoeft de overheid niet alleen maar volgend te zijn; leiderschap is, zeker in de klimaatdiscussie, vereist. Daartussenin beweeg ik mij. Ik wil mensen meenemen in een verhaal dat de samenleving kan dragen. Architect Floris Alkemade zei het in Zomergasten heel mooi: ‘Politiek moet een taal leren om het verlangen naar verandering te scheppen.’ Dat doen we te weinig. Er is cynisme en er zijn angstbeelden, maar het ontbreekt aan een narratief dat er plat gezegd voor zorgt dat we er met z’n allen zin in krijgen om die samenleving socialer en duurzamer vorm te geven.”

Wie is Henri Bontenbal?

Henri Bontenbal (1982) werkte als strateeg bij netbeheerder Stedin. Sinds 1 juni 2021 zit hij, met een korte onderbreking, in de Tweede Kamer. Namens het CDA houdt hij zich bezig met klimaat, energie en duurzaam vervoer. Op de valreep van zijn eerste ambtstermijn presenteerde hij een klimaatvisie, die zowel binnen als buiten de partij enthousiast werd onthaald. Bontenbal woont in Rotterdam, is getrouwd en heeft twee kinderen.

‘Overheid moet samenwerken met industrie’

In de klimaatvisie die Henri Bontenbal samen met het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA opstelde, pleit hij in de strijd tegen klimaatverandering voor nauwe samenwerking tussen overheid en industrie. Met grote bedrijven valt simpelweg de grootste winst te behalen, redeneert hij. Zo wil Bontenbal dat een nieuw kabinet met de twaalf grootste uitstoters om tafel gaat om bindende afspraken te maken. De overheid zou, in ruil voor minder industriële uitstoot, “proactief en risicodragend” moeten investeren in een waterstoftransportnetwerk en andere infrastructuur die bedrijven helpt bij verduurzaming.

Mijn gekozen waardering € -